Surinaamsche mengelpoëzy(1804)–Paul François Roos– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 262] [p. 262] Het huwelyk. Wat is het aangenaam en zoet in d' echt te leeven! Een vrouw te omhelzen, die men tederlyk bemint, Die ons haar' meester noemt haar' man, haar' boezemvrind; Een vrouw, die ziel aan ziel, en hart aan hart,doet kleeven! Die van haar naarstigheid ons daaglyks blyk komt geeven! Die in ons welzyn deelt, en lenigt onzen druk! Die door haare eerbaarheid vermeerdert 's mans geluk, En door haar braaf gedrag den vuigen nyd doet beeven! Die 't heilig huwlyksbed met heuglyk kroost versiert, Met kroost, in welks gelaat het beeld des vaders zwiert, En dat hun beider heil ten hoogsten top doet ryzen! Wie, die dit klinkdicht leest en op elk' regel let, Staat niet, op 't denken aan het jongmanschap, verzet? Ja! al wie edel denkt moet steeds het huwlyk pryzen! Vorige Volgende