De lof der zotheid
(1952)–Desiderius Erasmus– Auteursrecht onbekend
[pagina 82]
| |
heiligen, dat niet met de zotheid samenhangt? Kom, zeg eens, hebt gij onder zooveel wijgeschenken, waarmee ge de wanden en zelfs de gewelven van sommige kerken bedekt ziet, ooit een van iemand gevonden, die van de zotheid bevrijd was of ook maar een zier wijzer was geworden? De een heeft door zwemmen het lijf gered. Een tweede bracht er het leven af, niettegenstaande hij een gevaarlijke wond van den vijand had ontvangen. Een derde ging op het slagveld, waar zijn makkers streden, dapper op den loop en had het geluk te ontkomen. Een vierde, die aan de galg hing, kwam er af door den een of anderen den dieven gunstigen heilige, om zoo eenige door hun schatten al te bezwaarde lieden nog verder te kunnen ontlasten. Een vijfde wist de deuren van zijn gevangenis open te breken en zich uit de voeten te maken. Een zesde herstelde van de koorts tot grooten spijt van zijn arts. Een zevende nam vergif in, maar dit bezorgde hem een ruime ontlasting, zoodat het hem in plaats van den dood genezing bracht, alles behalve tot genoegen van zijn vrouwGa naar eindnoot179), daar ze nu moeite en kosten voor niets had besteed. Een achtste, wiens wagen omviel, bracht toch zijn paarden ongedeerd naar huis. Een negende werd levend onder de puinhoopen van een ingestort huis weggehaald. Een tiende slaagde er in den echtgenoot te ontkomen, die hem bij zijn vrouw betrapte. Maar nergens vindt men een dankbetuiging voor het verdrijven van zotheid. Zoo zoet is het volslagen gemis van wijsheid, dat de menschen bidden van alles eerder bevrijd te worden dan van de zotheid. Maar wat waag ik mij in dezen Oceaan van bijgeloovigheden?
Neen, bezat ik honderd tongen, honderd monden,
Stem van ijzer, 't was m' onmooglijk vormen, namen
Op te noemen van botte zotternijeGa naar eindnoot180).
In die mate krioelt het geheele leven aller Christenen | |
[pagina 83]
| |
van dergelijke dolheden, die echter de priesters zonder eenig bezwaar niet alleen toelaten, maar zelfs bevorderen, omdat zij zeer goed weten, welke voordeeltjes daaruit bij voortduring voor hen te winnen zijn. Indien nu te midden van dit alles de een of andere hatelijke wijze opstaat en deze waarheden verkondigt: Als ge goed geleefd hebt, zult ge geen slechten dood hebben; ge koopt u vrij van uw zonden, als ge bij uw penningsken voegt den afkeer van misdaden, voorts tranen, nachtwaken, gebeden, vasten en tevens een geheelen ommekeer in uw levenswijze; dán zal deze heilige u gunstig zijn, als gij zijn levenswijze tracht na te volgen - als, zeg ik, die wijze deze en dergelijke woorden hun toeroept dan kunt ge begrijpen, welk een stoornis hij eensklaps weer brengt in de gemoederen van menschen, die nog pas zoo gelukkig waren. Tot deze bent behooren zij, die bij hun leven zulke nauwkeurige bepalingen maken omtrent hun lijkstaatsie, dat zij zelfs in alle bizonderheden voorschrijven, hoeveel fakkels, hoeveel lijkbidders, hoeveel zangers, hoeveel rouwkomedianten zij daarbij willen hebben, alsof zij zelf iets van die voorstelling zouden merken of de dooden zich schamen als het lijk niet met praal onder den grond werd gestopt, en dat alles met een toewijding, als waren zij pas gekozen aedilenGa naar eindnoot181) en beijverden zij zich om spelen of een gastmaal te geven. |
|