De lof der zotheid
(1952)–Desiderius Erasmus– Auteursrecht onbekend
[pagina 89]
| |
dwalen. 't Is toch al te onzinnig te meenen, dat 's menschen geluk gelegen is in de dingen zelf. Het hangt af van de meeningen daaromtrent. Immers de menschelijke zaken zijn zoo duister en afwisselend, dat men niets helder en klaar kan weten, zooals terecht beweerd is door mijn AcademistenGa naar eindnoot192), die zich van alle wijsgeeren nog het minst op hun kennis laten voorstaan. Zoo men al iets kan weten, dan lijdt daaronder zelfs maar al te dikwijls het levensgenot. Eindelijk is de menschelijke geest zoo gevormd, dat de schijn veel meer vat op hem heeft dan de waarheid. Mocht iemand een duidelijke en voor de hand liggende proef daarvan willen nemen, laat hij dan in de kerken den dienst gaan bijwonen. Dan zal hij, als de preek over een ernstig onderwerp handelt, allen zien dutten, gapen en misselijk worden van verveling. Maar als die schreeuwer - ik vergiste me daar, spreker wilde ik zeggen -, zooals zij dat dikwijls doen, het een of ander oudewijvenverhaaltje begint, dan worden allen wakker, richten zich op en luisteren met open mond. Zoo gaat het ook met een heilige, over wiens leven veel sprookjes en gedichten bestaan (wilt ge hiervan een voorbeeld, denk dan aan St. Joris of St. Christophorus of St. BarbaraGa naar eindnoot193)). Ge zult vinden, dat men hem veel meer eerbied bewijst dan Petrus of Paulus of ook Christus zelf. Maar dit onderwerp behoort hier niet thuis. Hoeveel minder kost verder deze vermeerdering van het geluk! De zaken zelf moet men zich immers vaak met groote moeite eigen maken, zelfs de onbeduidendste, zooals de spraakkunst, maar een meening kan men zeer gemakkelijk opvatten, die echter van evenveel of van nog meer nut is voor het geluk. Denk eens na: als iemand zoutevisch eet, zoo bedorven, dat een ander den stank niet kan uitstaan, maar het hem smaakt als godenspijs, eilieve, wat doet het dan af tot zijn genot? Omgekeerd, als een steur iemand misselijk maakt, wat zal die | |
[pagina 90]
| |
dan tot zijn levensgeluk bijdragen? Als iemand een bij uitstek leelijke vrouw heeft, die echter volgens het oordeel van haar man, wel met Venus zelf kan wedijveren, zou dat niet even goed zijn, alsof zij inderdaad schoon was? Als iemand een houten bord, leelijk met rood en geel besmeerd,
| |
[pagina 91]
| |
had mogen blijven droomen, was er volstrekt voor hem geen reden geweest om een ander geluk te wenschen. Er bestaat dus òf geen verschil òf, zoo er eenig verschil bestaat, verdient de toestand der zotten zelfs de voorkeur, vooreerst omdat hun geluk hun zeer weinig kost, niet meer dan een weinigje overtuiging, en verder, omdat zij het genot daarvan met zeer velen deelen. |
|