De lof der zotheid
(1952)–Desiderius Erasmus– Auteursrecht onbekend
[pagina 48]
| |
Hoofdstuk XXIV
| |
[pagina 49]
| |
Romeinsche welsprekendheid, placht altijd met een ongegronde vreesachtigheid als een hakkelende jongen te beginnen en dit verklaart FabiusGa naar eindnoot101) voor een bewijs, dat hij een verstandig pleiter was, die zijn verantwoordelijkheid begreep. Erkent hij echter door dit beweren niet openlijk, dat de wijsheid een hinderpaal is voor de goede behandeling eener zaak? Wat zullen zulke luidjes aanvangen, als de beslissing aan het zwaard is, zij, die nu reeds van vrees buiten zichzelf geraken, als er enkel met woorden te strijden valt? En na dit alles heeft men, God betere 't, nog den mond vol van Plato's beroemd gezegde, dat de staten gelukkig zullen zijn, als óf de philosophen heerschers óf de heerschers philosophen zijn. Integendeel, wanneer gij de geschiedenis raadpleegt, komt ge zeker tot het besluit, dat geen vorsten verderfelijker voor den staat geweest zijn dan de een of ander philosophaster (onbeduidend wijsgeertje) of letterminnaar, zoo in hun handen soms de hoogste macht geraakt is. Een voldoende bewijs hiervoor leveren, naar ik meen, de twee Cato'sGa naar eindnoot102), van wie de een door zijn dolzinnige aanbrengerijen de rust in den staat verstoorde en de ander de vrijheid van het Romeinsche volk, die hij in zijn al te groote wijsheid trachtte staande te houden, geheel omverwierp. Voeg hierbij mannen als Brutus, CassiusGa naar eindnoot103), de GracchenGa naar eindnoot104) en vergeet Cicero zelf niet, die niet minder verderfelijk voor den Romeinschen staat was dan DemostenesGa naar eindnoot105) voor dien der Atheners. Verder Marcus Antoninus, ook al geven wij toe, dat hij een goed keizer geweest is, - déze erkentenis zou ik u kunnen afdwingen - was toch juist daarom onverdragelijk en gehaat bij zijn medeburgers, omdat hij zulk een wijsgeer was. Maar ook al geven wij toe, dat hij goed geweest is, dan was hij toch in allen gevalle meer verderflijk voor den staat door het nalaten van een zoon als Commodus, dan hij hem door zijn bestuur van nut was geweestGa naar eindnoot106). Immers dit | |
[pagina 50]
| |
soort van menschen, die zich aan de wijsbegeerte wijden, pleegt, behalve in alle andere opzichten, bovenal in het
|
|