Christelyke gezangen
(1669)–Hendrik Uilenbroek– AuteursrechtvrijToon: Van de tien geboden.Niet ongelijk is ’s menschen leven,
Een renbaan, of een lopers perk,
Daar ongelijk de menschen streven,
Elk naa zijn voorgestelde merk.
2. Een Christen steekt zijn ooge leden,
Uit ’s werelts slijk-poel Hemel waert,
Het werelts kint zie naa beneden,
En zoekt zijn deel hier op der aerd.
3. Een schoone prijs is opgehangen,
| |
[pagina 177]
| |
Die nooit zal dorren of vergaan,
Voor dien na boven strekt zijn gangen,
Gelooft in ’t einde van de baan.
4. Maar waerdt daer by niet is noemen,
Die prijs, die d’aerd haar lopers geeft,
Een Krans van slechte boter bloemen.
Die niet bestendigs by zich heeft.
5. O gunstig Godt! wend gy mijn oogen,
En voert mijn logge geesten aan,
Naa ’s Hemels overzaalge bogen,
Om naa die waarde prijs te staan.
6. Mijn lopen Heer! staat aan u trekken,
Daar zonder ik geheel bezwijk,
Och wilt my doch uw hant toestrekken,
Dat ik niet zink in ’t aerdse slijk.
7. Wilt my vereischte krachten geven,
Om in uw wegen voort te gaan,
Want ziet Heere! hoe mijn schenkels beven,
Die voor het minste kluitje staan.
8. Och my! ‘k zal nimmer ’t einde krijgen,
’t Zygy begunstigt mijne tredt,
Want ziet my naa den adem hijgen,
Op elken voetstap voort gezet.
9. ‘k Moet storten neer, ter halver wegen,
En smooren in het gulle zant,
Ten zy gy Heer! tot my geneegen,
My stutten zult door uwe hant.
10. Iaa, wilt gy Heer! mijn traagheit merken,
Gy mocht my werpen uit het perk,
| |
[pagina 178]
| |
Maar neen, Godt wilt my liever sterken,
En vord’ren uwer handen werk.
11. Ach staat doch uwen knecht! dees bee toe,
Wilt met de Oly van uw Geest,
Van den hooft-schedel tot de tee toe,
Zijn leden zalven minst en meest.
12. Zoo zal hy wakkerder voort lopen,
En juichen hier in uw genaa,
En naa ‘t uit-eind der baane hopen,
De kroon der heerlijkheyt hier naa.
S. Simonides. |
|