Christelyke gezangen(1669)–Hendrik Uilenbroek– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 180] [p. 180] Gods herderlijke zorge over zijne Schapen, En Vriendelijk onthaal van zijne Huis-genoten. Getoont in den 23 Psalm. I. Deel. Vers 1. De Heere is mijn Herder. Gestelt in een Zamensprake Tusschen een Roemende Vertrouwende Begeerige Verzekerde ziel. Op de wijze van den 23 Psalm. Laat Hert en Tong, ô Hemels lievelingen! Roemvaerdig zijn; om Gode lof te zingen. O heyl-fonteyn! Genoegzaam Al! hoe goedig! Genadenrijk, van liefde overvloedig! Zijt gy aan ons, nu en tot alle tijden. Ach! komt ons hert, tot uwen lof verwijden! Vertrouwende. 2. Iehova is, en blijft, mijn eygen Herder! Van mijn Geboort’, tot aan mijn doot, en verder; Roemende. Hy is mijn Vader! Leydsman, en Behoeder Van lijf en ziel: Vertrouwende. Ia hy is my veel goeder; Als eenig mensch, over zijn lieve kindren [pagina 181] [p. 181] Ik mis geen goet, geen quaat kan my ook hindren. Roemende. 3. Ik arme Schaap liep heen en weer, af dwalen Na mijn verderf: wie zou my weder halen? Ziet Iezus! trouwe Herder van mijn ziele! Die ziet mijn spoor, hy volgt my op de hielen, Die zoekt, die roept, en doet my weder keren! Van ’t dwalendt padt: tot in de koy des Heeren. Vertrouwende. 4. Die Goede Herder! liet voor my zijn leven! Hy neemt my aan, en gaat zich aan my geven. Roemende. Mijn maag’re ziel voedt hy in vette weyden. Mijn dwalend hert komt hy in wijsheyt leyden Al ben ik zwak, in ’t geestelijk betrachten, Zijn macht, versterkt mijn geest met nieuwe krachten. Vertrouwende. 5. Dus rust ik vast in d’algenoegzaam Hoeder. Op Iezus zorg’ mijn Heylandt, en mijn Broeder! Roemende. Wel zalig! zijnze die hy komt vergadren Tot zijne Tent! die hy doet hem nadren! Vertrouwende. Ia zalig! is hy, dien hy kent voor zijne, Die door ’t geloof ook zegt hy is de mijne! Begeerige. 6. Ach! kond’ ik my van dezen Herder roemen! Mocht ik hem mijn, en my weer zijne, noemen! Verzekerde. Keert van uw spoor, laat u door hem geleyden, Gy moet van ’t Rot der vuile Bokken scheyden, Komt daar hy weydt, voegt u by zijne Schapen. Begeerige. Toont my wat is haar Rechte merk en Wapen? Verzekerde. 7. Dees Schapen zullen haren Herder kennen [pagina 182] [p. 182] Aan vreemde, willen zy haar noyt gewennen; Maar volgen hem: waar hy haar voor gaat treden. Zy gaan te zaam, in Eendracht, Liefd’, en Vrede; Met Lijdzaamheit, Verdraagzaam, en Zachtmoedig. Haar Woll, en Melk, gevenze overvloedig. Zamen. 8. Hoe groot, en veel’ zijn Heer! uw goedigheden, Die gy aan ons onwaerdig’ gaat besteeden, Gy hebt ons tot uw Schapen uytverkoren; En door uw geest tot kinderen, herboren. Gy zijt ons deel, en wy u volk ô Heere! Niet ons, niet ons, maar uwen Naam zy Eere! Vorige Volgende