De lof der zotheid
(1952)–Desiderius Erasmus– Auteursrecht onbekendHoofdstuk XX
| |
[pagina 44]
| |
blijven bestaan, als niet het meeste van 't geen de vrouwen uitvoeren, deels door de onoplettendheid, deels door de domheid van den man verborgen bleef! Zeker schrijft men dit terecht op rekening van de zotheid, maar aan haar toedoen heeft men het inmiddels te danken, dat de vrouw den man behaagt en de man aan de vrouw, dat er rust in huis heerscht en dat de innige verhouding bewaard blijft. Men lacht hem uit, men noemt hem een koekoekGa naar eindnoot86), een hoorndrager en wat niet al, terwijl hij met zijn lippen de wangen der overspeelster droog kust. Maar hoeveel gelukkiger is het zoo te dwalen, dan uit ijverzucht alles nauwkeurig na te gaan en hierdoor zoowel zichzelf ongelukkig te maken als de geheele wereld met schandalen te vervullen! |
|