Waarachtige en Aen-merkens-waardige Historie van Lapland en Finland(1682)–Johannes Scheffer– Auteursrechtvrij Inhoudsopgave Voorreden aen den Leser. Waaragtige en Aanmerkenswaardige Historie van Lapland, Behelsende Desselfs Oorspronk, Landen, Godsdiensten, Tovery, 't Gebruik des Tover-Trommels, en Wind koopen, by haar in swang gaande. Eerste Boek. I. Hooftstuk. De naam van Lapland en desselfs Volkeren. Kleeden. Samojeden. II. Hooftstuk. De gelegentheid van Lapland. Hoe by ouds gehieten heeft. Bepaling. Langte en breete. III. Hooftstuk. Van 't Climaat en den aart van Lapland. Lange nagten en dagen. Maanligt. Winden. Menigte Snee. Regen. Snee-bergen. Hebben geen Lente nog Herfts. Het Veld en Boomen zijn binnen 15 dagen Groen. IV. Hooftstuk. De Verdeelinge van Lapland. Wat Mark te seggen is. V. Hooftstuk. Van de manieren der Lappen, haar Natuur en Aart. Zijn kleine Menschen. Oorsaak. Leelijkheid. De Vrouwen zijn moyer. Magerheid. Swart hair. Vaardigheid in 't loopen. Bloodheid en onnuttigheid in 't Leger. Konnen buiten haar Land niet leven. Molte een harer Koningen. Tovery. Boosheid. Luiheid. Maken haar eigen Gereedschap. VI. Hooftstuk. Oorsprong der Lappen. Finnen zijn sterk, verschelen weinig van de Lappen. Getuigenis van Tacitus, Saxo, Andr. Andriesse, en Ol. Petri. M. Kurk is niet seer oud; bewijs. Verscheide Kapiteins. Oorsprong des naams van Skriidfinns. Biarmers wat te seggen is. Oorlog tusschen de Finnen en de Sweden. Oorlog tegen de Kajaners. Hoe de naam van Biarmers opgehouden heeft; zijn te vooren geen Lappen genoemt. Oorlog van Errik. Banning van d'on-Christenen. Zijn niet van de Tartaren afkomstig. Verandering van Taal. Finnen bouwen 't Land en Huisen. Fontein. Verjaeging der Lappen. Kurk is van den Adel. Brengt de Lappen onder Contributie. Schattingen. De naam der Lappen. VII. Hooftstuk. D'eerste Religie der Lappen. Heidendom. De God Jumala, Thor en Turrisas. Koning Torrus. Verscheide Goden. Eere diemen Jumala aan doet; gelijkt na Thoron: Opper-God: is van Hout gemaakt; Offering van Goud. Goude Tas. Hoe de Tempel is. Wat het woord Hof is. VIII. Hooftstuk. De tweede oft Christelijke Godsdienst der Lappen. Zijn verlede Eeuw eerst Christenen geworden. Brieven van Errik. Meining van datse over 500. jaren Christenen zijn geweest. Slegten yver, verschilt weinig van de Heidense. Veele laten sig niet Doopen. M. Michel eerste Priester. Kerken en Scholen, door Christina gebouwt. Is van de Sweden gestigt. Oversetting van Boeken. De Priester pleeg een Vertolker te hebben. Patent-brieven. Skytt krijgt geld voor de School. Toeneming der School. Agting of estime voor Priesters en Sacramenten. Verbranden der Goden. Historisch verhaal. IX. Hooftstuk. Van't overige Heidendom, 't geen nog jegenwoordig onder de Lappen in swang is. Uitroying der Superstitie: Oog-Christenen: groote Superstitie. Feestdagen. Goden in de logt. Komen weinig te Kerk. Yver van een Priester. Groote Goden, Storjunkare en de Zon. Bidden Stammen van boomen aan. Seiten. De God Wirku-Accha, de Lijf-landse Lier. Graf-goden. Spoken en Duivels. Goede en quade Geesten. X. Hooftstuk. Van de Heidense Goden der Lappen, en d'eere diese aen de selve bewijsen. Drie Goden. Thor. Aijerke is Donder-God. Eeren Thor. Storjunkare komt veel eere toe, en laet sig somtijds sien; is God van de Vangst. De Son is de derde God. Elke God heeft sijn besondere vuur-plaetsen. Seithe en Thoron verschelen weinig. Tempel van Thoron. Nagt-spoken. De goddelijke plaetsen zijn menigte in getal. Respect aen Storjunkare. Waerom de Vrouwen daer niet by komen. Berken-houte Goden. Gedaente van Thoron en de Seitans. De Zon werd niet verbeeld. Rang der Seiten: zijn rouwe steenen: koleur, de mannen Offeren alleen. Door de Trommel en ringen weten sy wat Offer aengenaem is. Vernieuwen Thoron alle jaer. Order in't offeren. Offer van Storjunkare. Godsdienst der Seiten. Wijsen van Offeren. Watmen aen de Zonne offert, Ceremonien. Kleine Goden. Begraven het Offer. Juhlen, desselfs Feest. XI. Hooftstuk. Van de verborgene Toverkonst. Tover-trommels. Betoveren de Menschen. Tover-meesters. dʼOuders leeren die de Kinderen. Toverye is een erfgoed. Siekte der Tovenaers. De Duivel vertoont sig al singende. Werden van haer sinnen berooft; wat haer overkomt. Paredri. Aenmerking. Trommel, waer uit sy gemaekt is. Hoe de Boom sig drait. Figuur der Trommel, is een Ketel-trom gelijk, figuren daer op gemaekt: verscheidentheid van Characters en groote. Bos met ringen en een hamer: benaming. Geen Vrouws-persoonen mogen de Tromel aen-raken. Gebruik des Trommels, Ceremonien. Sy weten door de Trommel wat in verre Landen geschied: Exempelen: wijse om te weten: Vlieg: de ziel gaet uit het lighaem: legt als voor dood: Order in ʼt Jagen. Tovering door woorden: Wind-verkoopen, koorden met knoopen, drie-derlei Wind. Tover-pijlen. Tover-beurs vol blauwe Vliegen. Verhael. Braken der Slangen. Waaragtige en Aenmerkenswaardige Historie van Lapland. Tweede Boek. I. Hooft-stuk. Van de Republijk der Lappen. Civile zaken zijn tweederley. Gouverneurschap. Koning Motle. Magnus Ladulaus eerste Koning van Zweeden. Zijn voornemen. Errik de Goud-smids verspieding, gevegt en bedrog. Gehoorzamen de Birkarlen. De president gaat in 't Rood gekleed, en werd van de Koning van Sweden bevestigt. Regten en vryheden. Schattingen. II. Hooft-stuk. Van de Justitie onder de Lappen. Justitie en schatting sijn twee voornamen zaken. Het regt werd in Sweden uytgesproken. Toverkonst wert meest gestraft. Drie Rigt-kamers en drie Rigters. Oeffenen tweemaals des jaars Justitie. III. Hooft-stuk. Van de Schattingen der Lappen, waar in die bestaan. Op-halen der Schattingen. Staturen van Koning Karel. Tienden. De Schattingen bestaan in driederley saken. Plaatsen daar men vergadert om Schattingen te betalen. IV. Hooft-stuk. Van de markten welke onder de Lappen gehouden werden: als ook de plaats en bestemde tyd. Op hoedanige wijse de Koophandel toe gaat. Wat waren zy verhandelen: wat geld by haar omgaat. V. Hooft-stuk. Van de Laplandse taal, woorden en reden-kavelingen; verschil met de Tartarische Finlandse en andere talen; des zelfs declinatie om de Laplandse taal te leeren. VI. Hooft-stuk. Van de woon-plaatsen of Tenten der Lappen. Hoe die gemaakt werden, van wat stoffe en gedaante: veranderen gedurig van wooning. Hoe zy hare Rheen laden. Wat order zy houden in het trekken. En hoe zy hare spijs-kamer bouwen. VII. Hooft-stuk. Van de kleeding der Lappen, zoo der Mannen als Vrouwen; hare nagt- kleeden en dekens, Schoenen, Leersen en mutsen. VIII. Hooft-stuk. Van het Voedsel, Spijs en Drank der Lappen: Kaas, Boter, Confituren, en hare bereydingen: Tafel-gereedschap, gulsigen aart. Plegtelijkheden na de maaltijd. IX. Hooft-stuk. Van de jagt der Laplanders. Beire jagt. Eenige superstitien; order in gaan op de jagt. Honde jagt; gaan met plankjes onder aan de voeten. Vangst van Eekhorens, Hermijnnen, Hasen, Bevers, Vossen, Martel-dieren, Wolven, Linxen, Rheen, &c. Instrumenten op de jagt. Gesangen op de jagt-maaltijden &c. X. Hooft-stuk. Van de Wapenen en Gereedschappen, die de Lappen op de Jagt gebruyken. Hoe hare Schaatsen gemaakt zijn; dwalinge van sommige Autheuren, die van de Schaatsen geschreven hebben. Haar Stok diese op de reys hebben. Sleden, &c. XI. Hooft-stuk. Van de Laplandse Handwerken. Keuken-gereedschap, Schepen maken, Schuiten, dragen die op haar schouders. Timmeren van allerley sleden. Schaatsen. Laden en koffers maken. Korven en manden te vlegten. Verscheyde huys-raad. Lepels, Weeftuig. Vormen om Tin te gieten: Tonnen: Drink-schalen &c. XII. Hooft-stuk. Van de besigheden der Vrouwen. Spinnendraden van plat geslagen senuwen om te nayen. Verscheide zoort van draden, bereiding. Wolle gaaren, koussen breiden, als ook mutsen en wanten. Wevery van lind. Het maken van de tin-draad. Hoe andere draden met tin omwonden werden. Verscheide borduuwerken. XIII. Hooft-stuk. Van de gemeene besigheden, zoo der Mannen als der Vrouwen. Doen sware werken te zamen. Hoese in de sleden zitten. Hoese des zomers en des winters reisen; visseryen. Houte visch-haken. Een dry-tandig yser om Snoek te vangen. Visschen onder Ys. Om geluk en ongeluk in ʼt vissen te weten. Toveryen ontrent de vis-vangst. XIV. Hooft-stuk. Van 't vermaak en divertissementen der Lappen. Haar leuygheid. Houden veel van malkander te bezoeken. Verscheide spelen; springen om verst. Springen om hoogst. Boog-schieten. Premie. Balslaan oft kolven. Worstelen. Kaartspelen. Taarling-spel. Kogels-spel. Beproeven malkanders kragten. XV. Hooft-stuk. Van het Trouwen en de Bruiloften der Lappen. Waar de Vryer na siet. Verzoek van 't Houwelijk. De Vryer moet buyten staan hout-hakken. Beschenken met Brandewijn. De Vryer wert binnen geroepen, begroet zijn Vryster. Geschenken. Hoe het ja-woort gegeven werd. Steentjes die de liefde verwekken. Lange uytstel. Bezoek al zingende. Regt der Vryer en Ouders. Bruiloft. Bruilofs-kleden. Wijse van trouwen. Verborgentheden van 't Houwelijk by een vuur-steen vergeleken. Speel-noods. Order in 't gaan. Droefheid des Bruid. Order aan tafel. Hebben geen Musijk-instrumenten. De nieuw-getrouwde moet een jaar dienen. Historie. Jaloersheid. XVI. Hooft-stuk. Van de geboorte en opvoedinge der kinderen. Verlangen zeer na kinderen. Oud gebruik van 't byslapen. Oorzaak der onvrugtbaarheid. Hoese weten of een vrouw een meisjen oft jongetjen draagt. De vrouw werd by de maan vergeleken. Teikenen of het kind gezond is. Kraam-leggen. Wassen het geboren kind. Blyven niet lange in de kraam leggen. Doopen. Namen der kinderen. Verandering der namen. Zuygen. Wiegen. Kinderen speel-goed. De Soons werden van de Vader geleerd en de Dogters van de Moeder. Boog-schieten. Rheen diese aan de kinderen geven. XVII. Hooft-stuk. Van de ziekten der Lappen, haar dood en begrafenisse. Oog-qualen: Pijnen. Scheur-buik. Branden daar pijn is. Lende-pijn. Vervrore leden. Kragt der Rheen. Kaas kragten. Hoogen ouderdom. Weten door toveryen of ymand sterven zal. Lijk-maal. Bewinder der dooden. Ring tegen de Graf-goden. Dood-kist. Begraaf-plaatsen en wijse. Superstitien. Offer. Lof der doode. Rouw. Verdeiling van goederen. Zeldzame en Aanmerkenswaardige Historie van Lapland. Derde Boek. Handelende van de Gedierten, Gewassen, Gebergten, Steenen, Metalen en Wateren. I. Hooftstuk. Van de Rheen. Taranden. Onderscheid der Herten en Rheen. Rheen met dry, vier en ses hoorens; fatsoen des hoorens. De Rheen herkauwen niet. Wilde en tamme Rheen. Tijd van Reujen, Lubben, Melken, Kaas, Stremsel: konnen geen Boter maken. Weiding, Voeder, Swemmen en Ziekten der Rheen. Schade door Ziekten en Tovery, ouderdom, Jagt-honden. II. Hooftstuk. Van de Beiren, Herten, Wilde Rheen, Elanden, Onderscheid tussen Rheen en Elanden, Wolven, Gulsigaart, Bevers, Marteldieren, Eekhorentjes, Sabels, Herminen, Berg-muisen, Hasen, Wezels &c. haar aart, eigenschap, voorttelling, verandering des huids. III. Hooftstuk. Beschryving van de Laplandse Vogels, sijn alle Wild, Swanen, Hopvogels, Knypers, Loomvogels, Kiaeders, Faisant, wilde hanen, Veldhoeders, Patrijsen, Arenden, Raven en diergelijken. IV. Hooftstuk. De Laplandse Visch-vangst van Salm en des selfs overvloed. Wat Lax en Salm is. Snoeken. De Sweden sijn Meesters van de Vangst, reden daar af. Syk, Baars, Raeding, Oerlax, Har, en nog andere soorten van Visch. V. Hooftstuk. Van de kruypende Gedierten: allerley soort van Muggen. Vlojen en Luysen: en Wespen die veel ongemaks aanbrengen. VI. Hooftstuk. Verscheide Geboomten, Kruiden en Mossen in Lapland. Boomen Wassen gansch Lapland niet door. Bossen, Heesters, Kruysbesien, Wilde Kersen, Jenever, Moerbesien, Framboysen, Krakebesien, Roode Besien, Swarte Bessen. Steen Angelica, Suiring, Rheen-kool MOSAROOTH; WELKGNIGROES, Dolkruid: Droogen en verscheyde soorten van Mosch. VII. Hooftstuk. Van de Minen die in Lapland gevonden werden. Ontdekking van Silver minen; Loot-aders; Loot-minen. Silver-minen. Marcasita, Werkhuis. De Luiheid der Lappen is d'oorsaak dat de Minen niet ontdekt werden. Koper-minen. Verscheide Yser minen. Goud minen zijn nog niet gevonden. VIII. Hooftstuk. Laplandse Gesteenten, waar voor Gods-dienst gedaan werd. Platte ronde Steenen. Seilsteen is daar niet te vinden. Diamanten oft Cristal, met welke men ook vuur slaat. Amethijsten, Topaas, Paarlen, in wat Schulpen de Paarlen wasschen. IX. Hooftstuk. Laplandse Rivieren, Meiren, Fonteinen en Watervallen, desselfs oorsprongen, gronden en benamingen. X. Hooftstuk. Verscheidene Aarde in Lapland. Zanden, des selfs schade in de Somer. Gevaar op de Bergen Fellices. Beschryving der Bergen Fellices. Spoken op de Bergen. Toppen der Bergen, namen. Seker gebouw ten tijde des Sondvloeds gemaakt; wederlegging. Vlakten. Naukeurige beschrijving van Finland, en desselfs Inwoonders. Vierde Boek. I. Hooftstuk. Kort begrijp van de gansche Historie der Finnen. II. Hooftstuck. Beschriving van Finland. III. Hooftstuck. Van de Kragtige Winden die in Finland heerschen, mitsgaders van de Donder, Blixem, en overmatige koude, Rijp, Sneeuw en Ys. Kastelen van Sneuw. Gevecht in de Sneeuw. Renbanen met Paarden op het Ys. IV. Hooftstuck. Van de Spoken die by nagt danssen, mitsgaders van de Toveressen, Tovenaers, Wind-verkoopers, enz. V. Hooftstuck. Seker werktuig der Toovenaars. Manier om te weeten wat men in verre Landen doet. Hoe de Tovenaars siekten aan andere verwekken. Toveryen van Hollerus en Oddo. Tovery van Othni. VI. Hooftstuck. Van de gebonde Toovenaar. VII. Hooftstuck. Van de Straf der Tooveresse. Van een Engelsen Vrouw, die van de Duyvels uit het graf gehaalt wierd. Verhaal van Saxo, wegens de straffen der Tooverijen. Schade die de Duyvels doen. VIII. Hooftstuck. Van de Schuytjes en Scheepjes, die met Pesen en Wortelen gebonden werden. Houte Ankers. IX. Hooftstuk. Van 't onderrigt om te schieten. X. Hooftstuck. Van de Bekering der Noord en Oost Finlanders. XI. Hooftstuck. Van sekeren Arngrimus, en de Tooverijen der Finlanders. XII. Hooftstuck. Van de strijden der Finnen tegens de Moskoviters. XIII. Hooftstuck. Hoe de Finnen op verscheide wijse Strijden. XIIII. Hooftstuk. Van de Finlandse Wapenen. XV. Hooftstuck. Van de Visschen en Swarte vloed te Nieuwburg in Finland; mitsgaders van een wonderlijke Harpenaar in de zelve. XVI. Hooftstuk. Van de Viervoetige Gedierten; mitsgaders van het Gevogelt. Register, der Voornaamste saken in 't Eerste Boek begrepen. Register, der Voornaamste saken in't tweede Boek begrepen. Register, der Voornaamste saken in t derde en vierde Boek begrepen.