Christelyke gezangen
(1669)–Hendrik Uilenbroek– AuteursrechtvrijToon: O heylig zalig Betlehem.De groote Godt! heeft deze wet,
Voor Lent, en oogst, voor hitt’, en koude,
Door dag, en nacht, zoo vast gezet
Om tot het eind’ te onderhouden.
2. De Zon nu van ons afgegaan,
Maakt lange nachten, korte dagen,
Het plant-gewas moet stille staan,
Voor al de guure winter vlagen.
3. De koude lucht, en scherpe windt,
Doen ‘t vloejend water zoo verstijven,
Dat men betreden paden vindt,
Op ‘t dunne vocht, daar stromen drijven,
| |
[pagina 93]
| |
4. De witte sneeuw bedektet veldt,
Dat groen, en lieflijk plag te wezen,
Iaa mensch en beesten zijn verstelt,
En wachten op een ander wezen.
5. Hoe is ’t met uw ô Ziel! gestelt?
Die door de liefde, plag te bloozen!
My dunkt dat uw de koude knelt,
U kracht, en geest, schijnt ook bevrooren.
6. Och jaa! ik ben van kouw’ zoo stijf,
Het innig vuur is my ontweken,
Die koude dringt door ziel en lijf,
Mijn krachten zijn by naa bezweken.
7. Mijn ziele is zeer dorr’ en doodt!
Ach! onbequaam tot goede vruchten!
Van leven, lust, en kracht, zoo bloot.
Dat doet my dikwils innig zuchten.
8. O Vader! die my hebt gemaakt,
Komt doch mijn herte weer verwekken!
Als uwe Geest mijn ziele raakt,
Dan zal mijn liefde tot u strekken.
9. O Zonne der gerechtigheit!
Ay! wijkt van my doch nu niet verder,
Mijn Ziel wordt door u licht geleidt
Op mijnen weg, ô trouwe Herder!
10. O Hemels-licht! dat neder quam,
Om in de zielen te ontsteken,
Een wederstraal, een liefde vlam
Om alle duisternis te breeken.
| |
[pagina 94]
| |
11. Geeft lust en kracht in mijne ziel
Dat uwen Geest, mijn geest verwerme,
Die schier verkleumt, in flauwte viel,
Ach wilt uw over my ontfermen!
12. Uw liefde zy een krachtig vuur!
Dat koud’ en lauwt, in my verteere,
Dan heeft mijn weder liefd’ haar duur,
En brandt in yver, voor uw Heere!
13. Dan zal ik uw’ met vuurigheit,
Verheerlijken mijn gantze leven.
Mijn hart, en mondt zal zijn bereidt,
U eeuwig lof, en prijs te geven.
|
|