Christelyke gezangen
(1669)–Hendrik Uilenbroek– Auteursrechtvrij
[pagina 159]
| |
Toon Psalm 42.O Godt! Wie zal tot uw komen?
Wie verkrijgt Barmhertigheyt?
Wie werdt van uw aangenomen?
Wien is ’s Hemels-vreugd bereydt?
Wie heeft Iezum! tot zijn hooft?
’t Is hy, die in hem geloofft;
Die daar door hem aan zal kleven
Heefft genaad en eeuwig leven.
2. Maar ik moet al weder klagen,
Over ‘t Ongeloovig hert;
Lange binnen my gedragen,
Met veel onrust strijdt en smert,
Moedt en hoope legge neër,
’t Hert, onvast keert heen en weer,
Als een Schip in storm en winden;
Hoe zal ik noch ruste vinden?
3. Dikwijls komt de Zatan ziffte;
Mijn zoo zwak en teer geloov’!
Door bedrog, en dwalings-drifften
Zoekt hy my geheel ten roov’.
Ach mijn ziele zoo onvast;
Valt schier onder dezen last.
Door ’t gezicht van al mijn Zonden,
Wordt my hoop en troost verslonden.
| |
[pagina 160]
| |
4. Koom ik tot u ô Godt nader!
Als een arm verlaaten kindt
‘K kan niet zeggen ô mijn Vader!
Ik ben een, dien gy bemindt,
Buiten u vind ik geen rust,
’t Is al mijn begeert en lust
Om op uw ô Godt te leunen!
Als gy my zult ondersteunen:
5. Straalt op my met uwe waarheyt,
Geefft mijn duistre ziel licht.
Doet my zien uw woordt dat klaar leydt:
Stelt my Iezus in ’t gezicht.
Doet my uit my zelven gaan,
En niet langer stille staan
Den gekruisten te aanschouwen;
En door hem op uw vertrouwen.
6. Doet mijn ziele u aankleven,
Neemt doch weg de twijffeling;
Dat ik door gelooff mag leven!
Geefft aan my verzeekering,
Van u gunst en zaligheyt;
Zoo getroost, ben ik bereydt
In uw weegen steeds te loopen;
En van uw mijn heyl te hoopen!
|
|