Tuiltje van geurige dichtbloemen op Franschen bodem geplukt(1803)–Hendrik Tollens– Auteursrechtvrij Inhoudsopgave [Voorwoord] Aan de fortuin. Lize. Aan den wyn. Liedje. De agt dagen. Aan Laura. Thelema en Makarus. Aan Elize. De schilders. Aan den tyd. Aan eene juffer, een hondje op haren schoot hebbende. Het afscheid. De ruiker. Aan Eufrozine. De liefde en de dood. Aan Eglé. De wynrank en de olmboom. Bede aan Petrarcha. Leda. Op Cotin. Genot. Op eene slecht geteekende beeldtenis, welke men van my had vervaardigd. De stem der natuur. In drie zangen. De stem der natuur. Eerste zang. Het bestaan van god. De stem der natuur. Tweede zang. De deugd. De stem der natuur. Derde zang. De onsterfelykheid der ziel. Het woord eens ouden. Op Italiën. De Vliet. De pylen der liefde. Het testament, door Ezopus verklaard. Op twee zusters. Aan Eglé. Idylle op de vrede. Aan Delia. Chloé. Klagt. Aan een' vrind. De kloosterling van La Trappe. De reden en de dwaasheid. De starrenkyker. Aan Eleonora. De leeuw, door den mensch verslagen. De wysgeer aan de Alpen. Rome. De Egiptische goden. Elegie. Herdenken. De schapen. De ontwaking der liefde. Zedelyke bespiegeling. De liefde en de dwaasheid. Gedachten, by het opgaan der zon. De geboorte van Zulis, op de ochtendroos. Aan La Harpe, die den dichter zyne goedkeuring wegens zyn tooneel betuigde. De kuschjes. De moeijelykheden van Parys. Aan drie zusters. Aan Rozalyn. Liefde en vrindschap. Zedeles. De echtgenoot biechtvader. Aan Paulina. De weldadigheid. De pyl. Sesostris. Myne beginsels. Navolging van Horatius. Puntdicht. Het winterkoningje. Aan Rozine. Het ontrust gezin. Het vogelnest. Het vermaak en de verveling. Liefde en wellust. Aan den slaap. De boekliefhebber. Montezuma aan Cortez. Aan Klorinde. Herdersdicht. Jan, die weent en lagcht. De ontrouw. De ledigheid. Dithirambe op de onsterfelykheid der ziel.