Hoofdstuk XXVI
Wat nietigheden op het volk vermogen.
Maar om tot mijn onderwerp terug te keeren, welke kracht heeft wel die uit steen en hard hout geborenGa naar eindnoot111) en ruwe menschen tot een samenleven als burgers bijeengebracht behalve de vleierij? Niets anders heeft men immers te verstaan onder de cither van Amphion en OrpheusGa naar eindnoot112). Wat heeft de Romeinsche Plebejers, die reeds de vijandigste plannen koesterden, bewogen, om weer met hun medeburgers in vrede te gaan leven? Was het een wijsgeerige reden? Volstrekt niet. Veeleer een belachelijk en kinderachtig verzinsel over de maag en de overige lichaamsdeelenGa naar eindnoot113). Van hetzelfde gehalte was een gelijksoortige fabel van Themistocles over den vos en den egelGa naar eindnoot114). Welke rede, door een wijze gehouden, zou denzelfden invloed hebben gehad als het verdichtsel van Sertorius omtrent zijn
| |
hindeGa naar eindnoot115), als het belachelijk verzinsel van den bekenden Lacedaemoniër over twee hondenGa naar eindnoot116) en dat omtrent het uitrukken van haren uit een paardestaartGa naar eindnoot117).
Laat ik maar niets zeggen van MinosGa naar eindnoot118) en over NumaGa naar eindnoot119) die beiden door hun fabelachtige uitvindsels de dwaze menigte regeerden. Door dergelijke beuzelarijen laat zich het volk, dat reusachtige en machtige monster, leidenGa naar eindnoot120).
|
-
eindnoot111)
- Dit fabeltje wordt bij sommige oude dichters gevonden.
-
eindnoot112)
- Dezen konden door hun citherspel zelfs wilde dieren, boomen en steenen in beweging brengen.
-
eindnoot113)
- In 494 v. Chr. weigerden de uitgewekenen Plebejers naar Rome terug te keeren. Zij zouden eerst van hun besluit zijn afgebracht door de parabel van Menenius Agrippa, dat, toen eens de ledematen het werk hadden gestaakt om niet altijd voor de niets uitvoerende maag te arbeiden, het hééle lichaam daarvan de nadeelen had ondervonden.
-
eindnoot114)
- Themistocles, beroemd Atheensch staatsman, 526-461 v. Chr., zon het volk, dat zich niet langer door zijn leiders wilde laten uitzuigen, door het volgende verhaaltje gepaaid hebben: Een vos, die, in de modder vastzittend, door hondenluizen werd geplaagd, verzocht een egel, die ze wilde wegjagen, dit niet te doen: ‘Immers,’ zoo zeide hij, ‘voor dezen, die nu verzadigd zijn, zullen uitgehongerde in de plaats komen.’
-
eindnoot115)
- Sertorius, een Romeinsch veldheer, ± 80 v. Chr., maakte zijn soldaten wijs, dat een hinde, door een godheid gezonden, hem geregeld van alles op de hoogte hield.
-
eindnoot116)
- Lycurgus, de wetgever van Sparta of Lacedaemon, ± 800 v. Chr., bewees zijn landgenooten het nut van een goede opvoeding als volgt: Twee honden uit hetzelfde nest bracht hij bij een haas en een schotel met eten. De goed gedrilde vloog op de haas af, de ander op het eten.
-
eindnoot117)
- Sertorius heeft eens op de wijze, als hiernevens is afgebeeld, het bewijs trachten te leveren, dat kalm beleid meer vermag dan ruwe kracht.
-
eindnoot118)
- Een mythisch koning van Creta; om de negen jaar begaf hij zich in een grot, waar, naar het heette, de oppergod Zeus zelf hem wijzen raad af.
-
eindnoot119)
- Iets dergelijks wordt van Numa, den tweeden koning van Rome, verteld. Zijn raadgeefster was de nymf Egeria.
-
eindnoot120)
- Horatius noemt het volk een veelhoofdig monster. Holbein heeft het bovendien op een bol, drijvende in het water, geplaatst om de onbestendigheid aan te duiden.
|