De lof der zotheid
(1952)–Desiderius Erasmus– Auteursrecht onbekendHoofdstuk XVIII
| |
[pagina 41]
| |
koning door het lot te kiezen, te dobbelen, toosten in te stellen, uit een rondgaanden beker om 't hardst te drinken, bij een mirtentakGa naar eindnoot79) te zingen, te dansen, te gesticuleeren, zij zijn toch zeker niet door de zeven wijzen van Griekenland, maar door ons tot heil van het menschelijk geslacht uitgevonden. En het ligt toch in den aard van al dergelijke dingen, dat zij, hoe meer dwaasheid zij bevatten, des te nuttiger zijn voor het menschelijk leven, dat, als het treurig is, mijns inziens zelfs geen leven mag heeten. En het moet wel droevig worden, zoo men niet de onafscheidelijke levenszatheid met dergelijke vermaken weet te verdrijven. |
|