De lof der zotheid(1952)–Desiderius Erasmus– Auteursrecht onbekend Inhoudsopgave Toelichting Voorrede Erasmus van Rotterdam groet zijn vriend Thomas Morus. De zotheid spreekt Hoofdstuk I Alleen door haar aanblik heeft de Zotheid de zorgen van haar toehoorders verjaagd. Hoofdstuk II Onderwerp der voordracht. Hoofdstuk III Waarom de Zotheid zichzelf prijst. Hoofdstuk IV Waarom zij voor de vuist spreekt. Hoofdstuk V De Zotheid verraadt zichzelf terstond. Hoofdstuk VI Navolging der redekunstenaars. Hoofdstuk VII Afkomst der Zotheid. Hoofdstuk VIII Haar geboorteplaats en voedsters. Hoofdstuk IX Haar gevolg. Hoofdstuk X De Zotheid de bron van alle leven en levensgenot. Hoofdstuk XI Vervolg. Hoofdstuk XII Vervolg. Hoofdstuk XIII Kindsheid en ouderdom zijn met de Zotheid ten nauwste verwant. Hoofdstuk XIV De Zotheid verlengt de jeugd en weert den ouderdom. Hoofdstuk XV De Zotheid vooral maakt de Goden aantrekkelijk. Hoofdstuk XVI Overal wordt de kruiderij der Zotheid gevonden. Hoofdstuk XVII Door haar toedoen behagen de vrouwen aan de mannen. Hoofdstuk XVIII Het drinken wordt door de Zotheid het best gekruid. Hoofdstuk XIX Zij knoopt vriendschapsbanden. Hoofdstuk XX Door haar komen huwelijken tot stand. Hoofdstuk XXI Elke gemeenschap onder de menschen is aan haar te danken. Hoofdstuk XXII De rol, die de Zelfzucht speelt in dienst van haar zuster de Zotheid. Hoofdstuk XXIII De Zotheid is de oorzaak van hetgeen in den oorlog gebeurt. Hoofdstuk XXIV Nadeelen der wijsheid. Hoofdstuk XXV Vervolg. Hoofdstuk XXVI Wat nietigheden op het volk vermogen. Hoofdstuk XXVII Het menschelijk leven een speling der Zotheid. Hoofdstuk XXVIII Kunsten en wetenschappen vinden hun oorsprong in ijdele roemzucht. Hoofdstuk XXIX De Zotheid maakt aanspraak op den lof van verstand. Hoofdstuk XXX De Zotheid leidt tot wijsheid. Hoofdstuk XXXI Zij maakt het leven dragelijk. Hoofdstuk XXXII Van de wetenschappen, die in het algemeen tot verderf van het menschdom zijn uitgevonden, bezitten zij, die het nauwst met de Zotheid verband houden, de meeste waarde. Hoofdstuk XXXIII Vervolg. Hoofdstuk XXXIV De dieren, die van al wat kunst is, verschoond blijven, zijn het gelukkigst. Hoofdstuk XXXV Dwazen, zotten, domkoppen en narren zijn veel gelukkiger dan wijzen. Hoofdstuk XXXVI Vervolg. Hoofdstuk XXXVII Vervolg. Hoofdstuk XXXVIII Waanzin is begeerenswaard. Hoofdstuk XXXIX Aan een dergelijke krankzinnigheid lijden mannen, die hun vrouw vergoden, jagers, bouwlustigen en dobbelaars. Hoofdstuk XL Bijgeloovigen. Hoofdstuk XLI Vervolg. Hoofdstuk XLII Dwazen, die zich op hun adellijken titel laten voorstaan. Hoofdstuk XLIII Ieder mensch, volk of stad is de eigenliefde ingeplant. Hoofdstuk XLIV De voordeelen, die de Eigenliefde en haar zuster, de Pluimstrijkerij, verschaffen. Hoofdstuk XLV Het geluk hangt af van de meening der menschen. Hoofdstuk XLVI De Zotheid schenkt aan alle menschen haar zegeningen. Hoofdstuk XLVII Haar goedaardigheid. Hoofdstuk XLVIII Verschillende soorten en vormen der Zotheid. Hoofdstuk XLIX Taalmeesters. Hoofdstuk L Dichters. Hoofdstuk LI Rechtsgeleerden. Hoofdstuk LII Wijsgeeren. Hoofdstuk LIII Godgeleerden. Hoofdstuk LIV Religieuzen en monniken. Hoofdstuk LV Vorsten. Hoofdstuk LVI Hovelingen. Hoofdstuk LVII Bisschoppen. Hoofdstuk LVIII Kardinalen. Hoofdstuk LIX Pausen. Hoofdstuk LX De bisschoppen der Duitschers Hoofdstuk LXI De Fortuin begunstigt de dwazen. Hoofdstuk LXII Getuigenissen der ouden. Hoofdstuk LXIII Getuigenissen uit de Heilige Schrift. Hoofdstuk LXIV Verkeerde uitleggers van de woorden der Heilige Schrift. Hoofdstuk LXV Vervolg. Hoofdstuk LXVI De Christelijke godsdienst vertoont een zekere verwantschap met de Zotheid. Hoofdstuk LXVII De hoogste zaligheid voor de menschen is een soort van waanzin. Hoofdstuk LXVIII Besluit.