Surinaamsche mengelpoëzy(1804)–Paul François Roos– Auteursrechtvrij Inhoudsopgave Analoë plantaadjezang. Iroë de onvergenoegde. Lierzang. Roo-rac, bergzang. Suriname oorlogszang. Schets van den koffibouw. De suikerbouw. Schets van het plantaadjeleven, aan mynen broeder Cornelis Sebille Roos. Wandeling naar de plantaadje Ma Retraite, gelegen achter Paramaribo; in den jaare 1787. De plantaadje Annaaszorg. De plantaadje Spieringszorg. Toegezongen, op den Isten January, 1788. Reis naar de plantaadje Berg en Daal De plantaadje Berg en Daal. Lof der Motkreek. Sironoë, veldzang. Sironoë, tweede veldzang; by myn vertrek naar 't vaderland in 't jaar 1783. Zeezang, by myn vertrek van Suriname naar 't vaderland, met het schip De Jongste David, in 't jaar 1783. Aan myn' oom en moeije, G. en E. Roos; op den huize De Roôbrug, by Deventer. Zeeklagt, by myn vertrek van Suriname naar 't vaderland, met het schip De Jonge Jan, in 't jaar 1784. Zeezang, by myn vertrek uit Texel, den Isten van december, 1784, naar Suriname; met het schip De Vrouwe Anna Margaretha. Myne woning, by myne derde aankomst in Suriname, in den jaare 1785; afgeschetst en toegewyd aan mynen oom, Gerard Roos, te Deventer. De tuin van Gillis Pater. De schepping Combé. Tuingedachten. De overwinning van Aroukoe, 30 april, 1790. Toewyding. America, treurzang. Suriname aan Nederland, by het vertrek der schepen, in het voorjaar, 1786. Brief van Nederland aan Suriname. Suriname aan Demerary en Essequebo. Suriname aan Nederland. Brief aan den heer A. Vereul, te Amsterdam, in antwoord op het aan my toegezondene dichtstukje, in den jaare 1787. Brief aam mynen oom en moeije, Gerard en Elisabeth Roos, te Deventer. Myn negerjongen, Cicero. Veldzang. Bedgedachten. Aan het genootschap, de Surinaamsche Lettervrinden. Klinkdicht, aan het genootschap, de Surinaamsche Lettervrinden, by de laatste zitting, in 't jaar 1785. Op de tweejaarige standhouding van het genootschap, de Surinaamsche Lettervrinden. Ter derde verjaaringe van het genootschap, de Surinaamsche Lettervrienden, in 't jaar 1788. Ter vierde verjaaringe van het genootschap, de Surinaamsche Lettervrinden. Ter vyfde verjaaringe van het genootschap, de Surinaamsche Lettervrinden. Eindrymwoorden, aan het genootschap, de Surinaamsche Lettervrinden. Aan het genootschap, de Surinaamsche landbouw, opgericht in 't jaar 1788. Myne vaerzenmaakery. Aan den hoog edelen gestrengen heer, Mr. J.G. Wichers, By deszelfs aanstelling tot gouverneur generaal over de kolonie Suriname,&c. &c. &c., op den 16den van Maart, 1785. Opdragt myner redevoering over de oorzaaken van het verval, en de middelen tot herstel, der volkplanting Suriname, aan den hoog edelen gestrengen heer, Mr. J.G. Wichers, gouverneur generaal over de kolonie Suriname, &c. &c. &c. Reden waarom men my belet met Rosinda in den echt te treeden. Het Jongmans Leven. Het huwelyk. Afscheidsgroet aan den heer J.M. Thomas, naar Europa vertrokken, in het jaar 1790, met het schip De Phoenix. Afscheidsgroet aan den heer L. Wetzler, M.D. naar Europa vertrokken, in het jaar 1790. Grafschrift voor den heer S.C.D.M. Donkerman, V.D.M. Op het afsterven van den heer C. des Pomares, in het jaar 1790. Op het afsterven van vrouwe Lucretia Wilhelmina van Winter, geboren van Merken, in den vaderlande overleden den 19den van Wynmaand des jaars 1789. Suriname verheerlykt. Lierzang Grafschrift voor neêrlands vlootvoogd, Adriaan Braak, Lykzang voor George Washington, overleden in Noord-America, den 18den van December, 1799. Het vredejaar 1802. Suriname toegezongen.