Tuiltje van geurige dichtbloemen op Franschen bodem geplukt(1803)–Hendrik Tollens– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 156] [p. 156] Het vermaak en de verveling. Verveling en vermaak omzwerven t'allen tyd' Deze aarde, alöm, aan beide polen: De laatste vliegt; helaas! wat spyt! Vermaak ontvlood, in 't achtloos dolen, De stad, en, naar het dorp gesneld, Vraagt ze aan de geen, die haar omringen: ‘Kan ik hier wonen, zonder geld?’ ‘Ja!’ riepen all' de dorpelingen. ‘'k Ontvliê,’ dus sprak vermaak, ‘de stad; Uw aart is my bekend, 'k zal u den mynen leeren, U, die my recht naar waarde schat. Het landgebruik bekoort me: ik wil met u verkeeren; 'k Ga dag aan dag by buur aan buur: 'k Moet heden naar Kolyn.’ Juist had, op 't eigenst uur, Zyn vrouw hem d'eersten zoon geschonken; En toen 'er, na den doop, de volle bekers klonken, Zat, in den kring, vermaak by 't vuur. Verveling kwam toevallig mede [pagina 157] [p. 157] Dien dag in 't eigen dorp, en vroeg, in droeve klagt, Slechts schuilplaats voor eene enkle nacht. ‘Neen, vrouwtje!’ sprak men, ‘staak uw bede: 't Is alles vol in hut en stal.’ Zo zeî men hier en overäl. Verveling ging dan heen en trad bedrukt naar buiten, Doch zy verloor 'er gantsch niet by: De heerschap van het dorp gaf aan zyn vrindenry Een prachtig feest, van veel waardy: Zy zag zich dáár de deur ontsluiten, En voerde 't hoogste woord op maal en dansparty. drobecq. Vorige Volgende