Tusschen 'ja' en 'neen'
(1929)–K. Schilder– Auteursrecht onbekend
[pagina 258]
| |||||||
Hoofdstuk V. Het ‘citaat’ uit Calvijn.IN het voorgaande hoofdstuk hebben we eens voor een oogenblik ondersteld, dat Prof. Haitjema inderdaad goed gelezen had, toen hij Calvijn in zijn kommentaar op Galaten 2:20 hoorde zeggen, dat wat Paulus in die bekende plaats schrijft, paradox is. We zullen nu even nader daarop in dienen te gaan en Calvijn eens rustig naslaan. Helaas zal ons dan blijken, dat Prof. Haitjema, die zich wil legitimeeren als calvinist, met een citaat uit Calvijn, en dienovereenkomstig zijn opponenten wil teekenen met het suggestieve woord: neo-calvinisten, op dit punt Calvijn geheel en al verloochent.
* * *
Niet zonder verheffing van stem verklaart in het slot van zijn artikel Prof. Haitjema, dat hij, liever dan mijn argumentatie inzake zijn Schrift-gebruik te aanvaarden, ‘naar Calvijn grijpt’. Prof. Haitjema heeft dus naar Calvijn gegrepen. Hij heeft het citaat niet van een ander, b.v. van Peter Brunner, maar heeft Calvijn zelf opgeslagen. Goed. En Prof. Haitjema heeft bij Calvijn - uitlegging op Galaten 2:20 - dit gelezen: ‘Het is een paradox, huiveringwekkend voor de rede, dat ge, waar ge toch oogenschijnlijk leeft zooals alle menschen, toch ontkent, dat het uw eigen leven is...’ Het is jammer, dat niet alleen Prof. Haitjema de foutieve vertaling van het latijn van Calvijn heeft gegeven, waarop ik reeds | |||||||
[pagina 259]
| |||||||
in het voorbijgaan wees, maar dat hij ook nog op een andere manier het latijn van Calvijns tekst onzuiver weergeeft.Ga naar voetnoot1) Maar nog meer valt te betreuren, dat de hoogleeraar het misverstand, dat bij Peter Brunner met betrekking tot dezen zin van Calvijn blijkt te bestaan, ook bij zichzelf aanwezig toont, hetzij dan ‘voor het eerst’ (als hij Calvijn zelf ter hand nam) ‘of bij vernieuwing’ (als hij Brunner op zijn woord geloofd heeft). Immers, P. Brunner en Prof. Haitjema doen beide hun best, om te bewijzen, dat Calvijn hier een paradox stelt, terwijl de nuchtere waarheid is, dat hij er juist een wegredeneert. Want als men maar goed leest, wat Calvijn zegt - zieGa naar voetnoot2) hierachter het citaat - dan blijkt, dat Calvijn niet zegt: ik zie een paradox; maar hij redeneert als volgt:
Gaat het nu aan, dat men zich op Calvijn beroept, om hem de paradox in de schoenen te schuiven, die hij juist wegwerkt? Als men naast den latijnschen zin uit Calvijns kommentaar op Galaten nu eens den tekst van zijn fransche preek over denzelfden tekst gelegd had, zou te eerder gebleken zijn, dat niet Calvijn, maar een denkbeeldige bezwaarde tegen Paulus' uitspraak het verwijt, (de tegenwerping) van paradoxaliteit had gericht. Zoodra Calvijn | |||||||
[pagina 260]
| |||||||
die paradox kan wegredeneeren, heeft hij Paulus' woord en zijn exegese daarvan gehandhaafd. Een exegese, die op paradoxen rust, begeert hij juist niet.Ga naar voetnoot1) In Galaten 2:20 zegt Calvijn dus niet (op de manier van Prof. Haitjema): dat de waarheid, die het geloof grijpt, strijdt tegen logische denkwetten, maar dat ze ontgaat aan de waarneming (sensus, niet ratio). Dat is toch wel heel wat anders. |
|