Christelyke gezangen
(1669)–Hendrik Uilenbroek– Auteursrechtvrij
[pagina 161]
| |
Toon Psalm 6.Daar leyt een quaat Inwendig;
Dat maakt my zeer Elendig,
Een hardt en steenig hert!
In aerdse driffften, woelig,
Van ’t Hemelz, ongevoelig,
Traag, zorgeloos, verwert.
2. Gods woordt kan ‘t niet beweegen,
Het acht op vloek noch zegen.
De hamer van Gods Wet;
Wil deze Rotz niet breeken;
Daar helpt dreygen noch smeeken;
’t Blijfft even onverzet.
3. Het wordt niet recht verslagen,
Door straffen noch door plagen,
Ook Gods Rechtvaerdigheyt,
Kan ’t nauwelijks beweegen!
Het is ook niet verleegen,
Voor ’s Richters Majesteyt.
4. Gods vriendelijke woorden
Met alle liefde koorden,
Door goedertierenheyt,
Die zielen kan verwekken,
Laat zich dit hert niet trekken:
’t Blijfft leggen daar het leydt.
| |
[pagina 162]
| |
5. Zal ik ten Gods-dienst treeden,
Dit herte wil niet mede;
’t Is wreevel-moedig, boos!
Ten goede onbewoogen,
Het leydt in onvermoogen,
Gantz traag en levenloos!
6. O Godt gy hebt behaagen!
In eenen Geest verslagen,
Gevoelig dweeg en teer,
Gebroken en zachtmoedig,
Geboogen en ootmoedig,
Ach schept dit in my weer!
7. Want wie zal het verzachten?
Wie neygt de zielen-krachten?
Als gy door uwen Geest;
Doet mijnen Geest herleven!
Wilt my een herte geven,
Dat u bemint en vreest.
8. Dat voor uw strengheit beve.
En door u goedtheyt leve.
Door Iezu herten bloedt!
Giet d’Olie der vreugden’
Ach! neygtet zoo ter deugden,
Verzacht dit hardt gemoedt!
|
|