Christelyke gezangen
(1669)–Hendrik Uilenbroek– AuteursrechtvrijToon: O Zaalig Heylig Bethlehem.Ontwaakt mijn traage sluimer-geest!
Ontslaat u van de ydelheden,
Die u gedachten allermeest,
Van boven trekken naa beneden.
2. O groote heil’ge Majesteit!
| |
[pagina 62]
| |
Laat uwe Geest my onderwijzen,
Ach! maakt mijn hert, en tong bereidt,
Om uwe werken steeds te prijzen.
3. De Vogelkens met haar geklank,
Gaan ons in yver ver’ te boven;
Zy tonen haren Schepper dank,
En porren ons om Godt te loven.
4. De Boomen ’s winters uitgeblust,
Betoonen op et nieuw te leven,
Met Bladt en Bloezem toegerust,
Beloven weder vrucht te geven.
5. Het Velt met Gras, en Kruit geciert,Geeft met zijn geur en zoet vermaken,
Daar zwiert het wild, en tam gediert,
Om aan zijn voedzel te geraken.
6. Al wat men ziet schijnt op zijn wijs,
Gods wonderheden ’t openbaren,
Elk schepzel gaat Gods lof en prijs
Met vollen mondt aan ons verklaren.
7. Hoe is mijn ziel zoo levend’ doodt!
Dat die zoo weynig vruchts wil dragen?
Zy is van lust en kracht zoo bloot,
Om ’t goet te doen naa Gods behagen!
8. Vernieuwt my door u Geest O Heer!
Op dat mijn ziel in deugden groeje,
En door u kracht al meer en meer
Op ’t padt des levens verder spoeje.
9. Plant my, o Heer! in uwen Hof,
Aan Zions zuiv’re Water-stromen,
| |
[pagina 63]
| |
Dat ik daar wasse tot u lof,
Dat veele vruchten van my komen.
10. Laat dalen in mijn dorre ziel,
Des Hemels Dauw van u genaden,
En drijft daar uyt het boos gekriel
Van zonden, die mijn hert beschaden.
11. O Iezus! die mijn zwakheyt kent,
Geeft binnen in my kracht en leven,
Laat my u vast zijn in-ge-ent,
Dan zal ik u veel vruchten geven.
12. Als gy my van de aerd’ verplant,
In ’t Hemels Paradijs daar boven,
Zal ik tot uwe rechter-handt,
U eeuwig, en volmaaktlijk loven.
|
|