Hoofdstuk X
De Zotheid de bron van alle leven en levensgenot.
Mijn afkomst, mijn opvoeding en mijn gevolg kent ge nu: luistert verder, opdat niemand uwer meene, dat ik mij ten onrechte den naam van Godin aanmatig, met gespitste ooren naar de voordeelen, die zoowel Goden als menschen aan mij te danken hebben, en hoever mijn goddelijke macht zich uitstrekt. Als immers de opmerking van een zeker schrijver lang niet dom is, dat dit eerst waarlijk god-zijn mag heeten menschen te helpen, en als zij eerst terecht in der Goden raad zijn opgenomen, die de stervelingen met wijn of koorn of eenige andere dergelijke nuttige zaak bekend hebben gemaakt, waarom zou men mij dan niet terecht den eersten onder alle Goden noemen en achten, mij, die alleen allen alles met ruime hand uitdeel?