Christelyke gezangen
(1669)–Hendrik Uilenbroek– AuteursrechtvrijToon: Psalm 42.
Iezus van den Raadt verwezen
Stondt verlaten en alleen
Zijn Disciplen die voor dezen
Hem naa volgden, vloden heen.
Petrus volgt van verr’ en staat
Om te zien hoe ‘t Iezus gaat,
In ’s Priesters zaal: ô losse driften!
Daar komt hem de zatan ziften.
2. Petrus op der dienstmaagds spreken
Staat verleegen en vervaert
| |
[pagina 36]
| |
Symon! hoe zoo licht bezweken?
Die te vooren met het zwaerdt
Uwen Meester voor woud staan,
Iaa met hem woud sterven gaan?
Die in yver plag te blaken,
Gaat g’uw Heer! driemaal verzaken?
3. Ach hoe groot is ’s menschen broosheit!
Als hy van Gods wegen keert,
Tot wat gruwel quaat en boosheit
Valt hy niet? zoo ’t Godt niet weert,
d’Zatan zift ons overal,
Heer behoedt ons voor verval!
Dat wy noyt ons zelfs, vertrouwen
En steeds quaat gezelschap schouwen.
4. ’t Haan-gekray gaat Petro leeren
Denken, aan zijn Meesters woordt,
Hy begint nu weer te keeren,
Nu hem Iezus ’t hert doorboord’
Ziende hem dus dwaalen gaan,
Keert zich om en ziet hem aan,
Met zijn kracht door-ziende ogen,
In genaa tot hem bewogen.
5. Daarop Petrus voort naa buiten,
Scheydend van het booze Lot,
’t Hert geperst wil zich ontsluiten,
Stort zijn traanen uit voor Godt.
Dit geraakt’ verbrieselt hert,
Voelt de bittre zonden smert,
Met zijn misdaadt, zwaar beladen
Zoekt, en vindt, by Godt genade.
6. Iezus! wilt ook aan my denken
Die zoo dikwils ben verleydt
| |
[pagina 37]
| |
Ach wil my vergeving schenken,
Groot is uw barmhertigheit.
‘k Ben ook van uw afgeraakt,
‘k Heb uw ook mijn Heer! verzaakt,
Treckt my, wilt my vaster maken,
Dat ik uw noyt weer verzake.
|
|