Tusschen 'ja' en 'neen'(1929)–K. Schilder– Auteursrecht onbekend Inhoudsopgave Woord vooraf. Het satanische, spel of ernst? Hoofdstuk I. Spel? Hoofdstuk II. Ernst - géén spel! Openbaringsnamen voor satan Hoofdstuk I. ‘Satan’. Hoofdstuk II. ‘Duivel’. Hoofdstuk III. ‘Belial’. Hoofdstuk IV. ‘Beëlzebul’ en ‘Beëlzebub’. Hoofdstuk V. ‘Draak’. Hoofdstuk VI. ‘Oude slang.’ Hoofdstuk VII. ‘Overste de(ze)r wereld’. Hoofdstuk VIII. ‘Overste van de macht der lucht’. Hoofdstuk IX. Slot. Over den naieven christenmensch Hoofdstuk I. Van de ‘eenvoudigheid’ des geloofs, en haar ingewikkeldheid. Hoofdstuk II. Vier vraagpunten. Hoofdstuk III. ‘Gebed’ en naiviteit volgens de godsdienst-historische school. Hoofdstuk IV. Het paradijsverhaal in het debat gebracht. Hoofdstuk V. Mythologische motieven verwerkt in het debat. Hoofdstuk VI. Andere termen in het debat. Hoofdstuk VII. Ressentiment in de stichtelijke redenen over den naieven mensch. Hoofdstuk VIII. Buiten-christelijkheid van de stichtelijke redenen over den naieven mensch. Hoofdstuk IX. Wetenschappelijke onzekerheid in de stichtelijke redenen over den naieven mensch. Hoofdstuk X. De bijbel over het ‘argument’ van den ‘boom der kennis’. Hoofdstuk XI. De ‘primitieve’ mensch - en Adam. Hoofdstuk XII. Bewustzijn van zonde. - Geen ‘naaktheid’ meer. Hoofdstuk XIII. De wedergeboren mensch, geen ‘naieveling’. Hoofdstuk XIV. Losse uitspraken in de Schrift. Hoofdstuk XV. Het nieuwtestamentische begrip der ‘eenvoudigheid’. Hoofdstuk XVI. De menschelijke ziel van den ‘tweeden Adam’. Hoofdstuk XVII. Conclusies voor leer en leven. Over ware en valsche ‘mystiek’ Hoofdstuk I. Begrenzing van het onderwerp. Hoofdstuk II. De bijbel en de ‘mysticus’ over het woord ‘mystiek’. Hoofdstuk III. Voorloopige conclusie. Hoofdstuk IV. Uiteengaande wegen. Hoofdstuk V. Gods spreken buiten en binnen. Hoofdstuk VI. Gods werk en het onze. Hoofdstuk VII. Moment en tijd; werk of stukwerk. Hoofdstuk VIII. Gemeenschap en individu. Hoofdstuk IX. Verstand en gevoel. Hoofdstuk X. Woord en geest. Hoofdstuk XI. Principieel belang van het debat. Hoofdstuk XII. Practisch nut van het debat. Calvijn over de geloofsparadox Hoofdstuk I. Ter inleiding. Hoofdstuk II. Eigenaardigheid van enkelen of beginselkwestie voor allen? Hoofdstuk III. Op weg naar de formuleering van het eigenlijke geschil. Hoofdstuk IV. Waarde of waardeloosheid van het ‘Schriftbewijs’. Hoofdstuk V. Het ‘citaat’ uit Calvijn. Hoofdstuk VI. Calvijn - en de logische ‘absurditeit’. Hoofdstuk VII. Calvijn - over de ‘klaarblijkelijkheid’ der openbaring. Hoofdstuk VIII. Recapitulatie. Hoofdstuk IX. Eenvuldig en drievuldig. Hoofdstuk X. Ten besluite. Aanhangsel bij ‘Calvijn over de geloofsparadox’ ‘Alsof’ of ‘Nochtans’ Hoofdstuk I. Over de filosofie van het ‘alsof’. Hoofdstuk II. Aanraking met de theologie van het ‘nochtans’. Hoofdstuk III. Bezwaren. Hoofdstuk IV. Slot. ‘In de crisis?’ Hoofdstuk I. Eenigszins satirische inleiding. Hoofdstuk II. In de school van Karl Barth. Hoofdstuk III. De andere beschouwing over ‘De crisis’. Van twee zonen (Een gelijkenis) Hoofdstuk I. De eenheid der kinderen. Hoofdstuk II. Het schisma der mannen. Hoofdstuk III. Slot. Iets over prediker contra psychoanalyticus Hoofdstuk I. Zielzorger tegen zielzorger. Hoofdstuk II. Het offensief van den Freudiaan geopend. Hoofdstuk III. Voorzichtigheid geboden. Hoofdstuk IV. Enkele twistpunten. Hoofdstuk V. ‘Ja’ tegenover ‘neen’. Corrigenda.