Christelyke gezangen
(1669)–Hendrik Uilenbroek– AuteursrechtvrijToon, Naa dien de Godlijkheit.Des Heeren heerlijkheit,
Verzelt met goedigheit,
Blijkt in alle zijn werken,
| |
[pagina 72]
| |
Gy moet ô traage ziel!
Aandachtelijk merken,
Wat voor uw oogen viel.
2. Gy ziet den Hemel aan,
Daar Zon, en Maane gaan,
In haar bepaalde kringen;
Zy loopen in haar perk;
Gelijk alle dingen,
Doenz’ haar bestemde werk.
3. Daar boven is Gods Stadt!
Daar is mijn hoogste schat,
Daar zijn de heerlijkheden,
Daar is mijn Bruidegom!
Die voor al zijn leden,
Bereidt een Koning-diom.
4. Daar is der zielen Rust!
Vrede en herten lust,
Daar is al mijn verlangen,
Daar is mijn eeuwig deel!
Dat ik zal ontfangen,
En my vernoegt geheel.
5. Daar heeft de zond een end,
Vryheit van all’ elend’
Zal daar ook eeuwig wezen,
Daar is geen strijdt, noch val,
En geen quaat te vrezen,
Godt is daar al in al!
6. Der wolken schaduw breedt,
Dekt ons al met een kleedt,
Voor heete Zonne-stralen,
Dan komt een regen-plas,
| |
[pagina 73]
| |
Uit de wolken dalen,
Op ‘t groeyend velt gewas.
7. Zoo is beschermings wolk
Van Godt, steeds op zijn volk,
Dat schuilt onder zijn vlerken,
Ook straalt Gods goedigheit,
Binnen zijne Kerke,
Daar hy zijn kindren weidt.
8. Ziet gy dat boom, en kruidt,
Groeyen ter aerde uit.
Tot nut voor Beest en Menschen.
Denkt wat een goedigheit!
Heeft Godt boven wenschen,
Voor ons onwaerd’ bereidt?
9. Wat is de mensch ô Heer!
Dat hem uw’ gunst zoo zeer,
En rijklijk komt beschenken,
Met allen overvloedt,
Wie kan ’t al bedenken,
’t Goedt dat gy aan hem doet?
10. Gy geeft hem met u Zoon,
Een Hemels Troon, en Kroon!
Genade! ô Genade!
Wat zullen wy dan Heer?
Voor die groote weldaden,
Vergelden tot uw’ eer?
11. Wy zijn geheel verplicht
Heylig voor u aanzicht
Te leven, naa uw rechten.
Maakt ons ô Godt! bequaam.
Te zijn uwe knechten;
Dan eeren wy uw Naam!
|
|