Christelyke gezangen
(1669)–Hendrik Uilenbroek– AuteursrechtvrijToon: Psalm 103.Waarom zou ik nu niet gerustig leven?
En my zoo steeds ot zorgen overgeven?
Waarom zou ik zoo zeer bekommert zijn?
Kan ik doch met mijne ziele dus te quellen,
’t Verdriet ontgaan? of mijnen staat herstellen?
Ach neen! ik maak vergeefse smert, en pijn.
2. ’t Gaat naa Gods wil, en heylig welbehagen
Wat heeft de mensche van zijn lot te klagen?
| |
[pagina 168]
| |
Hy doet ons niet naa onze waerdigheyt,
Wat geeft hy ons noch veelerley weldaden?
Aan ziel, en lichaam enkel uit genaden;
Hy neemt, of geeft, ’t is ons zaligheyt.
3. Zocht ‘t hoogste goed! dat zielen kan genoegen,
Een zuiver hert. ’t geweten zonder wroegen,
’t Welk van Gods gunst, en liefd’ verzekert is,
Rust door ’t geloof op Christum tot voldoening,
Zocht vreë met Godt, en in zijn bloedt verzoening,
Wacht dan hier naa noch beter erffenis.
4. In Gods Beleydt, gaat uw gantz overgeven
Blijft aan geen schepsel hier op aerden kleven,
Al wat Godt doet is voor zijn kindren goet;
Hy zal ons kruis en de elenden weeren,
Of alle quaat tot onzen goede keeren,
Zijt dan gerust, ô onvernoegt gemoedt!
5. Ach! mocht ik doch eenmaal hier toe geraken;
My zelfs, en alle schepzels verzaken!
Te buigen mijn wil, naa Gods heylige wil!
Dan zou ik al mijn tegenspoedt verwinnen,
Dan zou mijn hert, en mijn beroerde zinnen,
In Godt! vernoegt zijn, en van onrust stil.
|
|