Christelyke gezangen(1669)–Hendrik Uilenbroek– Auteursrechtvrij Inhoudsopgave Extract uyt de Previlegie. Opdracht Aan de Edele, zeer Godvruchtige Mevrouw Elizabet de Vlaming, van Oudshoorn. Huisvrouw van den Groot-Acht-baren, Welgeleerden, Godvruchtigen Heer, Mr. Elbert Spiegel, Ontfanger Generaal, van het Collegie der Ed. Mog. Raden ter Admiraliteyt tot Amsterdam. Aan de Christelijke Zangers en Zangeresse. Morgen-gezang. Psalm 5. 4. Des morgens, Heere, zult gy mijne stemme hooren, ’s morgens zal ik my tot u schikken, en wacht houden. Christelijk Beroep. Psalm 50. 3. Wie zijnen weg wel aanstelt dien zal ik Gods heyl doen zien. Avond-gezang. Psalm 4. 9. Ik zal in vrede zamen nederliggen, en slapen; want gy ô Heere alleen zult my doen zeker wonen. Zondaags-gezang. Psalm 118. 24. Dit is de dag dien de Heere gemaakt heeft, laat ons op den zelven verheugt, en verblijdt zijn. Ziels-worsteling, In ’t naadren tot het H. Avontmaal, en de overwinning des Geloofs. Matth. 11. 28. Komt herwaarts tot my, alle die vermoeit, en last zijn, ik zal u ruste geven. Zondaars Klacht, Troost, Gebedt, en Geloove. Rom. 7: 24, 25. Ik elendig mensche! wie zal my verlossen? uit het lichaam dezes doods? Ik danke Godt door Iezum Christum onzen Heere. Lof-zang Voor Gods weldaden, in ’t H. Avond-maal verzegelt. Psalm 56: 13, 14. Ik zal u Dankzegginge vergelden; want gy hebt mijne ziele geredt van den Doodt, enz. Dank-liedt, Naa ’t H. Avondmaal. Psalm 66. 16. Komt hoort toe, alle gy die Godt vreest, ik zal vertellen wat de Heere aan mijne ziele gedaan heeft. Vreugden-gezang, Op de geboorte Christi. Luc. 2: 10, 11. De Engel zeyde, ziet, ik verkondig u groote blyschap, die allen volke wezen zal, namelijk dat u heden geboren is de Zaligmaker Christus de Heere in de stadt Davids. Lof-zang, Over de komste Christi. Esai. 25. 9. Deze is onze Godt, wy hebben hem verwacht, en hy zal ons zalig maken: deze is de Heere, wy hebben hem verwacht, wy zullen ons verheugen, en verblijden in zijne zaligheyt. Geestlijk Nieuwe Iaars Reekeninge met Godt. 2 Cor. 5. 17. Die in Christo is, is een Nieuw schepsel, ’t oude is voor by gegaen, ziet het is al nieuw geworden. Gezang over het lijden Iezu Christi, Volgens de beschrijvinge der Euangelisten. Ezai. 53: 4, 5. Waarlijk hy heeft onze krankheden op zich genomen, en onze smerten heeft hy gedragen, Hy is ons onze overtredinge verwondt en om onze ongerechtigheden is hy verbrieselt: de straffe die ons den vrede aanbrengt was op hem, en door zijne striemen is ons genezinge geworden. Iohan. 1. 29. Ziet het Lam Gods dat de zonder der werelt weg neemt. 1 Cor. 2. 2. Ik hebbe niet voorgenomen iets te weten onder u dan Iezum Christum en dien gekruist. I. Christi lijden in ’t Hof. II. Christus voor Caiphas. Petri verlochening en bekeering. Christus voor Pilatus in ’t Richthuis. Christus verweezen en uitgeleydt. Christus op Golgata aan ’t kruis. Gezang over de zeven Woorden of laatste Reden Christi aan ’t kruis. Spreuk Cap. 8. 6, 9. Hoort; want ik zal vorstelijke dingen spreken ende openinge mijner lippen, zal enkele billijkheit zijn. Zy zijn alle recht voor den geene die verstandig is, enz. Aan den gekruisten Iezus. 1 Petr. 3. 18. Christus heeft eens voor de zonden geleden, hy rechtvaerdig, voor de onrechtvaerdige, op dat hy ons tot Godt zoude brengen. Lof-zang, Over Christi Lijden, en Opstanding. Rom. 4. 25. Christus is overgelevert om onze zonden, en opgewekt om onze rechtvaerdigmaakinge. Gezang Over Christi Hemelvaart. Psalm 68. 19. Gy zijt opgevaren in de hoogte en hebt de gevankenis gevangen gevoert en hebt gaven onder de menschen uitgedeelt enz. Ioël 12. 32. Wanneer ik van de aerde zal verhoogt zijn zal ik ze alle tot my trekken. Gezang, Op de komste des Heiligen Geests. Psalm 103. 10. Uw’ goede Geest geleide my in een effen landt. Geestlyk May-liedt, Over de vernieuwinge des Iaars. Psalm 104: vers 14. en 30. Hy doet het gras uit spruiten voor de beesten, en het kruidt tot dienst der menschen, enz. Gy vernieuwt het gelaat des aerdrijks, enz. Christelyk Hof-liedt. Op ’t aanschouwen van de groenenden Velden, bloejende Boomen, groejende Vruchten. Psalm 92: 13, 14, 15. De Rechtvaerdige zal groejen als een Palmboom; hy zal wassen als een Cederboom op Lijbanon. Die in ’t Huys des Heeren geplant zijn, dien zal gegeven worden te groejen, in de Voorhoven onzes Godts. In den grijzen ouderdom zullenze noch vruchten dragen: zy zullen vet en groen zijn. Geestlyk Veldt-liedt. Psalm 65: 12, 13, 14. Gy kroont het jaar uwer goedigheit, en uwe voetstappen druipen van vettigheyt. Zy bedruipen de weiden der woestijne, en de heuvelen zijn omgordt met verheuging. De velden zijn bekleedt met kudden, en dalen zijn bedekt met koorn, zy juichen, ook zingenze. Veldt-gezang. Op een vruchtbaare plaatz. Psalm 104. 24. Hoe groot zijn uwe werken ô Heer! gy hebtze alle met wijsheit gemaakt, het aerdrijk is vol van uwe goederen. Vermakelijk Gezicht. Psalm 8. 5. Als ik uwen Hemel aanzie, het werk uwer vingeren, de Maane, en Sterren, die gy beren hebt. Wat is de mensche dat gy zijner gedenkt? enz. Ziels-opwekkinge, In een vermakelijke plaatze. Psalm 103. 22. Looft den Heer, alle zijne werke: aan alle plaatzen zijne heerschappy: Looft den Heere mijne Ziele. In overvloedigen en schadelijken Regens tijdt. Ezra 10. 9. ‘t Volk zat op de straten van Gods huis, zitterende van wegen den slagregen. enz. In goedt en aangenaam weder. Handel. 14. 17. Godt doet ons goedt van den Hemel ons regen, en vruchtbre tijde gevende. Op het Iaagen, Visschen en Voogel-vangen. Psal. 8. 7, 8, 9. Gy doet hem heerschen over de werken uwer handen, gy hebt alles onder zijne voeten gezet: de Dieren des Velds; ’t Gevogelte des Hemels en de Visschen der Zee. Op het zwieren en steeken der Muggen. enz. Nehem. 9. 6. Gy zijt de Heer alleen die gemaakt hebt de Hemel, en al haar heyr, de aerde wat daar op is de zee en wat daar in is, en gy maakt die alle levendig. Christelyk Waterliedt. Op ’t aanschouwen, of varen in de Zee, of andere wateren, enz. Psalm 107. 23, 25. Die met Schepen ter Zee varen, handel doende op groote wateren. Die zien de werken des Heeren en zijne wonderwerken in de diepte, enz. Op ’t aanschouwen des Hemels. Coloss. 3. 1, 2. Zoekt die dingen die boven zijn, bedenkt die dingen die boven zijn, niet die op der aerde zijn. Op ’t aanschouwen van de Maane en Sterren. Ezai. 40. vers 26. Heft uw oogen op, om hooge, en ziet wie deze dingen geschapen heeft, die in getalle, haar heyr voort breng, dieze alle by name, roept, enz. Geestlyk Winter-liedt. Psalm 147. 16, 17. Hy geeft sneeuw als wolle: hy stroyt den rijm als asche. Hy werpt zijn ys heen als stukken: wie zoude bestaan, voor zijne koude? Truur-liedt, over den droevigen staat van de Christenheit, der Kerke, en des Vaderlants. 2 Chron. 7. 14. Zoo mijn volk, over de welke mijnen Name genoemt worde, zich ootmoedigen en bidden, en mijn aangezicht zoeken, en zich bekeeren van hare boze wegen: zoo zal ik uit den Hemel horen, hare zouden vergeven, en haar lant genezen. Klachten, en Gebeden Tot Godt onder de Pest-roede. 2 Chron. 7. 13, 14. Zoo ik de Pest onder mijn volk zende, en mijn volk, over de welke mijen name genoemt wort, zich verootmoedigt, en bidden, en mijn aangezicht zoeken, en zich bekeeren van hare booze wegen, zoo zal ik uit den Hemel hooren, en haar zonden vergeven, en haar landt genezen. Nederlands-gebeden tot Godt, Over den Oorlog met Engelandt. Psalm 122: 6, 7. Bidt om de vrede van Ieruzalem, wel moeten zy varen die u beminnen. Vrede zy in uwe vestingen, welvaren in uwe paleyzen. Nederlands-klacht, en plicht in hare nederlage en tegenspoeden. 1665. Psalm 44: 10, 11, 12. Maar nu hebt gy ons verstooten en te schande gemaakt, dewijle gy met onze krijgsheyren niet uit en trekt. Gy doet ons achterwaarts keeren van den wederpartijder: en onze vyanden berooven ons, voor zich. Gy geeft ons over als Schapen, enz. Nederlands-Vreugd, en Dankzegginge aan Godt, over hare gezegende Overwinninge, in den Vier-daagzen, Bloedigen Zee-strijdt, tegen de Machtige Engelse Vloot, den 11, 12, 13, en 14 Iunij 1666. Psalm 18.47, 48, 49, en 50. De Heere leeft, gelooft zy mijn Rotsteen, en verhoogt zy de Godt mijns heyls, die my volkomen wrake geeft, en die volken onder my brengt: die my uit helpt van mjne vyanden; ja gy verhoogt my boven die geene die tegen my op staan; gy reddet my van den Man des Geweldts, daarom zal ik u loven onder de volken, en uwen Name Psalm zingen. Christelijke Vrede-Vreugd’, en Bede Over het Verdrag tusschen den Koning van Engelant en de Vrye Vereenigde Nederlanden: Beslooten binnen Breda den 31 Iuly, en verkondigt den 24 Augusti 1667. Psalm 147. vs 12, 13. 14. O Ieruzalem! looft den Heere: ô Zoon looft uwen Godt: want hy maakte de grendelen uwer Poorten sterk. Hy zegent uwe kinderen binnen in uw: die uwe landtpalen in Vrede stelt. Bruilofts Eer- en Vreugdezang. Psal. 128. 3, 4, 5. Uwe Huisvrouwe zal zijn, als een Vruchtbare wijnstok, aan de zijden uwes huizes, uwe kindren als Olijfplanten rontom uwe Tafel. Ziet, zekerlijk zal die man gezegent worden, die den Heere vreest. Bruilofts Vreugden gezang. Bruilofts Vreugden Wensch. Verjaarings Dank- en Bede tot Godt. Psalm 91. 16. Ik zal hem met lankheit der dagen verzadigen, en ik zal hem mijn heyl doen zien. Christelijk Maaltijds-gezang. Handel. 2. 46, 47. Zy aaten met verheuging, en eenvoudigheydt des herten, en prezen Godt, enz. Liefden-gezang, op de gemeenschap der Heiligen. 1 Ioan. 1. 3, 4. Dit verkondigen wy u; op dat gy met ons zoud gemeenschap hebben, en deze onze gemeenschap ook zy met den Vader, en met zijnen Zone Iezu Christi, enz. op dat uwe blijschap vervult zy. Hebr. 10. 24. Laat ons op malkanderen acht nemen, tot opscherping der liefde, en goede werken. ’t Gebedt des Heeren. Eer-zang, Over Gods volmaaktheden. Van een Godt lovende en verheerlijkende ziel. Psalm 145. 5. De Heere is groot, en zeer te prijzen, en zijne grootheit is ondoorgrondelijk. Ik zal uit spreken de heerlijkheyt der eere uwer Majesteyt, enz. Geestelijk Vreugden-liedt, des Oud-Vaders Bernardi. Over den name Iezu. Als men de twee laatste Regels van ieder vaers aff laat; (die niet van den Oudvader Bernardus zijn,) zingt men ’t op d’eygen Toon. Of als den 100sten Psalm, Maar de twee laatste Regels by ieder vaers op de wijze van Onze Vader in ’t Hemelrijk Hoogl. 1. 3. Uwen Naam is een oly die uitgestort wordt: daarom hebben u de maagden lief. Zamen-spreekinge, tusschen een God zoekend, en vindend herte. Kinder-bede tot Godt. Prediker, Cap. 12. 1. Gedenkt aan uwen Schepper in de dagen uwer jongelingschap, eer dat de quade dagen komen, enz. Voor d’Oeffening van Gods woordt. Psalm 86. 11. Leert my Heere uwen weg. Ik zal in uwe waarheyt wandelen: vereenigt mijn herte tot de vreeze uwes Naams. Om wel te Bidden. Om den Geest des Gebeds. Psalm 141. 2, 3.3 Mijn Gebedt wordt gestelt als een Reuk-werk voor uw aangezichte, de Opheffinge mijner handen als het Avond-offer. Zach. 12. 10. Over het huys Davids en de inwoonders van Ieruzalem zal ik uitstorten den Geest der genaden en der Gebeeden. Om ons zelven te kennen. 2 Cor. 13. 5. Onderzoekt u zelven en off gy in ’t geloove zijt, beproefft u zelven, off kent gy u zelven niet? enz. Over ‘t Ongeloove of Kleyn-gelovigheyt. Marc. 9. 24. Ik geloove Heere, komt mijne ongeloovigheyt te hulpe. Luc. 17. 5. De Apostelen zeyden tot den Heere, vermeerdert ons het geloove. Over een hardt ongevoelig herte. Ezaia 63. 17. Heere waarom doet gy ons van uwen wegen dwaalen? waarom verstokt gy ons herte dat wy u niet en vreeze. Over de ydele ongeregelde Gedachten. enz. Spreuken 23. 26. Mijn Zoone geeft my uw herte en laat uwe oogen mijne wegen bewaaren. 1 Chron. 29. 18. O Heere Godt bewaart dit (namelijk d’oprechtigheyt en vrywilligheyt in ‘t goede) in der eeuwigheyt in de herten uwes volks: en Richt haar herte tot uw. Over de Lauwheyt of Gebrek van yver. Rom. 12. Zijt niet traag in ’t beneerstigen. Zijt vuurig van Geeste. Dient den Heere. Verheffinge boven ’t aerdze. Psalm 4. 7, 8/ Veele zeggen wie zal ons ’t goede doen zien? verhefft gy over ons het licht uws aanschijns ô Heere, gy hebt vreugde in mijn herte gegeven, meer dan ter tijdt als haar koorn, en haren moest vermeenigvuldigt zijn. Opwekkinge tot vergenoeginge. Philip. 4. 11, 12. Ik hebbe geleert vergenoegt te zijn in ’t geene ik ben. Gods kindren, Roem, plicht, en zucht. 1 Ioan. 3. 1. Ziet hoe groote liefde ons de Vader gegeven heeft, (namelijk) dat wy kinderen Gods zouden genaamt worden. Troost-liedt In gedreygde zwarigheden. Psalm 24. Wat buigt gy u neder ô mijne ziele? en wat zijt gy onrustig in my? hoopt op Godt? want ik zal hem noch loven, hy is de meenigvuldige verlossing mijns aanzichts, en mijn Godt. Bly-gezang, Over byzondere verlossingen uit gevaar. Psalm 30. 6, 12, 13. Des avonds vernacht het geween: maar des morgens isser gejuig. Gy hebt mijne weeklage verandert in een Reye, gy hebt mijnen zak ontbonden, en my met blyschap omgort; op dat mijn eere uw Psalm zinge, en niet en zwijge: Heere Godt, in eeuwigheit zal ik u loven. De Christelijke loop-bane. Hebr. 12. 1, 2. Laat ons met lijdzaamheit lopen, de loop-baan die ons is voor gestelt. Ziende op den oversten Leids-man, en voleinder des geloofs, enz. De zoetigheit van de goede Weg. Spreuk. 4. 18. Het padt der rechtvaerdigen is gelijk een schijnend licht, voortgaande, en lichtende tot den vollen middag toe. Gods herderlijke zorge over zijne Schapen, En Vriendelijk onthaal van zijne Huis-genoten. I. Deel. Vers 1. De Heere is mijn Herder. Gestelt in een Zamensprake Tusschen een Roemende Vertrouwende Begeerige Verzekerde ziel. II. Deel. My en zal niets ontbreken. Zamensprake, tusschen een Roemende Vertrouwende Klagende Vergenoegde ziel. III. Deel. Vers 2. Hy doet my neder liggen in een grazige weyde, hy voert my zachtjens, aan zeer stille wateren. Zamensprake tusschen Dankbare Geruste Vergenoegde ziel. IV. Deel. Vers 3. Hy verquikt mijne ziele. Zamensprake tusschen een Verquikte Flauwe Aanklevende en Verzekerde ziel. V. Deel. Hy leydt my op ’t spoor der gerechtigheyt, om zijns Naams wil. Zamenspraak tusschen een Dwalende Rechtwandelende Leerende Verlichte ziel. VI. Deel. Vers 3. Al ging ik ook in een Dal der schaduw der doodts, ik en zoude geen quaat vreezen. Zamensprake, tusschen een Kloekmoedig Vreezende en Verzekerde ziel. VII. Deel. Want gy zijt met my: uwen Stok en Staf troosten my. Zamensprake, tusschen een Zwakke Sterke Getroost en Vrezende ziel. VIII. Deel. Gods vriendelijk onthaal, van zijne Huis-genooten. Vers 5. Gy richt de Tafel toe, voor mijn aangezicht: tegen over mijne wederpartijders: gy maakt mijn hooft vet met Olye: mijn Beker is overvloejende. Zamensprake, tusschen een Dankbare erheugde Welonthaalde en Gezalfde ziel. IX. Deel. Vers 6. Immers zullen my ’t goede en de weldadigheden volgen alle de dagen mijns levens. Zamensprake, tusschen een Vertrouwende Roemende Wankelende Verzekerde ziel. X. Deel. Ik zal in ’t huis des Heeren blijven, in lengte van dagen. Zamensprake, tusschen een Roemende Standtvastige Lovende Hopende Verheerlijkende ziel. Bladwijzer van deze Gezangen. Over den 23sten Psalm.