De lof der zotheid
(1952)–Desiderius Erasmus– Auteursrecht onbekend
[pagina 58]
| |
achtiger waarheid bestaat? Het is echter misschien beter, bij een zaak van zooveel gewicht de Muzen van den HeliconGa naar eindnoot128) te laten komen, die de dichters meermalen om louter beuzelingen plegen aan te roepen. Staat mij daarom een poosje ter zijde, Dochters van Jupiter, bij het leveren van het bewijs, dat ook tot die uitnemende wijsheid en den door hen zelfGa naar eindnoot129) zoo genoemden burg van geluk voor niemand de toegang openstaat dan onder geleide van de Zotheid. Om al aanstonds iets te noemen, is men 't hierover eens, dat alle hartstochten een deel uitmaken van de Zotheid. Dit is immers het kenmerkend onderscheid tusschen een wijze en een zot, dat den laatsten de hartstocht, den eersten de rede beheerscht, en daarom houden de Stoïcijnen alle zielsberoeringen, alsof het ziekten waren, ver van den wijze. Maar die hartstochten spelen niet alleen de rol van deskundige leidslieden van hen, die zich haasten naar de haven der wijsheid, maar zij plegen ook overal, waar de deugd handelend optreedt, als een soort van sporen en prikkels tegenwoordig te zijn, alsof zij geroepen waren om tot deugdzaam handelen aan te sporen. Wel verzet zich hiertegen met alle macht de aarts-stoïcijn SenecaGa naar eindnoot130), die den wijze allen hartstocht ontzegt, maar door dit te doen laat hij zelfs geen mensch meer over en schept veeleer een nieuwen God, die evenmin ergens ooit bestaan heeft als bestaan zal, of neen, laat ik het duidelijker zoo zeggen, hij maakt van een mensch een marmeren beeld, bot en volkomen vreemd aan alle menschelijk gevoel. ZijGa naar eindnoot131) mogen daarom, zoo 't hun lust, zelf hun wijze genieten en voor hem een liefde koesteren, die niemand hun misgunt, en met hem of in Plato's Staat of, zoo zij 't liever willen, in het rijk der ideeënGa naar eindnoot132) of in Tantalus' gaardeGa naar eindnoot133) wonen. Want wie zou zulk een man niet als een monster of een spook ontvluchten en verafschuwen, die doof is voor alle natuurlijke aandoeningen, die geen harts- | |
[pagina 59]
| |
tochten kent en zich noch door liefde, noch door medelijden meer laat roeren: Dan de harde rots of 't starre Parisch marmerGa naar eindnoot134), wien niets ontgaat, die nooit dwaalt, maar als een tweede LynceusGa naar eindnoot135) alles zonder onderscheid doorziet, elke zaak op een goudschaal weegt en niets vergeeft, die alleen met zichzelf te vreden, alleen rijk, alleen gezond, alleen koning, alleen vrij, kortom alles alleen isGa naar eindnoot136), maar enkel volgens zijn eigen oordeel, die zich om geen vriend bekommert en zelf niemands vriend is, die nooit aarzelt de goden zelf te verwenschen en, wat er ook in 't leven gebeurt, als onzinnig veroordeelt en belacht. Toch is die volmaakte wijze zulk een schepsel. Eilieve, als de zaak eens bij stemming moest uitgemaakt worden, welke burgerij zou een dergelijk man aan haar hoofd willen hebben of welk leger zou zulk een aanvoerder kiezen? Of om het nog sterker uit te drukken, welke vrouw zou zulk een soort van man, welk gastheer zulk een gast, welk slaaf zou een heer van zulk een karakter óf wenschen óf dulden? Wie zou niet de voorkeur geven zelfs aan den eersten den besten midden uit den grooten hoop der grootste zotten, die als zot over zotten kan heerschen of hun gehoorzamen, die aan zijns gelijken, mits zij maar zooveel mogelijk in aantal zijn, bevalt, die zich vriendelijk gedraagt jegens zijn vrouw, zich aangenaam weet te maken bij zijn vrienden, een prettige gast aan tafel, tenslotte iemand die meent, dat al wat menschelijk is, ook hem aangaat? Maar ik voor mij heb reeds lang genoeg van zulk een wijze en om die reden is het beter de overige voordeelen te bespreken. |
|