Christelyke gezangen
(1669)–Hendrik Uilenbroek– AuteursrechtvrijToon: Vroolijk wezen, lachen zingen, of Poliphemus aan de Strande.Wanneer Godt den mensch formeerde,
En vereerde
Met zijn eygen heerlijk Beeldt.
Was hem heerschappy gegeven.
Hy verheven
| |
[pagina 77]
| |
Boven ’t geen de aerde teelt.
2. Al wat leeft onder den Hemel,
Al ’t gewemel.
Op de aerd’ of in de zee,
Liet zich door zijn handt Regeeren,
Aan zijn Heere
Elk van haar zijn plicht voldee.
3. Maar de mensch van Godt geweeken
Tot gebreeken,
Door moetwil en hovaerdy
Die naa Zatans Raadt wou hooren
Heeft verlooren
Zijne macht, en heerschappy.
4. Veele hebben haar ontslagen
Van te dragen,
’t Iok van Onderdanigheyt.
Zy ontvluchten, en zy poogen
’t Naa vermoogen,
Weër te staan, met wrevelheyt.
5. Doch de Heere zeer lankmoedig
En zoo goedig
Die ons in genaë ontfing,
Heeft ons in zijn Zoon gegeven
’t Eeuwig leven
En ook recht tot alle ding.
6. Al wat Lucht, Aerd’ Water-vloeden,
Teelen voeden,
Al die Schepsels naa haar aert,
Geeft Godt tot gebruik des menschen,
Naa ons wenschen
Uit zijn gunst, wy zijn ’t niet waerdt!
| |
[pagina 78]
| |
7. Ziet op Bergen, Bosschen, Daalen,
Achter haalen,
Door de Honden, niet gestilt,
(Afgericht tot loopen Iaagen)
Eer zy draagen
Tot haar Heer, ’t gevangen Wildt.
8. Netten Strikken op gehangen,
Om te vangen,
’t Geen in ‘t Veldt of Bosschen zwiert,
Zijn verborgen voor de oogen,
Zoo bedroogen;
Vangt de mensch het vlug gediert!
9. Visschen die in ’t water leven,
Zwemmen zweeven,
Worden door het Aas verleit.
Of in Fuik en Net geschooten
Vast beslooten,
Werden tot den Dis bereidt
10. Laat ons zonder te vertraagen
Loopen Iaagen!
Naar de Vreë en Heiligheit;
Ziel! wilt op uw paden letten,
Strikken Netten,
Zijnder in den weg heleidt.
11. Iezus gaat Gods Koninkrijke,
Vergelijken
By een Net, daar goet en quaat,
Zaamen werdt by een getoogen,
’t Dient gewoogen,
O mijn Ziel! hoe ’t met u staat.
| |
[pagina 79]
| |
12. Die Gods Rijke naa wil trachten,
Moet hem wachten,
Voor den Angel, en het Aas,
Welk de Zatan gaat bereiden,
Te verleiden
Den zorgloozen blinden dwaas!
13. Dank zy Godt! voor zijne zegen,
Weer verkregen,
Die ons zullen overvloet
Van zijn Schepselen gaat geven,
En daar neven;
In den Hemel beter goedt.
|
|