Surinaamsche mengelpoëzy
(1804)–Paul François Roos– AuteursrechtvrijPaul François Roos, Surinaamsche mengelpoëzy. H. Gartman en P.J. Uylenbroek, Amsterdam 1804
-
gebruikt exemplaar
exemplaar universiteitsbibliotheek Leiden, signatuur: 1198 B 24
algemene opmerkingen
Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Surinaamsche mengelpoëzy van Paul François Roos uit 1804.
redactionele ingrepen
Bij de omzetting van de gebruikte bron naar deze publicatie in de dbnl is een aantal delen van de tekst niet overgenomen. Hieronder volgen de tekstgedeelten die wel in het origineel voorkomen maar hier uit de lopende tekst zijn weggelaten. Ook de blanco pagina's (p. π2 en II) zijn niet opgenomen in de lopende tekst.
[pagina ongenummerd (p. π1)]
SURINAAMSCHE
MENGELPOËZY.
[pagina I]
SURINAAMSCHE
MENGELPOËZY
VAN
P.F. ROOS.
te AMSTELDAM, by
H.GARTMAN en. P.J.UYLENBROEK.
MDCCCIV.
[pagina III]
AAN
HET VOLK
VAN
SURINAME,
EN AAN
HET GENOOTSCHAP,
ter zinspreuk voerende.
KUNST DOOR VRINDSCHAP VOLMAAKTER,
TE AMSTELDAM,
word
[pagina IV]
DEZE
SURINAAMSCHE
MENGELPOËZY
ERKENTELYK
OPGEDRAGEN,
door
P.F. ROOS.
[pagina V]
INHOUD.
ANALOË, plantaaayezang. | Bladz. 1 |
IROË, DE ONVERGENOEGDE. | 4 |
LIERZANG | 7 |
ROO-RAC, bergzang | 11 |
SURINAME, oorlogszang | 15 |
SCHETS VAN DEN KOFFIBOUW | 20 |
DE SUIKERBOUW | 25 |
SCHETS VAN HET PLANTAADJELEVEN, aan mynen broeder CORNELIS SEBILLE ROOS | 49 |
WANDELING NAAR DE PLANTAADJE MA RETRAITE, gelegen achter Paramaribo; in den jaare 1787. | 59 |
DE PLANTAADJE ANNAASZORG | 68 |
DE PLANTAADJE SPIERINGSZORG | 72 |
REIS NAAR DE PLANTAADJE BERG EN DAAL | 77 |
DE PLANTAADJE BERG EN DAAL | 81 |
LOF DER MOTKREEK | 91 |
SIRONOË, veldzang | 96 |
SIRONOË, tweede veldzang; by.myn vertrek naar 't vaderland in 't jaar 1783 | 101 |
[pagina VI]
ZEEZANG, by myn vertrek van Suriname naar 't vaderland, met het schip de Jongste David, in 't jaar 1783 | 105 |
AAN MYN' OOM EN MOEIJE, G. en E. ROOS; op den huize de Roôbrug, by Deventer | 111 |
ZEEKLAGT, by myn vertrek van Suriname naar 't vaderland, met het schip de Jonge Jan, in 't jaar 1784 | 124 |
ZEEZANG, by myn vertrek uit Texel, den isten van December, 1784, naar Suriname; met het schip de Vrouwe Anna Margaretha | 129 |
MYNE WONING, by myne derde aankomst in Suriname, in den jaare 1785; afgeschetst en toegewyd aan mynen oom, gerard roos, te Deventer | 141 |
DE TUIN VAN GILLIS PATER | 152 |
DE SCHEPPING | 156 |
COMBÉ | 167 |
TUINGEDACHTEN | 180 |
DE OVERWINNING VAN AROUKOE 30 April, 1790 | 187 |
AMERICA, treurzang | 193 |
SURINAME AAN NEDERLAND, by het vertrek der schepen, in het voorjaar 1786 | 196 |
BRIEF VAN NEDERLAND AAN SURINAME | 200 |
SURINAME AAN DEMERARY en ESSEQUEBO | 202 |
SURINAME AAN NEDERLAND | 206 |
BRIEF AAN DEN HEER A. VEREUL, te Amsterdam, in antwoord op het aan my toegezondene dichtstukje, in den jaare 1787 | 209 |
BRIEF AAN MYNEN OOM EN MOEIJE, GERARD en ELISABETH ROOS, te Deventer | 211 |
[pagina VII]
MYN NEGERJONGEN CICERO | 214 |
VELDZANG | 222 |
BEDGEDACHTEN | 226 |
AAN HET GENOOTSCHAP, de SURINAAMSCHE LETTERVRINDEN | 229 |
KLINKDICHT AAN HET GENOOTSCHAP, de SURINAAMSCHE LETTERVRINDEN, by de laatste, zitting, in 't jaar 1735 | 231 |
OP DE TWEEJAARIGE STANDHOUDING VAN HET GENOOTSCHAP, de SURINAAMSCHE LETTERVRINDEN | 232 |
TER DERDE VERJAARINGE VAN HET GENOOTSCHAP, de SURINAAMSCHE LETTERVRINDEN, in 't jaar 1788 | 234 |
TER VIERDE VERJAARINGE VAN HET GENOOTSCHAP, de SURINAAMSCHE LETTERVRINDEN | 237 |
TER VYFDE VERJAARINGE VAN HET GENOOTSCHAP, de SURINAAMSCHE LETTERVRINDEN | 239 |
EINDRYMWOORDEN, AAN HET GENOOTSCHAP, de SURINAAMSCHE LETTERVRINDEN | 243 |
AAN HET GENOOTSCHAP, de SURINAAMSCHE LANDBOUW, opgericht in 't jaar 1788 | 245 |
MYNE VAERZENMAAKERY | 250 |
AAN DEN HOOG EDELEN GESTRENGEN HEER, Mr. J.G. WICHERS, by deszelfs aanstelling tot gouverneur generaal over de kolonie Suriname, &c. &c. &c. op den 16den van Maart van, 1785 | 253 |
[pagina VIII]
OPDRAGT MYNER REDEVOERING | 258 |
REDEN, waarom men my belet met rosinda in den echt te treeden | 260 |
HET JONGMANS LEVEN | 261 |
HET HUWELYK | 262 |
AFSCHEIDSGROET aan den heer j.m. thomas | 263 |
AFSCHEIDSGROET aan den heer l. wetzler | 268 |
GRAFSCHRIFT voor den heer s.c.d.m. donkerman | 270 |
OP HET AFSTERVEN van den heer c. des pomares | 271 |
OP HET AFSTERVEN van vrouwe lucretia wilhelmina van winter, geboren van merken, in den vaderlande overleden, den 19den van Wynmaand des jaars 1789 | 273 |
SURINAME VERHEERLYKT | 275 |
LIERZANG | 300 |
GRAFSCHRIFT voor Neêrlands vlootvoogd, adriaan braak, overleden te Suriname, den 12den van Augustus, 1796 | 303 |
LYKZANG voor george washington, overleden in Noord-America, den 18den van December, 1799 | 304 |
HET VREDEJAAR 1802. Suriname toegezongen | 306 |