Christelyke gezangen
(1669)–Hendrik Uilenbroek– Auteursrechtvrij
[pagina 166]
| |
Toon Psalm 65.Wat groote goetheyt gunst, en zegen!
Wat Goedren overvloet?
Geefft gy ô Godt! tot ons geneegen?
Meer, als gy andren doet:
Van zoo veel ramps, druks, en elenden!
Hebt gy ons lang bevrijdt.
Uw weldoen duurt noch, ’t heefft geen eynde
Uw goetheyt strekt zeer wijdt!
2. Maar al die goedren van dit leven,
Gy in ’t gemeen ô Heer!
(Ook aan den werelt-ling) wilt geven;
Doch dan hier naa niet meer.
Gezondheyt, leven, vreugd, wellusten,
Staat, rijkdom, Eer, en spoedt.
Daar is geen grondt in, op te rusten;
Wy zoeken beter goedt.
3. Wy zijn met ’t aerdze niet te vreeden,
Hoe aangenaam het is!
Geefft niet ons deel, en schadt beneeden!
Maar ‘s Hemels-erffenis.
’t Is uwe lieffde en genaden,
In Iezus weg geleydt.
Die kan ons hert alleen verzaden,
In alle eeuwigheyt!
| |
[pagina 167]
| |
4. De ziel tte Eel; te groot van waerden,
Tot hooger staat bevoegt;
Vind niets in Hemel noch op aerden
Dan Godt; die haar genoegt.
In Iezus wilze uw aan-kleven;
Zy zoekt uw aanzicht Heer!
Schenkt in u Zoon aan ons het leven,
Dan lust ons ook niet meer!
5. Wat gy hier geefft, zy ons tot zeegen,
En nimmer tot een strik:
Geefft dat ons hert tot ‘t aerds geneegen;
Zich in uw gunst verquik’;
Verheffet wil het hooger trekken.
Tot uw ô hoogste goedt!
Doet tochten en begeerten strekken:
Daar rust dan ons gemoedt!
|
|