Christelyke gezangen
(1669)–Hendrik Uilenbroek– AuteursrechtvrijToon: Van den 74, of 116 Psalm.O Heer! hoe toornig staat u aangezicht!
U scherpe Roë geeft ons zoo harde slagen.
Eerst Pest, nu Krijg, ô naare droeve dagen!
Treedt doch niet verder met ons in ’t Gericht.
2. Koninkrijken Volkren van groote macht,
Gaan zich ten Oorlog tegen ons bewegen
Misgunnende dien voorspoet, rust, en zegen.
Die uwe goedtheyt ons heeft toe gebracht.
3. Helaas! van Christnen/ die door een geloof,
| |
[pagina 107]
| |
En Geest, tot Vreë en Eendracht zijn verbonden.
Wort liefde, trouw, door krijgs-gewelt geschonden.
Nu dorstende naar Broedren-bloet, en Roof.
4. Dit doen de zonden van ons Nederlandt/
En van het volk die uwen Naam belijden.
Wie wijkt niet af in deze booze tijden?
De deugd bezwijkt, de zond neemt overhandt.
5. Den voorspoet Rijkdom Vreed, en Overvloedt
Van ’t aerze goedt; en hemelse genaden,
Vereyschen Dank! maer ach! al die weldaden
Mis-bruiken wy, en doen steeds quaat voor goedt.
6. O gruwel-zond! ô snoo ondankbaarheyt!
Is dit vergelding? voor zoo grooten zegen!
Die Landt, en Kerk, jaa ieder, heeft verkregen?
Is dit de vrucht voor Godt? hoe dus verleydt!
7. O Heer! voor u bekennen wy de schuldt
Van ons gemaakt, door zoo veel zware zonden,
Laat noch verzoening voor ons zijn gevonden.
Verschoont, vergeeft, en hebt met ons gedult.
8. Om Iezus! uwen een-geboren Zoon,
Die trouwe Borg, die zelfs door zijn voldoening
Aan ’t kruis verwierf een eeuwige verzoening.
Die voor ons bidt voor uw genaden-troon.
9. Laat ons Gebedt u wezen aangenaam!
Wilt door uw Geest ons herte buigen breken,
In waare Boet: de ziel in deugd ontsteken,
Dat wy om u t’ontmoeten zijn bequaam.
10. Als wy dan komen voor uw Aangezicht,
Dat onze beed’ u tot genaa bewege.
| |
[pagina 108]
| |
Hoort ons, geeft voorspoedt, vrede, heyl en zegen!
Schept uit deez’ duisternisse weder licht.
11. Ach! straft ons niet met een vergramt gemoet!
Maar wil in lied, ons maatiglijk kastijden,
Tot zielen nut, dat ons uw handt bevrijde
Van al dit quaat, en doe ons weder goedt.
12. Doet wel aan Zyon! uw beminde Bruidt,
Bewaart uw Kerk, in deze laatste dagen:
Geeft dat uw Volk veel Hemels-vruchten dragen.
Deelt door uw geest haar meerder gaven uit.
13. Verschoon in gunst ’t Vereenigt Nederlant.
Neygt krijgs-gezinde herten tot den vrede,
Zoo niet; helpt ons, als in de tijdt voorleden,
Strijdt voor, en met ons, door uw sterke handt.
14. Maakt gantz te niet den trots en hogemoedt
Der haaters, die nu zoeken ons verderven.
Laat d’Antichrist noyt zijnen lust verwerven.
Stilt vyandschap, verschoont het Christen bloedt.
15. Waakt over ‘t Lant: geleit onz’ oorlogs macht.
Door uwen Arm wilt ons verwinning geven.
Op datw’ in rust en vrede weder leven.
Met Broeders, van geslachte tot geslacht.
16. Geeft ons ook Heer! hier naa de zaal’ge rust!
Daar geen beroert, noch droefheyt wordt geleden,
Alwaar in vreugd en volle heerlijkheden
Voor u Aanzicht; de ziele haar verlust.
|
|