het opperkleed, dat met zijn ruime plooien zoo wijd golft, dat het zelfs het geheele muildier van den Hoogeerwaardigen heer omvat, hoewel het alleen groot genoeg is om zelfs een kameel te bedekken? Beteekent het niet de liefde, die zich zoo wijd mogelijk uitstrekt om allen te hulp te komen, d.i. om te leeren, aan te sporen, te troosten, te berispen, te vermanen, oorlogen bij te leggen, goddelooze vorsten te weerstaan en niet alleen zijn schatten, maar zelfs zijn bloed gaarne ten behoeve van de christelijke kudde ten beste te geven? En waartoe dienen hun ook schatten, daar zij plaatsvervangers zijn van de arme apostelen? Als zij dit alles overwogen, zeg ik, zouden zij dat ambt niet begeeren, ja zelfs gaarne daarvan afstand doen of in allen gevalle een zeer moeilijk en kommervol leven leiden, zooals die oude apostelen gedaan hebben.