Tuiltje van geurige dichtbloemen op Franschen bodem geplukt(1803)–Hendrik Tollens– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 24] [p. 24] Aan Elize. 'k Schenk u een trouwloos hart op uw geboortefeest, Een hart, waarvan ge u zult beklagen; 't Is of 't een vlinder waar': 't is altyd wust geweest, En slechts verandring kan 't behagen. 't Bemint nochtans die vrouwen nooit, Wier trotsch gelaat zich spytig plooit; Maar 't mint de kuische maagd, die, zedig, ingetogen, De liefde kweekt in 't hart, de schaamte kweekt in de oogen; Dan, 't vliegt, ontbrand in feller gloed, Straks naar eene andre schoone, in wier betoovrend wezen De gulle scherts zich klaar laat lezen, En die door jokkerny my schatrend lagchen doet. Euterpe rooft haar zege, en ik, terstond bezweken, Verrukt door haar gezang, vergeet elke andre thans; 'k Hoor door haar' lieven vingrendans Ivoor en snaren treffend spreken. Zy paart haar stem aan elken toon. Wat zingt zy minzaam, groots en schoon! Hou op, ô tooveres! 'k voel my de ziel ontglippen: Zy plaatst zich op uw malsche lippen! [pagina 25] [p. 25] Hou op!... Maar wat tafreel! Apelles dochter! gy!... Wat vuur, wat gloed ontsteekt ge in my! Wat trekken! welk een kunst, waarby geen kunst kan halen!... Ach, zag ik, in dees schildery, Uw schoone hand myn trekken malen! 'k Wierd door de vreugd verstomd, 'k deed, staamlend, aan uw kniên, 't Oorsprongklyk van het beeld u zien!... Maar 'k zie Therpsichoré, en, op haar vlugge treden, De min, de drie bevalligheden! Wat wondre dans, die my verwart! Haar kunst bedwelmt myn' geest, en 'k hecht daaraan myn hart!... Spreek, dierbre! kunt gy de oorzaak gissen Dier ydle wustheid van myn' zin? Ach, all' die schoonen, die ik min, Zyt gy alleen, Elize! in duizend beeldtenissen! rochon de chabanne. Vorige Volgende