Christelyke gezangen
(1669)–Hendrik Uilenbroek– AuteursrechtvrijToon Psal. 35.‘t Was nu in ‘t Richthuis uitgepleyt,
Den Rechter nu van ‘t Recht verleydt,
Dien hy Rechtvaerdig heeft geprezen,
Wierd noch van hem ten kruis verwezen.
Doch gy mijn ziel! keert u gezicht
Wat hooger, ziet Godt in ’t Gericht!
Die vonnis geeft van zijnen troon.
De doodt was onzer zonden loon.
2. Nu Iezus voor ons Borge staat,
Hy onze schulden op hem laadt,
Dit vonnis is tot onzen voordeel,
Hy was verweezen in Godts Oordeel,
Op dat als Godt in’t recht zal gaan,
Wy dan rechtvaerdig voor hem staan,
Die dan de zonden niet gedenkt,
Maar ons om Iezus! ’t leven schenkt.
3. Hy moest ten kruis zonder genaa
| |
[pagina 42]
| |
Men leydt hem heen na Golgata.
Zoo afgemat, verwondt, geslagen,
Moest hy zijn eygen kruice dragen:
O wreedheit! van dit boos gespuis
Als Iezus rotste met zijn kruis,
Dwongen zy Symon van Cireen.
Dat hy aan ’t kruis zijn schoudren leen.
4. O Iezus! die uw kruice droegt,
Wanneer gy my oock kruis toevoegt,
Dat ik om uwent wil moet lijden,
In deze laatste booze tijden,
Geeft my in alle druk en smert,
Een willig, dweeg, en lijdzaam hert:
Maakt my door ’t kruis u beeldt gelijk,
De kruis-weg leydt ten hemel-rijk.
5. Iezus! op weg naa Golgata.
Hem volgden groote schaaren naa.
Ook vrouwen die hem zeer beklagen,
Als zy hem onder ’t kruice zagen,
Hy keerd zich om, ’t was t’zijne stem
Gy dochters van Ieruzalem!
Weent over u, niet over my,
Want uwe plaagen zijn naa by.
6. Ia daagen van zoo zwaaren druk!
Wanneer men ’t achten zal geluk.
Eenzaam en kinderloos te leven.
Als Godt ter wraak zich zal begeven.
Vermurwt ô Iezus ook mijn hert,
Dat ik beween met droeve smert,
De zonde die ten hemel schreyt
Om wraak, ach toont barmhertigheyt!
|
|