Christelyke gezangen
(1669)–Hendrik Uilenbroek– Auteursrechtvrij
[pagina 54]
| |
Toon: Psalm 51. of 69.Gekruiste Iezus! heylig Offerlam!
Om onzent wil, gevangen en gebonden
Verwondt, gegeeselt, jammerlijk geschonden,
O Zone Gods! die ons verlossen quam,
Die zoo veracht, versmaat, bespot, gehoont,
Gedoemt ter doodt, de zonden hebt gedragen,
Voor ons aan ‘t kruis gehecht, met doorn gekroont,
Hoe bitterlijk moest gy ô Heylandt klagen!
2. Mijn ziele is geheel bedroeft ter doodt!
Als gy de pers der gramschap Gods moest treden,
Hoe worstelt gy? met tranen en gebeeden!
In ‘t bloedig zweet, ô angst! ô strijdt zoo groot!
Der zonden last hoe heeft die u gepraamt?
Tot in den doot, ô lijden boven maten!
Gy riept (als ’t lichaam hing als een geraamt’)
Mijn Godt! mijn Godt! hoe hebt gy my verlaten?
3. O Heyl-fonteyn! gezegend Levens-vorst!
Smaadlijk ontkleedt, met nagelen door graven;
Gy hangt ten toon als de verachte slaven,
Zoo afgemat en flauw roept gy my dorst!
Waarlijk gy dorste naa de zaligheyt!
Van d’arme zondaars, buiten uw verlooren,
Gy hebt volbracht: ’t geen u was opgeleydt.
En sterft uit liefde tot uw Uitverkooren!
4. Dank zy u Vader! uw genaad is groot!
| |
[pagina 55]
| |
U een’gen Zoon hebt gy ten kruis gegeven,
Voor ons, op dat wy eeuwig zouden leven.
Dank zy u Iezus! u vervloekte doodt,
In onze plaatz gewillig uitgestaan.
Als gy by Godt u voor ons Borge stelde
Heeft ons verzoent, en alle schult voldaan.
Hoe zullenm wy ô Heylandt dit vergelden!
5. O snoode zond die mijnen Iezus kruist!
Gy moet gekruist, gedoodt zijn en begraven.
O boos gedrocht! gy maakt ons Zatans slaven.
Gy moet verdelgt, jaa gantslijk zijn vergruist
Maar ô mijn Iezus! In my is geen kracht
Doet door uw doodt, in my de zonden sterven
’t Genaden-werk werd voorts in my volbracht
Dat ik uw leve, en uw Heil mag erven.
|
|