van pas is, spreken, tenzij ge soms mocht van oordeel zijn, dat dit volstrekt niet op vrouwen slaat.
Ik zie, dat ge nog een slotrede verwacht, maar gij zijt al heel dwaas als gij tenminste meent, dat ik mij nu nog herinner wat ik gezegd heb, na zulk een stortvloed van woorden. Het oude spreekwoord luidt: Ik haat hem, die het onder den beker gesprokene niet vergeet, het nieuwe: Ik haat een hoorder met een goed geheugen. Daarom dan: Vaartwel, juicht mij toe, leeft en drinkt, roemruchtige priesters in het heiligdom der Zotheid.
EINDE