Christelyke gezangen
(1669)–Hendrik Uilenbroek– Auteursrechtvrij
[pagina 200]
| |
Op de wijze van den 7, of 46 Psalm.
Israëls Herder! zeer te prijzen,
Uw zegen is een Zon in ’t rijzen.
Gy voedt, verquikt geleydt uw Schaar,
Ook gy bewaartze in ’t gevaar.
Gy zijt een Burg, een Schildt, een Wapen!
Een Hoeder, van uw lieve Schapen!
Uw nauwe zorg, en trouwe macht,
Houdt over haar geduurig wacht.
Kloekmoedige.
2. Al ging ik in de duistre Dalen,
Die zon, noch licht, noyt komt bestralen.
Ook in de schaduw van de doodt!
Al was ’t gevaar noch eens zoo groot;
Al gaapten na my Leeuw, en Wolven!
Al dreef ik in d’onstuyme golven!
Al quamen stroomen van verdriet;
Daar koom wat wil, ik vreeze niet!
Vrezende.
3. Helaas! als ik aan ‘t Kruis gedenke,
Die vreeze, kan mijn herte krenken!
Wat raadt als ’t eens mijn beurte viel?
Kloekmoedige.
Nochtans is ’t dienstig dat de ziel,
Te vooren zie de quade tijden,
Zich wapene tot strijdt, en lijden,
| |
[pagina 201]
| |
Dit breekt de trotze zorgloosheyt,
En maakt den mensch tot kruis bereydt.
Vrezende.
4. ’t Zijn my altijdt geen weelde dagen!
Daar komen dikwijls duistre vlagen
Van tegenheyt, en ongeluk,
V an droefheyt, angsten, strijdt, en druk!
Kloekmoedige.
Godt geeft wel zomtijds vreugde stralen,
En voert dan weer in duistre Dalen!
Vrezende.
Wat is de reën dier handeling,
Van Godt? in die verandering,
Kloekmoedige.
5. Als Godt na vreugde, komt bedroeven,
Wil hy de deugd zijns kinds beproeven!
Door lijden brengt hy aan den dag,
Wat in de ziel verborgen lag.
Verzekerde.
In zwakheyt wil hy krachten toonen;
Den strijdt met meerder glory kroonen.
Dit is de handel van den Heer!
Tot onzen nut, en zijne Eer.
Kloekmoedige.
6. Als u de Heer in ’t Kruis komt voeren,
Laat u dat niet te veel beroeren!
Vrezende.
Ach! hoe ontstelt? en zonder moedt;
Ben ik in kleyne tegenspoet!
Hoe word ik sterk? hoe krijg ik krachten!
Om neer te leggen de gedachten,
Van ongedult, en wrevelheyt!
Als mijne ziel zoo neder leydt!
Kloekmoedige.
7. Waarom ô ziel! dus neer gebogen?
Godt die u slaat, heeft mede-doogen!
| |
[pagina 202]
| |
Leunt maar op Iezus, en zijn kracht.
In zwakheyt, wordt ons werk volbracht!
Verzekerde.
Denkt aan zijn goedertierenheden,
Aan u getoont den tijdt voorleden.
Hy heeft u zoo veel goeds gedaan.
Kloekmoedige.
Zijn trouwe zal noyt van u gaan!
Vreezende.
8. Maar ‘s doods gedachten doen my vreezen;
Ik denk, hoe zal ‘t dan met my wezen?
Als ik de aerd’ en al verlaat?
Verzekerde.
Godt voert u dan tot beter staat!
Een vaste hoop, van ’t eeuwig leven!
Doet dit, gewillig over geven.
Vreezende.
Ach! was doch als de doodt my scheydt;
Mijn hert getroost, mijn ziel bereydt!
Kloekmoedige.
9. Wilt gy van deze vreeze rusten!
Zoo doodt by tijds des werelts lusten.
Maakt hert, en zinnen los van d’aerd,
Wat Hemels is, houdt dat in waerd!
Haat, en verlaat uw snoode zonden.
Verzekerde.
Vliedt heen, en rust in Christi wonden!
Die ’t alles voor ons heeft volbracht,
Zijn doodt, beneemt den doodt zijn macht!
Kloekmoedige.
10. De doodt die zal geen Schapen scheyden,
Van Christi liefd’! maar die geleyden,
Door noodt en doodt, ter Hemel rust,
Daar volle vreugd haar ziel verlust!
Zamen.
Wat! zouden wy ‘s doodts schaduw vrezen!
| |
[pagina 203]
| |
Wy gaan daar door tot beter wezen.
Hyt’t jammer dal in ‘t gloryrijk,
By Godt! in vreugde eeuwiglijk!
|
|