doorgaan. Slechts in dit ééne opzicht zijn zij hoogst bescheiden, dat zij zich tevreden stellen goud, paarlen,
purper en de overige teekenen van deugd en wijsheid te pronk te dragen, maar de beoefening dier eigenschappen zelf gaarne in haar geheel aan anderen overlaten. Zij verbeelden zich hierom volop gelukkig te zijn, omdat zij den koning ‘Heer’ mogen noemen, omdat zij met drie woordenGa naar eindnoot320) hebben leeren groeten, omdat zij hoofsche titels telkens weten te pas te brengen; ‘zijn Doorluchtigheid, zijn Hoogheid’ en ‘zijn Majesteit’, omdat zij alle schaamtegevoel volkomen hebben afgelegd en aardig weten te vleien. Want dat zijn de eigenschappen, die een waar edelman en hoveling behoort te bezitten. Maar als gij hun levenswijze meer van nabij bekijkt, dan zult ge ongetwijfeld vinden, dat zij, evenals de Phaeaciërs en de vrijers van Penelope, een lui en lekker leventje leiden; het overige van het liedje kent ge wel, zoodat de Echo het U beter zal verhalen dan ikGa naar eindnoot321). Men slaapt tot den middag; dan staat er een huiskapelaan bij hun bed om, terwijl men nog haast op bed ligt, vlug een mis te lezen. Dan spoedig iets gebruiken en men heeft dit nauwelijks op, of het tweede ontbijt wacht. Daarna houdt men zich bezig met dobbelen, schaakspel, loterij, hansworsten, narren, lichtekooien, aardigheden, onwelvoegelijkheden. Intusschen neemt men weer de een of andere versnapering. Dan is de beurt weer aan het middagmaal, waarop drinkgelagen volgen, die zich waarachtig niet tot één bepalen. En zoo
gaan, zonder dat het leventje ooit verveelt, uren, dagen, maanden, jaren en