| |
| |
| |
Nederlands-klacht, en plicht in hare nederlage en tegenspoeden. 1665. Psalm 44: 10, 11, 12. Maar nu hebt gy ons verstooten en te schande gemaakt, dewijle gy met onze krijgsheyren niet uit en trekt. Gy doet ons achterwaarts keeren van den wederpartijder: en onze vyanden berooven ons, voor zich. Gy geeft ons over als Schapen, enz.
| |
Toon: Psalm 79.
Truur Nederlandt! om dat u eer en luister
Nu valt in ’t stof, u glori-glans wordt duister.
U hoogheit daalt, u voorspoet is geweeken.
U mogentheyt, leidt nu helaas! bezweeken.
Zoo laeg deë nederzijgen,
Om ’t naar en droev’ gerucht!
Wanneer u scheeps-macht vlucht,
En gy moest neerlaag krijgen.
2. Truur Nederlandt! om dat uw’ dappre helden
Die vol van moedt haer leven voor u stelden,
Neer zijn gevelt, uw’ zee-sterken doorschooten,
Verbrandt, gerooft, en zoo veel bloeds vergooten,
U heyrkracht wierd verzaagt,
Wan-order maakt’ verflauwen.
Wat hielp uw groote macht?
Zoo haast ter vlucht gebracht!
Dus valt u los vertrouwen.
3. Zie Nederlant Gods gramschap verder rooken
| |
| |
Die uwe macht al meerder heeft verbrooken
Door storm verstroyt, de Scheepen heen gedreven
In ’s Vyands hand, haar tot een Roof gegeven.
Noch was ’t een duystren dag,
(Een slaaf van d’Antichrist
Vol wrevel-moeds en twist)
In breeken, roven, branden.
4. O Nederlandt! ten Hemel hoog gesteygert,
Gy hebt aan Godt gehoorzaamheyt geweygert.
Wat eer en dienst heeft hy voor al dien zegen
Voor zoo veel goeds, tot dankbaarheyt verkregen?
Pracht, weeld’, in d’overvloedt,
Die ’t gantze landt vervulde,
U walg’ van ’t Hemels broodt,
O zorgloosheyt zoo groot,
Was langer niet te dulden.
5. O Nederlandt! door voorspoedt niet bewogen
Tot beterschap: hoe hooger opgetogen!
In eer en macht, hoe verder afgeweken
Van uwen Godt, tot zonden en gebreken.
Als voorspoet uw niet baat,
Zoo helpt geen ander raadt
Om uw van ’t quaadt te keeren;
Dan door de scherpe tucht,
6. Truur Nederland! doch niet zoo zeer om plagen
Als om uw zond’ waarom gy wordt geslagen.
Gy hebt misbruikt Gods goedigheyt en zegen.
Tot ydelheyt; en werelts-lust genegen.
| |
| |
Ten quaden driftig, boos,
Gewent van Godt te dwalen,
Bewijst hem dienst en eer,
Laat uwen hoogmoedt dalen.
7. Hoopt Nederlant, geeft den moedt niet verloren.
Om Iezus wil zal Godt uw smeeken hooren.
Bidt hem, die druk in vreugde kan verkeeren.
Steunt op geen vlees, maar zoekt de hulp des Heeren.
Te redden door zijn handt,
Hy quam voor haar te strijden:
Was Staat, of Kerk, in noodt
En riep tot Godt, hy boodt
Zijn hulp, doe u bevrijde.
8. Verhoort ô Heer! de klachten en gebeeden
Doet Zyon wel, geeft Nederlandt de vrede!
Keert die naa roos en bloedt, van Christnen dorsten
Vereent in vreë Koningen, Staten, Vorsten,
Breek doch de Oorlogs Roe.
En slaat niet verder toe;
Bevrijdt ons van die quaden.
9. Maar Vader! is ’t u heylig wel behagen,
Dat wy die straf noch langer moeten dragen,
Ia wilt gy ’t kruis op ons noch zwaarder maken,
Geeft dat wy ons dan t’eenemaal verzaken.
| |
| |
En naa uw hyandt nons voegen,
|
|