Christelyke gezangen
(1669)–Hendrik Uilenbroek– Auteursrechtvrij
[pagina 163]
| |
Toon: Psalm 130.O Godt! Ik doe mijn klachten,
Helaas mijn booze hert!
Vol dwaalende gedachten,
Verstroyt en zeer verwert,
Die zwieren, zwerven, krielen,
Die loopen heen, en weer;
En trekken geest en ziele;
Gantz tot de aerde neër.
2. Vliegende ongebonden!
Als vogelen naa ’t Aas:
Zoo driftig tot de zonde,
Zeer ydel zot en dwaas,
Den Toom wat los gelaaten,
Slaan zy geheel op ’t wildt,
Zy houden paal, noch maaten,
Hoe wordt haar drift gestilt?
3. Als ik die wil vergaadren;
Om uw ô heylig Godt!
Met hert, en geest te naadren,
Dan wil ’t weerspannig Lot,
Van strevige gedachten,
| |
[pagina 164]
| |
Niet komen tot haar plicht,
Noch blijven, in ’t betrachten,
Zy zijn te los, en licht.
4. Wie zalze dan betoomen?
Wie brengtze in den bandt?
O Godt! uw Geest moet komen,
Bestuuren het verstandt,
De wil en tochten scheyden
Van ’t ydel, quaat, tot goedt,
Al de gedachten leyden:
En zuivren het gemoedt.
5. Ook gy mijn ziel! moet waken.
Hebt op uw zinnen acht,
Zet ’t hert, op heylge zaken,
Bedenkt die met aandacht,
Acht al het aerds gewemel.
Voor enkel ydelheyt:
Verheft de ziel ten hemel!
Daar u de hoope leydt.
|
|