Tuiltje van geurige dichtbloemen op Franschen bodem geplukt(1803)–Hendrik Tollens– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 30] [p. 30] Het afscheid. Wat lichtnis of wy al bekomen Wanneer we ons van de min ontslaan! Myn vrinden! ja, 't is afgedaan: Wat vreugd! myn afscheid is genomen. 't Streelt me alles en niets boeit my meer. Maar, 'k mag de waarheid toch niet krenken: Nerine is schoon en jong en teêr... Welnu, 'k vergeet haar daaröm te eer: Gevaarlyk is 't aan haar te denken. Hoe haat ik niet dat schoon gelaat, Waarop de wellust schynt te gloren! Die kunst van streelen, van bekoren, Zo hoogst bedrieglyk, inderdaad! Haar losse, dartle en ydle zeden, Haar' lagch, zo vol bekoorlykheden! Hoe vloek ik niet dat golvend hair, 't Geen 'k om haar lieve wang ontwaar, En dat, in 't luchtig, dartlend zweven, Haar schoon meer schoonheid schynt te geven! [pagina 31] [p. 31] Haar volle borst, die de oogen boeit, Die 'k dikwerf, door begeerte ontgloeid, Zag lieflyk zwoegen, ryzen, dalen; Waarop een roosje schynt te pralen, Dat nooit verwelkt en eindloos bloeit! Haar' ydlen wensch, haar zinlykheden, Haar oog, door dartlend vuur verteerd, Haar lieve stem, haar zoete reden, Waarmeê zy staag, door duizend eeden, Aan honderd minnaars liefde zweert! Niets kan myn' afkeer ooit verwinnen; Zy word door my veracht, versmaad... Maar, 'k weer geheel haar uit myn zinnen, Want, ach! door al te fellen haat Zou ik haar licht op nieuw beminnen. dorat. Vorige Volgende