De lof der zotheid
(1952)–Desiderius Erasmus– Auteursrecht onbekendHoofdstuk LXII
| |
[pagina 142]
| |
Reeds bij Homerus wordt TelemachusGa naar eindnoot342), dien de dichter in allen opzichte prijst, zoo nu en dan onnoozel genoemd en dienzelfden voornaam, alsof die iets goeds voorspelde, plegen de treurspeldichters gaarne aan knapen en jongelingen te geven. Wat bevat het heilige lied, de Ilias, anders dan beschrijvingen van den toorn van dwaze vorsten en volkenGa naar eindnoot343)? Hoe onbeperkt is verder die lofspraak van Cicero: ‘Alles is vol zotten!’ Want wie weet niet, dat ieder goed des te voortreffelijker is, naarmate het zich verder uitstrekt? |
|