Waarachtige en Aen-merkens-waardige Historie van Lapland en Finland
(1682)–Johannes Scheffer– Auteursrechtvrij
[pagina 1]
| |
Waaragtige en Aenmerkenswaardige Historie van Lapland.
| |
[pagina 2]
| |
boorte Jesu Christi. Dit is seer zeker, ten minsten ten opsigt van de Lapfinnen en Siaefinnen of Finlanders die aan de zee leggen, welke men tegenwoordig Finlappen noemt, dese woonen digt by Noorwegen langs den Oceaan,Ga naar margenoot+ en hebben een Koning gehad met namen Motle, die als Souverain over dit gansche land regeerde, en dat, voor en na de tyd van Herout Harfager, die gansch Noorwegen onder sijn gebied bragt, hy roofde geheel Biarmie uyt, zonder dese Finlanders aan te raken, welke als te vooren woonen onder het gebied van haar eygen Koning, en in haar eerste vryheid. De naam van Lappen is in die tyd nog niet bekend geweest,Ga naar margenoot+ daarom behouden zy noch de naam die haar voor-ouders gehad hebben, namelyk, diese gemeen gehad hebben, met die gene, van welke zy afkomstig sijn. Daar is de minste blyk of waarschijnlykheid niet van, datse een andere Regeering of onder een ander Gouvernement hebben geweest, na datse de naam van Lappen gedragen hebben; dat is te seggen, sedert datse nieuwe Volk-uytsettingen oft Colonien in 't midden-land hebben geplant, zijnde aan d'andere sijde der Bergen, welke Sweeden en Noorwegen van malkanderen scheyden. Want die gene welke uyt haar Land sijn gegaan, en andere nieuwe wooningen hebben opgesogt, hadden een hooft van nooden, die het gezag voerde. 't Is kwalijk te gelooven, dat, na datse vreedsame besitters sijn geworden van die landen, sy hem niet als Koning en Oppervoogt van haar land souden aangesien hebben. Zijn Rijk was doen soo vast gegrond, dat het in geenderley wijse mogelijk was, dat sijn volk tot een vreemde Regeringe konden afvallen, en op een tijd, wanneer'er niemand gevonden wierd, welke den oorlog aan soo een groot getal ellendige vlugtelingen sou willen verklaren, sijnde in soo een woest land in de bosschagien, midde van de sneeuw, met een onverdragelyke koude. De Moscoviters van dese elendige stand der Lappen verwittigt sijnde,Ga naar margenoot+ veranderden hare gedagten om haar aan te randen, daar sy se onder d'oogen hadden, 't hadde de grootste sotternye van de wereld geweest en niet min gevaarlijk, waar op een quaad gevolg soude gekoomen sijn. 't Was met een woord niet raadsaam soo een arm verhongert volk t'overrompelen en te plunderen. Derhalven hebben de lappen een ruimen tijd in hare vryigheid gewoont, sonder van eenige nabuirige volkeren hangen. | |
[pagina 3]
| |
Magnus met toename Ladulaus is d'eerste der Sweedse Koningen geweest,Ga naar margenoot+ die voorgenomen had haar t'onder te brengen; Dese leefde ontrent het jaar na de geboorte Christi een duizend, twee hondert, seven-en-seventig. Dan dese Koning bevond sig in dusdanigen stand, dat hy de Lappen onder de kroon van Sweden niet kon brengen, welke Lappen tot noch toe van niemant af hingen, maar offerde dit op aan die gene, welke de moed had om haar te temmen en onder sijn gezag te brengen,Ga naar margenoot+ belovende daar by, dat die gene welke sulx konde uyt-werken het gouvernement over haar zoude hebben. Het schijnt niet dat hy de kosten heeft willen doen van een rechtvaardigen oorlog, hebbende voornamentlyk dese overdenking, dat hy hem zouw moeten achtervolgen als de wilde Beesten; evenwel kon hy onderwylen niet lyden, dat soo een naa-gelegen volk, die hare wooninge by na in't midden van sijn onderdanen hadden weigeren souden de Kroon van Sweden te gehoorsamen. Hy vermoorde daar van eenige particuliere luiden om te sien hoese dese Natie souden meester werden, haar aanporrende en aanmoedigende met groote voordeelige beloften, indien zy haar temden, sulx te sullen vergelden. De saak had een volkomen uytslag, volgens het voorstel:Ga naar margenoot+ want de Birkarlen hare nagebuiren ondernamen sulx, sijnde niet sonder groote hoop van overwinning, en geen kleyne buyt en winst te doen, hebbende na een seer gelukkigen aanslach, victorieuslijk het veld behouden. 't Berigt welke een deser Birkarlen in dese gelegentheid doet blyken, verdient hier gedagt te werden. Buraeus welke dit in geschrift heeft na gelaten, heeft in de Conferencien doen sien,Ga naar margenoot+ hoese hebben gevonden een Goud-smit van Luhla met namen Errik een man van groote eer en aansien, welke verzekert zulx te hebben verstaan uyt de mond van de Heer Andreas Priester en Prochiaan van Pitha. Dese Birkarler ging doe alleen na Lapland toe,Ga naar margenoot+ om het Land en de wegen hier en daar te verspieden, door welke zy van Birkarlen na haar huis toe gingen. Hier dient aangemerkt dat'er op die tyd niet een eenige woninge was, en dat'er niemand aan't noorder deel van dit Land en woonde, sijnde woest en onbebouwt, aldaar hy in't midden van de weg ging leggen en sich met sneeuw van sijn vrouw liet bedekken,Ga naar margenoot+ om reden dat de Lappen in't wederkeren waren en gedwongen souden sijn over sijn lighaam te passeren, 't welk dusdanig bedekt | |
[pagina 4]
| |
was. D'een na d'ander daar ter plaatse in de nacht komende, merkte hy datse vyftien sterk waren; sijnde die welke het gesag over de andere Lappen hadden. Soo ras sy waren verby gegaan, rees hy dadelyk van onder de sneeu op, en spoedigde sijn weg door de kleine paadjes soo ras als hy kon;Ga naar margenoot+ op dese wyse sloeg hy met sijn swaart d'een na d'ander doot, die niet tot verwering mede genomen hadden, want uyt gaande, sy daar niet af dagten, datse sulk een ontmoeting souden hebben, want sy de minste vyand niet te vreesen hadden. Die gene, welke achter aan ging (gelyk het gemeenlyk gebeurt datmen achter malkander gaat, wanneermen een lange reys te doen heeft) kon niet weten dat de voorste omgebracht was, wijl hy door den duyster van de nacht niet en konde verr' voor hem sien, want sy waren verre van malkander af; dese versloeg hy dan tot de laatste ook op de selfde plaats gekomen was, welke siende de doode lichamen van sijn reys-broeders ofte kameraats, groot geweld deed, en hem met alle macht tegen stont. Dit gevecht ging vry wat rou in sijn werk, een yder van haar vocht tot behoud van sijn leven;Ga naar margenoot+ maar den Birkarler moest op't laatst sijn vrou tot hulp roepen, doch hy bragtse al te maal om dat'er niet een ontsnapte, aldus behield hy de overwinning. De sterksten, machtigsten en aansienlijksten der Lappen in deser maniere omgekoomen sijnde,Ga naar margenoot+ onderwierpen d'anderen sich seer licht, sonder de minste weerstand. Sommige Autheuren schrijven,Ga naar margenoot+ datse op de selfde tijd door de Birkarlen bedrogen sijn; desen dan door den Koning Magnus aangemoedigt sijnde om de Lappen te dwingen datse sich onder de Kroon souden stellen, gingen die opsoeken, hebbende aan beyde sijden stilstand van Wapenen voor eenige dagen. Ondertusschen de Birkarlen, welke in de Parochie van Birkarla woonden, besprongen haar, daar sy nergens om vyanden dachten, en na dat'er een goed getal waren dood geslagen, maakten sy sich meester van alle d'andere die 't Land bewoonden aan de zee van 't Noorden en 't Westen. Wijl dan hier boven gewag gemaakt werd van een stilstand van Wapenen,Ga naar margenoot+ moetmen noodzakelijk gelooven, dat, eer sy overwonnen sijn geweest, Oorlog tusschen de Lappen en Sweden geweest is, door welke desen Koning Magnus Ludulaus haar niet en heeft onder het gebied van Sweden konnen krijgen. Misschien spreekt Zieglerus hier de waarheid, seggende, dat de Laplandse Natie een seer sterk volk is, | |
[pagina 5]
| |
die zeer lange hare vryigheid bewaart hebben, tegenstaande ondertussen de wapenen van Noorwegen en Sweeden. Zoo dat ik geloof, dat de vryheid der Lappen, welke den Authuer hare magt toeschrijft, liever voort gekomen is door een verachting diemen tegen hare natie heeft:Ga naar margenoot+ gelyk als wy sien dat door de Mascoviten hare nagebuuren is in 't werk gestelt, hebbende altyd gelooft dat de Lappen, om hare groote armoede, de kosten niet verdienden, om met recht een oorloog tegen haar te voeren, 't welk dan alleen de reden is, dat men haar niet en heeft onder de heerschappye gebragt. Wy moeten dan ook van gelyken geloven dat de Sweden in dat zelfde gevoelen sijn geweest; zoo datmen bespeurt, dat de Lappen niet en sijn overheerst, dan alleen door de parochie der Birkarlen: en zoo de Koning Magnus Ladulaus die niet onder sijn gezag had gebragt, dat is juyst niet sijn onmagt toe te schryven, al of hy zulx niet doen en kon, maar dat hy om zoo een volk te bestryden de nodige kosten niet en heeft willen doen, om een ontzaggelyk leger uyt te rusten. De Lappen waren doe overwonnen door hulpe van een klein getal particulieren perzoonen,Ga naar margenoot+ ontrent het jaar na de geboorten Jesu Christi een duyzent, twee hondert, zeven en zeventig: sijnde gedwongen aan de Birkarlen te gehoorzamen, en by gevolg aan de Koning van Sweden. De Sweden sijn dan d'eerste geweest die haar hebben't onder gebragt, en hare gebueren hebben dit voorbeeld nagevolgt; d'inwoonders van Noorwegen hadden haar gevangen door een deel van haar land, en de Moscoviters van d'andere. Zoo dat het by verloop van tyd geschied is, dat de Lappen welke in't midden van dat land woonen en tussen de gebergten, sig gedwongen sien om te gehoorzamen, en schattinge aan de Koning van Sweden, Noorwegen en Rusland te betalen. Wat aangaat Sweden, 't is onwedersprekelyk datse seder eenige eeuwen de helft van alle de rechten hebben gehad,Ga naar margenoot+ zoo wel in kerkelyke als civile zaken, rakende namelyk de schattingen of de straffe der misdaden, dat is der menschen of der quade bedryven; en de helft van de Jurisdictie over de Lapfinnen en de Finnen die het land aan de Zee bewoonen, dat is van Tidisfiorden tot Walanger, 't andere gedeelte behoort aan de Kroon van Denemarken en Noorwegen; 't welk uyt de ordere blykt, welke Karel de negende aan d'ambassaduers die na de Koning van Denemarken gingen, gegeven heeft. Maar aangaande 't | |
[pagina 6]
| |
land dat van Malanger strekt tot Waranger, daar van heeft Sweden altyd een derde gedeelte bezeten,Ga naar margenoot+ hebbende de volkeren van Noorwegen het twede deel, en de Moscoviter een derde gehad tot het jaar een duisent, vyfhondert, vyf-en-negentig. Wanneer door een ander Publyk tractaat de Sweden dit laatste derden-deel van de Moscoviters gekregen hebben. Zy sijn voor het overige geduirig alleen meester van 't land geweest, als ook van de bergen, en d'andere noort gelegen landen, diese tot noch toe onder haar hebben: zy hebben ook Justitie over alle d'inwoonders de tyd van ontrent vier hondert jaren geoeffent, na de tyd van Magnus Ladulaus. De forme van 't gouvernement,Ga naar margenoot+ is van 't begin af onderhouden, op dese voorwaarde volgens d'uytspraak van de Koning Magnus gedaan: alle de Lappen welke woonen aan de kant van de Golf Botnia zouden sijn met hare visserien van de Salm, in volkomen magt van de Birkarlen, welke haar mogten schattingen opleggen, hebbende noch de vryigheid om met haar te handelen en te ruile-buiten in allerhande waren en koopmanschappen, doen de haar profyt zoo veel het mogelyk is. Tot erkentenisse dan van dese Souvereyne Authoriteit des Koninx,Ga naar margenoot+ sijn dese zelfde Birkarlen jaarlyks gehouden een vereering te doen van een zeker getal grauwe Eenhorentjes vellen. Dit is het zelfde 't gene Olaus Magnus van de Lappen schryft,Ga naar margenoot+ datze, namelyk, presidenten of opsigters hebben, welke ze na hare wille verkiesen, 't gene door gemeene stemmen van't gansche volk geschied diese Berchara noemen,Ga naar margenoot+ 't welk zoo veel te zeggen is als Berg-menschen; dese houden haar in groot aansien, doende haar veel eer en respect aan, gevende aan haar veel schoone vellen, en allerley zoorten van visch, zoo om de schatting te betalen diese de Koning schuldig sijn, als wel uyt een zuyvere vrye genegentheid. Sy geven aande Birkarlen de hoedanigheid van Presidentschap van Lapland, want zy hadden geen anderen op die tyd, die haar uyt naam des Konings beheerschte. Om deser oorzaken zegt Zieglerus dat desen President de naam van Koning gehad heeft,Ga naar margenoot+ om dat de Koning van Sweden haar 't gezag en de magt gaf van over de Lappen te gebieden;Ga naar margenoot+ welke in het rood gekleed was tot teiken van sijn Koninklyke waardigheid. Uyt dese rode kleding blykt kragtig,Ga naar margenoot+ dat'er geen andere is, welken de bediening van Presidentschap bekleed, als die alleen, hebbede | |
[pagina 7]
| |
de grootste Authoriteit; want Olaus Magnus spreekt Positijf, namelyk dat sijn rode rok hem voor zoodanigen doet kennen. Een dan der Birkarlen (te weten op die tyd van den Autheur) gebied over de Lappen; en misschien dat zy van 't begin af, datse aan den oever van de golf Botnia gewoont hebben, niet meer dan een Bevelhebber hebben gehad;Ga naar margenoot+ maar na datse sig verder hebben uytgebreid, is dit land in verscheyde Lapmarken in 't bezonder verdeilt geworden, zoo dat daar na een yder deser Provincien sijn eigen President heeft gehad. Ik maak dit besluit hier uyt,Ga naar margenoot+ te wete, dat in de brieven van de Koning Gustavus d'eerste, gesproken is van Birkarlen van Luhla, van Pitha en Torna, van welke Birkarlen de Lappen van Pitha zedert haren Commandant hebben gehad; de Lappen van Luhla de haren, als ook van gelyken die van Torna, en hebbense yder haren Koning genoemt, die de rode rok draagt, als een teyken van sijn gezag: en dat tot de tyden van Koning Gustavus d'eerste; 't welk zeer waarschijnlyk is, want Zieglerus maakt geen meer gewag dan van een President; maar Olaus spreekt als van meer, en segt niet, een President van Lapland, maar spreekt in 't getal van velen, Presidenten. Dese Schrijvers verdienen beyde haar geloof in dit geval;Ga naar margenoot+ dese Presidenten wierden met gemeene stemmen van de Lappen uytgekoren om te gebieden;Ga naar margenoot+ maar echter moest de Koning van Sweden dese gekorenen persoonen in hare bediening bevestigen, en haar zodanigen magt geven, op voorwaarde datse haar onder sijn Majesteit moesten stellen, en aan hem de schattingen uyt de naam van Lapland betalen. Een yder kan hier toe komen, welke van de outsten der Birkarlen is, en tegenwoordig verschijnt;Ga naar margenoot+ Bureus segt datse sijn uyt de parochie van Birkarla. Maar Olaus Magnus is van een gansch ander gevoelen; want hy noemt de Berchara, dat is zoo veel te zeggen, als Berg-mannen, het woord Berg deduid zoo veel als een berg, en Charar oft Karar is een mensch of man te zeggen. Maar wat of de reeden is waarom men haar zoo een naam geeft, of van wat berg zalmen dit moeten verstaan? ten kan van de Noorweegze bergen niet sijn, want op die tyd woonden niet een Laplander op die bergen; en over die bergen, en vindmet geen andere, als men kan zeggen, dat'er hebben gewoont. Doet hier noch by dat de Birkarlen onder de Koning van Sweden gestaan hebben. Derhalven sloten de publijke Acte de meeningen van Olaus heel omver; want de Birkarlen sijn niet genoemt geweest Bergekarli, maar Birkarleboa. | |
[pagina 8]
| |
't Gevoelen daar men meest op vast mag gaan,Ga naar margenoot+ is dat van de Parochie vaan Birkarla; want Olaus Petri Niurenius stelt die onder den Rang van de Parochie van Tavastia, en men vind die heden-daags in de geographise Kaarten geteikent. Aangaande dat Gustavus d'eerste in sijn brieven van de Birkarlen niet en spreekt van eene Parochie alleen, maar van meer, en niet en noemt de Parochie van Birkarla, maar van Luhla, Pitha, en Torna;Ga naar margenoot+ dit komt hier van daan, dat in 't vervolg eenige Birkarlen in Tavastien geboren sijn, diese verkoren en vast stelden in de steden van Luhla, Pitha, en Torna, om aldaar over de Lappen te gebieden, en door dat zelfde middel met haar te handelen:Ga naar margenoot+ en wijl de Koophandel met de Lappen niet geoorlooft was dan aan de Birkarlen, roemt Buraeus die Koopluiden, en teikent aan dat de inwoonders van Bothnia, en ook d'andere die men Birkarlen noemt, sig besig houden met in de zomer de Kooplieden t'onfangen welke van den oever van de Botnise Zee komen, brengende hare koop-waren, diese wisten dat de Lappen geern hadden, dese bragtense in de winter, wanneer de Meiren en Rivieren digt bevroren waren. Hier sietmen d'inwoonders van Birkarla,Ga naar margenoot+ datse niet van eene Parochie sijn, maar van gansch Bothnia. Ten zy wy liever willen zeggen, datse by outs niet en hebben gewoont als in de Parochie van Birkarla; en datse zedert die tyd het land vorder hebben bewoont, en in alle de Landen en Steden de Rechten en Insettingen bewaart, diese in 't begin ten tyde van Koning Magneus Ladulaus gekregen hebben. Dese Regten of 't Wetten waren,Ga naar margenoot+ datse alleenig 't gezag over alle de Lappen hadden; op dat niemand anders mogt opstaan en dit volk eenige schattingen opleggen; ook was 't aan niemand geoorlooft met haar te handelen als aan haar alleen; en 't is zeker dat dese wetten lange onderhouden sijn geweest: sijnde aldus gebleven tot de tyden van Koning Gustavus d'eerste,Ga naar margenoot+ by welke men nog gesien heeft het Tractaat met de Birkarlen, dat gemaakt is tot Upsal, d'eerste dag van April in 't jaar vyftien hondert, agt-en-twintig, 't welk in sig bevat de Pligten die zy gehouden sijn jaarlyks aan de Kroon te voldoen, voor alle de gemakkelykheden en profyten diese uyt de Lappen trekken: want dese gemakkelykheden of Commoditeiten, welke spesialelyk aan de Birkarlen behoren, sijn geen anderen als die uyt de particuliere Regten voortkomen, daar zy haar zoo wel by gevonden hebben ten tyden van Koning Magnus Ladulaus. | |
[pagina 9]
| |
Dese Wetten ofte Rechten sijn elke reise vast gestalt,Ga naar margenoot+ sijnde vande Vaders tot op de Kinderen altyd gestorven, en niemand kon die genieten ten zy hy een Bikarler van geboorten was; dit kan genoegzaam gesien worden uyt de brieven van den zelven Koning Gustavus, welke d'eerste waardigheid begrypen die d'oude Birkarlen hebben gehad over de Laplanders, namelyk dat hare Kinderen die Regten van hare Ouders hebben ontfangen. Dese Koning bevestigt haar alle dese Regten, als ook de magt om die aan hare Kinderen over te dragen als ook aan hare nakomelingen, met dese veranderingen alleen, dat zy onder de naam van schattinge eens zoo veel zouden betalen, als zy wel van ouds gewoon waren. Dit is dan de magt geweest die de Birkarlen op de Lappen hadden, en dat onder 't gezag van de Koning van Sweden;Ga naar margenoot+ dese magt is gekregen door hulp en behendigheid; vast gestelt door 't Koninklyk gezag; bewaart alleen van de Natie der Birkarlen, en by na drie Eeuwen agter een aan hare Kinderen overgelevert, tot dat Koning Gustavus d'eerste dit wat heeft verandert. De groote baldadigheid van zommige Birkarlen,Ga naar margenoot+ haar uytstekende rykdommen, schatten en d'onderdrukking der armen onder haar, sijn de meeste oorzaken geweest van dese veranderinge, want 'er niemant was die 't gezag over de Lappen had als zy, tot welke alle de profijten alleenig quamen. De rykste en de magtigste konden van andere niet langer verdragen werden, niets aan de armen uytdeilende, als het slegste en geringste, bewarende voor haar zelven het beste.Ga naar margenoot+ Dese armen menschen door zoo een onregtvaardige handel mishandelt sijnde, wierde aangeport, om tot de Koning Gustavus haar beklag te doen, beschuldigende hare rykdommen. Dese Koning, de zaak ondervorscht hebbende, deed Hendrik Laurens in 't gevangen-huys zetten, verwysende hem tot drie groote boeten,Ga naar margenoot+ en ontfing zelfs zedert die tyd de schatting van de Lappen, gevende aan alle zoort van Perzoonen de vryigheid om met de Lappen te handelen. Dese Hendrik Laurens was ten tyde van Koning Gustavus een van d'aansienlykste der Birkarlen en misschien de broeder van David Laurens, welke met Niclaas Jonas,Ga naar margenoot+ sijnde beide van de Birkarlen afgevaardigt, onder hare naam handelden in 't jaar vyftien hondert, agt-en-twintig met de zelfde Koning Gustavus, wegen de schattinge der Lappen; door welke men kan weten, dat dit reglement weinig tyd daar na door Gustavus gemaakt is, en dat dese regten, die de Birkar- | |
[pagina 10]
| |
len tot nog toe genoten hadden, een eynde kregen en dat by na met hare heerschappye. Deze ontrovinge der Regten en Privilegien, diese schandelyk hadden misbruikt, tot dat de armen begonde te klagen, was niet alleen een daad van gerechtigheid, maar van een groote voorsienigheid; want men aanmerkte de groote magt, welke op zulk een klein getal van Persoonen rustede, over zulk een groot volk, en verre uytgestrekt land des Koning, zoo maakte men overdenking op de rykdommen, die van de Koning zeer nodig waren; hy belettede dan datse dese schattingen niet meer op en haalden,Ga naar margenoot+ maar liet de vryheid algemeen sijn, en dat aan de arme Birkarlen, waar door zy konden prospereren. Het Gouvernement van de Birkaren op die wyse sijn einde hebbende genomen,Ga naar margenoot+ zond de Koning Gustavus volk in Lapland, welke uyt naam des Koning de Schattingen zouden ophalen, en voorts alle zaken afrigten, die daar te verhandelen stonden. Dit volk wierd dan van de Sweden Lapfougder, en van de Lappen Kominga Olmai genoemt, dat zoo veel te zeggen is als Koning volk. Men heeft van haar gesproken in de brieven van Gustavus de eerste en toe-gestaan aan de Heer Migchiel d'eerste Laplandse Priester, Anno Christi vijftien hondert, negen-en-vyftig. Daar is eenige waarschijnelykheid dat het dit volk in 't begin alleen is geweest,Ga naar margenoot+ die alle Publique zaken in hare handen hadden, hebbende niet alleen de generale inkomsten van alle de schattingen, maar datse ook onder de Lappen Justicie oeffenden. Karel de negende hebbende zedert die tyd gansch Lapland in verscheide portien verdeelt,Ga naar margenoot+ en de zaken tot een beter stand gebragt, versterkte het getal der opsigters, waar van d'eene kennisse van zaken zoude dragen, en d'ander zou de schuldige dagvaarden, en d'overige zouden alle d'andere bedieningen waarnemen. Dit heeft zoo lang geduurt tot dat de republyke der Lappen haar fatzoen heeft gekregen, op die wijse als men haar jegen-woordig siet, ofte, na de Koning, heeft yder Provintie sijn eygen Regter, sijnde een der rode Heeren, van de Sweden Lagman genaamt en sijn Leutenant Under Lagman, de uitlegger des Wets Lagloesaren, en eenige andere die de zulken verstaan en vonnis geven. Zy hebben nog een President van de provintie Landzhoefdingh, met de overste van Lapland Lapaefougten, en hare Officiers Landz-zman, die d'andere zaken verrigten, zy straffen de misdadige daarse | |
[pagina 11]
| |
toe veroordeelt sijn, s'ontvangen de schattingen, zy handhaven het gemeene best, en hebben de zorg van alle d'andere zaken van die natuur. Zy hebben nu niet meer,Ga naar margenoot+ dan een Overste oft voogt in 't Lapmark van Uma, Pitha en Luhla, die de Lappen in groote agtinge houden, gevende getuigenis van een zonderlinge eerbiedigheid. Zy presenteren hem,Ga naar margenoot+ wanneer hy aankomt, een kaas, welke zy Nestost noemen, met een stuk vleis, dan krygense van hem wederom drie lepelen brandewijns, 't geen zy Puristnesta hieten, dat is zoo veel te zeggen als de samen-komst.Ga naar margenoot+ Een der Lappen buigt dan het hooft, en lighaam, dankt God om dat hy haar een overste gegeven heeft, die een man is van uytnemende en buiten gemeene kennis, en sig door middel van een tolk doet verstaan, indien den Oversten de Laplandse tale niet en weet. Dit is dan het gene dat van de publyke zaken der Lappen te zeggen valt, als ook de order en wijse hoese hedendaags door de Sweden gegouverneert en geregeert werden. |
|