te vereeren: dit leert den Apostel 1 Cor. 14. 26, 27. Wanneer gy zamen komt een iegelijk van uw, heeft hy Psalm, heeft hy een Leere, of Uytlegginge, enz. laat alle dingen tot stichtinge geschieden, Ephes. 5. 19. Spreekt onder malkanderen met Psalmen, Lofzangen, en geestelijke Liedekens. Zingende den Heere met aangenaamheit in uw herte. En op dat dit den Heere aangenaam zy, moet het geschieden, niet uit gewoonte, en alleen met de stemme, maar
1. Met verstant, aandacht, en den geest des onderscheyds, dat wy de stoffe van ’t gezang op onze byzondere gelegenheyt, of andere voorvallen, wel toepassen, 1 Cor. 14. 15. Ik zal met den geeste, en met den verstande zingen, en 1 Cor. 2. 15. De geestelijke mensche onderscheyt alle dingen.
2. Alzoo dat onze genegenheden en herts-tochten worden opgewekt na de stoffe, van den Psalm of Liedt welke wy zingen. ’t Zy tot droefheit, blijschap, gerustigheit, verlangen, begeerte, liefde na Godt, na zijn Woordt, na zijne Kinderen, enz. Deze bewegingen ziet men doorgaans in de Psalmen Davids.
3. Moeten wy trachten hier in Gode te verheerlijken, te loven, te danken, te bidden, en malkanderen te vermanen, te troosten, op te wekken, en zoo te stichten, in deugd en Godzaligheyt, Eph. 5. 19. Col. 3. 16.
Dit is ’t zingen van herten met aangenaamheit voor Godt; stichtelijk, en profijtelijk voor den menschen. Van zoodanig zingen zeyde Augustinus: