Waarachtige en Aen-merkens-waardige Historie van Lapland en Finland
(1682)–Johannes Scheffer– AuteursrechtvrijXI. Hooftstuk.
| |
[pagina 71]
| |
den van haar loop; soo datʼer geen Volk is, die meerder op de Tover-konst geslepen is als de Lappen. DʼAutheuren die van de Laplandse Toveryen getuigen, hebben van de Biarmers,Ga naar margenoot+ hare Voor-ouders, geen minder gevoelen; ʼt welk ons ook niet doet twijfelen, of het is een en deselfde Natie. De Biarmers konnen wonder wel de Menschen betooveren;Ga naar margenoot+ sy leggen haar vrijheid van regt, of doen haren Geest verliesen, en brengen sig dikwils om hals. Saxo verhaald een voorbeeld van de Toveryen der Biarmers, datse in een gevegt de Wapenen door Konst betooveren; vervullende de Logt met dikke Wolken, waar uit den Hemel groote stort-regene doet vallen. Maar de Lappen oeffenen voor tegenwoordig, de Toverkonst soo dikwils nog soo openbaar niet;Ga naar margenoot+ hier aan siet men dat der selver Ouders dese Superstitie meerder hebben geoeffent en bygewoond; waar van het meerder-deel der Lappen nu ten dage van verschoont zijn; want het Land nu wel wat meerder daar van gesuivert is, uit oorsake dat de Koning van Sweden deselve met groote dreigementen vry vvat heeft weten te temmen; alhoewel der egter nog al een groote menigte gevonden werd, die sig daar op beïveren. Soo men d'oorsaak daar van wil opspeuren,Ga naar margenoot+ mein ik dat het is, om dat de Lappen sig inbeelden, dat de Toverkonst haar onwedersprekelijk noodig is, om d'aanvallen en ʼt geweld der vyanden af te schutten. Om dit te doen, hebben sy voor eerst Meesters,Ga naar margenoot+ die haar dese Konst leeren, haar onderrigten, en daar seer vaerdig in maken en de Vaders, die in ʼt minste geen swarigheid maken, van hare Kinderen by sulke Meesters ter Schoolen te senden, om die Toverkonst te leren. Hier tot diend het geen Sturlesonius in een Historie van seker Digter verhaald, met namen Gunilde, en de Vader Odzor Huide, woonagtig in Halogaland, zynde gesonden aan Koning Motle van Finmarken, dat is, van Fin-lapland van Noorwegen; om te laten leeren en t'ondervvijsen de Konsten der Finnen: dese verteld inʼt breede, van de Toverkonst van nog twee andere Finnen. D'Ouders zijn dikwils selfs de Meesters en Onderwysers van de Konst,Ga naar margenoot+ die hare Kinderen daar van jongs aan in opvoeden; dese hebben geduurig het oog daar op, om die in soo een vervloekte Konst op te voeden. De Jonge Lappen zyn onderwijlen seer geleerd en doortrapt in dese | |
[pagina 72]
| |
Konst; maar wijlse niet alle zyn van eenen aard, en even gelijke verstandigheid,Ga naar margenoot+ soo isʼt dat d'een soo verre niet en komt als d'ander; d'Eene word daar seer bequaam in, om dat zijn natuur daar wel toe gesteld is; d'andere wederom blijven altijd botterikken en weetnieten, zijnde t'eenemaal onbequaam om dese Konst in ʼt werk te stellen, hoewel het haar, gelijk als met een tregter is ingegooten. De tweede oorsaak is, dat de Vaders aan hare Kinderen geven en als een Erfgoed nalaten,Ga naar margenoot+ die quade Geesten, welke tot hare dienst zijn geweest; Soo dat ook de Duivels of Demons die van andere Huisgesinnen konnen overwinnen, wanneerse hare vyanden zyn. ʼt Is seker dat gansche Familien hare besondere Demons hebben,Ga naar margenoot+ die van andere Huisgesinnen verschillende zijn, en gemeenlijk van contrarie tijd, zynde d'een tegen d'ander opstaande. Niet alleenig hebben de Familien sulke verscheidene Demons, maar nog een yder Laplander in ʼt bysonder heeft sijn gemeene en Huis-Spiritus familiares, ʼt zy een, twee, drie, of dikwils meer;Ga naar margenoot+ Een om d'aanslagen van een Demon, die sijn vyand is af te slaan; een ander om alle quade gedagten te weiren; en een derde om te beschadigen en afbreuk te doen, en om geen tegenstand te hebben. Sommige Lappen winnen hare Demons door haar werk;Ga naar margenoot+ van andere werden sy gewonnen tot haar profijt door gebeden en aanhoudingen; van andere worden sy ontfangen sonder daar moeite voor te doen, sonder ondersoek van lager ouderdom, en verstaan de Toverkonst als uit de natuur. De Duivel kend haar op een prik, hebbende een volmaakte wetenschap van haar; want hy weet op een hair, wie tot dese dienst alderbequaamst is. Hy werpt haar als van Kinds gebeent in sekere quaal;Ga naar margenoot+ terwyl dese geduurt, vertoond hy alle beelden, en gesigten, door welke sy dese Konst (soo veel haar ouderdom toe laat) leeren. Die voor de tweede reis in dese quaal vervallen, hebben meer gesigten als in d'eerste; en verstaan door dese ligten, de Toverkonst buiten gemeen wel, ja duisentmaal beter als d'eerstemaal. Soo 'er dese quaal voor de derdemaal aankomt (waar door sy groot gevaar lijden van het leven te verliesen) worden alle de Duivelse gesigten haar geopenbaard, voor soo veel haar noodsakelijk is, om volmaakte kennis in de Toverkonst te hebben. Dese laatste zijn soo geleerd als sy konnen werden, hebbende geen Trommel van doen, voornamelijk van saken die verre afgelegen zyn; de Duivel is dan altijd Meester van | |
[pagina t.o. 72]
| |
Gesprek van een Laplander met den Duyvel en zijn Kaboutermanneties
| |
[pagina 73]
| |
haar Geest, en die doet haar sien ʼt geen sy willen of niet willen. Tornaus die sulx verhaald, verteld een ondervinding, die hy in een Laplander gedaan heeft,Ga naar margenoot+ welke nog in ʼt leven is, gevende hem sijn Trommel in handen (na dat Tornaus verscheide reisen sig hadde beklaagt, om dat het hem niets toebragte) verklaarde, dat hy altijd kon sien, ʼt geen hy wilde sien: En om hier een proeve van te geven, wist hy van stukje tot beetje te seggen, wat Tornaus op de weg, wanneer hy in Lapland quam, wedervaren was. Dese Laplander beklaagde sich selfs, om dat hy groote moeite had, en sijn oogen niet konde gebruiken gelijk hy wilde, die alle dese dingen moesten vertoonen. Daar zijn nog andere Lappen, welke de Duivel in ʼt midden van haar ouderdom krijgen; ʼt geen op dese wyse geschied:Ga naar margenoot+ De Laplander gaande om sijn dingen te verrigten in een Bosch, en daar reeds zijnde, vertoond sig de Geest aan hem, sprekende langen tijd met malkander van de hulpe, die de Duivel hem heeft toegebragt; dese Geest singt dan op de selfde tijd een gesang,Ga naar margenoot+ ʼt geen de Laplander onthoud. Des anderen daags moet hy op de selfde plaats weder komen, en by aldien de Geest beslooten heeft hem in sijn dienst aan te nemen, verschijnd hy wederom, singende de selfde Sang: Maar is ʼt dat desen Laplander hem niet behaagt, verschijnt hy ook niet meerder. Dog soo het gebeurt, dat de Duivel aan hem verschijnd, moet hy op die plaats verscheide reisen komen; d'eene reis vertoond hy sig in de gedaante van een visch,Ga naar margenoot+ op een ander tijd als een vogel, slang of draak; of op de wyse van een Kabouter-mannetjen, zynde een Elle hoog. Dese Geest verselschapt sig nog met andere drie Kabouter-mannetjes van deselve groote; somtijds sijnder ook wel vier of vyf, of wel meer, na dat hy het goed vind; maar noit zijnder boven de negen. Soo ras hy dan de Duivel gekregen heeft, geven sy sulks door hare wonderlijke gesten te kennen, want sy zijn dan als dol;Ga naar margenoot+ en even als die van haar sinnen berooft zijn; ʼt geen wel ses Maanden duurd, in welke tijd sy niet lijden konnen dat ymand van haar naaste vrienden by haar is, ja selfs niet haar eigen Vrouwen en Kinderen. Sy gaan dan in het Bosch, in afgelegene plaatsen, om daar in eenigheid te leven; zijnde vol melancholiën en gedagten; qualijk iets nuttigende, te uiterste zwak en ongedaan. Wanneermen dan de Kinderen vraagt, waar, en op wat wyse hare Vaders sig in ʼt leven houden? gevense | |
[pagina 74]
| |
tot antvvoord: datse door haare Duivels gevoed en onderhouden vverden. Men verhaald een sonderling exempel,Ga naar margenoot+ zijnde seer aanmerkens waardig, ʼt welk gebeurd is in de Schoole van Likzala, aan een Jonge Laplander, met namen Olaus, omtrent agtien Jaren oud: Desen jongen quant begon dol, rasend, en uitsinnig te werden, hebbende een vervaarlijk gesicht; seggende: dat hy met kragt en geweld in de Helle moest, en dat sijn Geest in sulken benauwtheid was, dat hy niet en wist op wat plaatse sy waar. Soo ras hy een Boek in handen kreeg, in het welk d'aanbiddelijke Naam van Jesus geschreven was, smeet hy het ter aarden neder; Dese dolle verwoedheid had al een lange tijd geduurd; dog hy begon sig allengskens wat beter te bevinden: want, alsmen hem vroieg, of hy iets vreemds, terwyle dese buitensinnigheid geduurde, had gesien? Anteoorde hy: gesien te hebben, een groote menigte van saken; en dat hy een groote rasende Hond by sig had, welke hem met sijn voorste pooten vast hield, om hem niet los te laten. Hy verhaalde tusschen beiden,Ga naar margenoot+ dat d'eerste reise wanneer hem dit over quam, hy buiten sijn woonplaats ging, om sijn water te maken, dat hem een groote vlamme verscheen, die hem aan de ooren sloeg; ook verscheen op de selfde tijd voor hem een gesigt, als een naakt mensche; en ʼs anderen-daags omtrent den avond, gevoelde hy een seer groote hooft-pijn, ʼt welk hem seer heftig dede schreuwen en roepen; verscheurende alles wat hem in de handen quam. Desen ongelukkigen Jongeling,Ga naar margenoot+ had een aansigt soo zwart als een kool; en seide, dat de Duivel geduurig voor hem stond, in de gedaante van een Priester, hebbende een lange Mantel aan, ʼt welk somtijds was in gedaante van een schaduwe; En in sijn vervoering, seide hy: dat ʼer negen of tien kleine Menschen aan sijn zijde waren, die hem qualijk handelden, alhoewel de bystanders niemand sagen. Hy klom dikwils boven op de toppen van de hooge Mast-boomen,Ga naar margenoot+ en dat met meerder vaerdigheid als d'Eekhoorentjes; sprong dan weder af, vallende, sonder sich iets te beledigen; Hy onthield sig in de eenigheid, konnende geen menschen by sig veelen: Hy liep somwijls soo ras als een paard, ja ʼt was onmogelijk van ymand agter-haald te werden;Ga naar margenoot+ sprekende in ʼt midden van ʼt Bosch alleen by sijn selven, even of hy in een geselschap van veele Menschen geweest waar. Ik ben van gevoelen dat dese Geesten aan de Ouden niet onbekend | |
[pagina 75]
| |
zyn geweest; en dat het de selfde zijn, welke Tertulianus de naam van Paredri geeft;Ga naar margenoot+ van welke de Heer de Valois, in de Noten van d'Ecclesiastike Historie van Eusebius spreekt. Als de Lappen sig van haren familiaren Geest willen bedienen, roepen sy hem, dat hy kome;Ga naar margenoot+ alleenlijk singende dat Lied, ʼt welk sy leerden, wanneer hy d'eerstemaal haar verscheen; En wijl sy weten, datse soo dienstbaar zijn, noemen sy die in haar eigen Tale Sueie; ʼt welk soo veel te seggen is, als Medgezellen van haar werk en hulpe. Daar is nog een seer aanmerkens waardige sake over:Ga naar margenoot+ dat dese soorte van Duivels, sig noit aan de Vrouwen laten sien, nog tot haar dienst gebruiken laten; van welk men d'oorsaak niet en weet, of men moest gissen, dat het is door hoovaerdye, of door een afkeer diese van de Vrouwen hebben, als zijnde veel swakheden en onmagten onderworpen. Die onder de vrouwen de Toverkonst oeffenen, noemen sy in haar Taal Kuepekaß, ʼt welk soo veel gesegt is, als Toveressen: dese mompelen eenige Tover-woorden, makende wat omslag van Ceremoniën en Characteren, welke sy gebruiken om andere te schaden. Om nu te komen tot die gene welke opsigt over dese Konsten hebben,Ga naar margenoot+ soo schijnt het datmense tot twee orders kan brengen in ʼt generaal; want, d'eene gebruiken geen Instrumenten, en d'andere hebben wederom twee deelen, en dat met verscheide Instrumenten, die se tot de Toverkonst gebruiken; de tweede hebben Knoopen, Worp-spiessen, Gebeden, en andere diergelijke dingen meer. Wy sullen dan nu eerst van de Trommel spreken: die by de Lappen sonderling is,Ga naar margenoot+ dese werd van haar gemeenlijk genoemt Kannus, en somtijds ook wel Quobdas; en om de gelijkenis diese heeft met onse Trommels, sullen wy die Laplandse Trommels noemen, of Tover-Trommel, om datse diend tot hare Overgeloovigheid van hare Toverye. Dese Trommel werd gemaakt uit een Tronk van een Boom diese uithollen,Ga naar margenoot+ ʼt is gemeenlijk een Pijnboom, Mastboom, oft Berkenboom, daarmen die van maakt; maar sy moeten een Berkenboom boven anderen stellen, welke op sekere plaatsen wast, en sig na de loop van de Sonne omdraait, zijnde geensins van een strijdige loop als de Sonne is. Peucerus is dan bedroogen, geloovende dat dese Trommel van Koper was. | |
[pagina 76]
| |
Men segt dat een Boom sig draait volgens de loop der Son,Ga naar margenoot+ wanneer de Stam al sijn kleine takjes soodanig geboogen heeft, dat alle de buigingen van onder naar om hooge gaan, soodanig dat de regter zijde na de linker helt. En dese bewegingen van de Berken-boomen, meinen sy misschien dat de Sonne aangenaam is. Dit Hout is een vast stuk,Ga naar margenoot+ namelijk een gedeelte van een tronk van de gespleten Boom, en dat ten halven doorgeklooven is; de platte zijde doen sy boven, over welke sy een Vel spannen; de ronde zijde is d'onderste, by welke sy die vast houden. Sy zijn gewoon dat deel soo te maken, na datse twee lange gooten gemaakt hebben, welke dienen om de vuist daar in te steken. 't Geen aan de zijden over is, daar winden sy de Huid om, çirkels gewijs, zijnde niet volkomen rond, maar by na een Ei-rond of ovaal gelijkende; den Diameter is weinig meer dan een half Elle, en dikwils minder.Ga naar margenoot+ Men vergelijktse by de Bukors, of Sweedse Ketel-trommels die de Ruitery gebruikt, welke gemeenlijk ronder en holder zijn; En dese Trommels zijn langer en platter, en het Leer is'er met geen yser-draad opgespannen, maar met kleine houte spijkertjes; alhoewel wy'er sonder dese spijkers gesien hebben, zijnde het Leer daar aan vast genait met gedroogde darmen van Rheën. Dit is dese Trommel waar van Olaus heeft willen spreken,Ga naar margenoot+ wanneer hy die oneigentlijk een Aanbeeld noemde: Dit woord heeft de Schilder bedroogen, die niet wel heeft gelet op het begin van dit Capittel. Ik en weet niet wat voor een Aanbeeld hy daar door verstaat, met een Slang daar boven op, by welke hy nog een springende Kikvorsch doet, en een Smits-hamer: 't welk geheel strijdig tegen dese Figure, en buiten 't gebruik van dese Trommel is; aan welke Olaus de naam van een Aanbeeld gegeven heeft, om datmen daar met een Instrument op slaat, 't geen seer na een hamer gelijkt. Het Leer of vel dat over 't lighaam deser Trommel gespannen is, beschilderen de Lappen met een roode koleur, die van Elsenboomen basten gekookt werd. Sy maken eerst op dese Trommel een of twee regte Liniën,Ga naar margenoot+ die over dwers gaan; aan het opperste deser linien, plaatsen sy de Goden, diese meest in agt houden, gelijk als Thoron met sijn Dienaars, en Stoorjunkare met de sijne. Sy maken dan nog een andere Linie veel lager, die met de eerste even wijd of parabel is; maar die niet gaat dan tot het midden van de Trommel. Het beeld van Jesus Christus en eenige sijner Apo- | |
[pagina t.o. 77]
| |
Laplandtse Tover Trommels
| |
[pagina 77]
| |
stelen, zijn daar onder geteikent; 't geen dan onder dese linie is, beduid de Maan, de Sterren, en 't gevogelt. Sy teikenen onder de selve ook een Sonne, staande in 't midden van d'andere Planeten; over welke het bos met kopere Ringen is, wanneer sy de Trommel willen slaan. Sy stellen dan onder de Son allerlei soort van Aardgedierten, en verscheide Beesten, als Beiren, Wolven, Rheën, Otters, Vossen, Serpenten, Meiren, Zee'en, Rivieren, en andere dingen meer. Siet hoe dat Samuël Rheen de Beschrijving van de Trommel maakt,Ga naar margenoot+ by welke hy dese Figuuren doet.
Uitleg der teikenen van de Trommel A.
A. is Thor, B. sijn Dienaer, C. Stoorjunkare, D. sijn Dienaer, E. de Vogelen, F. 't Gesternte, G. Jesus Christus, H. d'Apostelen, I. een Beer, K. een Wolf, L. een Rhee, M. een Osse, N. de Zonne, O. een Meir, P. een Vos, Q. een Eekhoorentjen, R. een Slang.
Uitleg van de tweede Trommel B.
A. God de Vader, B. Jesus Christus, C. de Heilige Geest, D. sint Jan, E. de vreeslijke Dood, F. een Geit, G. een Eekhoorentjen, H. den Hemel, I. de Zon, L. een Wolf, M. de Visch Siik genoemd, N. een wilde Buffel, O. de vriendschap met de wilde Rheên, P. Anundus Ecrici (die de Trommel toebehoort) slaat een Wolf dood, Q. de giften, R. een Otter, S. de vriendschap van d'andere Lappen, T. een Zwaan, U. een teiken om te weten in wat stand d'andere zijn, ofse van hare Ziekten sullen opstaan of niet, X. een Beer, Y. een Verken, Z. een Visch, V. die de Ziel in de Helle overbrengt.
Ik vermerk dat alle de Trommels niet en zijn van deselve Figuuren,Ga naar margenoot+ want ik heb'er drie in mijn Cabinet, die in Schilderwerk van elkander verschelen, waar van gy eene hebt geteikent met de Letter B, die ik hier by gedaan heb. Johan Tornaeus geeft daar van een Afbeelding, die weinig van dese verscheeld, waar van ik heb willen spreken. Alle de Figuuren zijn in haar plaatsen verdeild, in welke sy drie voorname hebben. D'Eerste beteikent Noorland, en veele Provincien van Sweden;Ga naar margenoot+ dese is aan't Westen der Trommel, zijnde van d'andere door een Linie onderscheiden: hier in zijn voornamelijk begrepen de naaste | |
[pagina 78]
| |
van alle de Steden, alwaar de Lappen Jaarlijks gewoon zijn haar goed te Markt te brengen; By voorbeeld, op de Trommel die te Torna gemaakt is of te Kimi, is de Stad Torna met sijn Kerk, Priester, Gouverneur der Lappen, en alle andere met welke sy te doen hebben, op geschildert. De weg is ook afgeteikent die van Torna derwaarts geleid; op welke sy sien, wanneer sy de Priester, de Gouverneur, of eenig andere moeten gaan spreken, en ook alles wat'er op de weg ontmoet. Noorwegen is aan 't Noorden geteikent,Ga naar margenoot+ met alles 't geen het begrijpt. Lapland vertoond sig in 't midden van dese twee Provincien, en beslaat het grootste gedeelte van de Trommel, alwaar ook verscheide soorten van Beesten zijn, welke men onder de Lappen vind. Sy hebben daar Wolven, en veele andere wilde gedierten, om te beteikenen, dat men die in haar Land heeft;Ga naar margenoot+ hier uit konnen sy weten waar men de Rhee vind, wanneer die verlooren is; En of de jongen van hare Rheën in 't leven sullen blijven; ofse met den Angel gelukkig Visch sullen vangen; of de Sieke sijn gesondheid weder sal krijgen of niet; of de swangere Vrouwe geluckig sal verlossen; of desen of gene haast sullen sterven, 't zy op dese of gene maniere, en meer andere seldsame dingen. Ik weet d'oorsaak niet wel waarom dese Trommels soo verscheiden zijn;Ga naar margenoot+ of 't moest zijn dat d'een sig meer op de Toverkonst uit gaf als d'ander, welke genegen zijn meer quaed te doen als anderen. Dit geeft my dese gedagten, datse eenige Beeltenissen op hare Trommels maken, die ieder een kan af laten en volkomentlijk na sijn sin veranderen, na de verscheidentheid van sijn werk, tot welke hy die gebruiken wil. Om dese nu gemakkelijker te verstaan, soo voeg ik'er twee by, die ik in 't Cabinet van den uitstekenden Heer Cancelier van't Rijk, gevonden heb.
Uitleg van de Figuure C.
a. Het teiken van een Vogel, b. zwarte Vossen, c. de God Tiuur, d. de God Thoor, E. den Hamer van Thoron, f. Stoorjunkare, g. een God van hout gemaakt, h. de Dienaar, i. een sterre, k. een Os, l. een Bok, m. een sterre, n. de Maan, o. de Zon, p. een sterre, q. de selfde, r. een Wolf, s. Norias Fiord. | |
[pagina t.o. 78]
| |
Laplantsche Tover Trommel Figuer G.
| |
[pagina 79]
| |
Uitleg van de Figuure D.
D'Een en d'ander vertoonen te gelijk van agter en vooren 't selfde fatsoen: Sy hebben beide eenderlei teikeningen en beduidingen, gelijk men my berigt heeft, en van de Trommel B. beschreven is.
't Voorste wesen des Trommels, E.
De goedheid van desen uitstekenden Graaf,Ga naar margenoot+ heeft my niet alleenig versien met dese twee Trommels, maar heeft'er ook een derde by gedaan, gemerkt met de Letter E. zijnde van een ongemene groote, welkers gelijke ik geloof dat noit gevonden is; waar by ik nog doe dese vierde, gemerkt met de Letter F: welke de Heer Baron Hendrik Flemming, Colonel van een Regiment, my heeft vertoond, en gemeen gemaakt. Ik en kan my niet onthouden van een Figuure eenes Trommels te geven,Ga naar margenoot+ die alle d'andere in groote en menigte van Figuren en Characteren te boven gaat; Deselve is toebehoorende aan een Borger tot Stokholm, met namen Laurens Althnack. Den Heer Laurens Norman, heeft my daar van een schets en uitlegging, toe laten komen; volgens het berigt, dat de Lappen tot Torna, 1673. den 16. Junii, daar over aan Christoffel Utterius gedaan hebben.
Explicatie der Figure G.
1. Paulus van Torna. 2. Riviere van Torna. 3. de Beke van Torna. 4. de Rigter des Winds, welke het Noorden wijst, door een linie met een kruis gemerkt. 5. God. 6. de Zon. 7. de Maan. 8. de Donder oft Ture. 9. d'Engel Gods. 10. d'Engel Gabriël. 11. St. Jan. 12. St. Pieter. 13. St. Matthęus. 14. St. Martin. 15. St. Lucas. 16. de Geregts Dienaar voor God. 17. den Regen. 18. 't Zonne-ligt. 19. de Wind. 20. de goede Fortuin. 21. de tegenspoedige Fortuin. 22. d'Aarde. 23. 't Water. 24. 't Vuur. 25. d'oude man van de Bergen die tot de Sacrificie gedestineert is. 26. d'oude vrouw der Bergen zijnde tot de Sacrificie geschikt. 27. den berg Stadeberg gehoorende tot de Sacrificie. 28. den Berg Tirro tot de Offerhande bestelt. 29. Sweden. 30. Rusland. 31. Holland. 32. Engeland. 33. Spangnen. 34. Vrankrijk. 35. Keulen. 36. Turkyën. 37. Lapland. 38. Finland. 39. de steden van Finland. 40. de steden van Sweden. 41. de steden van Duitsland. 42. Boere Dorpen. 43. d'Oorloog. 44. de Vrede. 45. Luiden die te Kerke gaan. | |
[pagina 80]
| |
46. een groot Schip. 47. een Chaloup. 48. d'Afgod der Lappen. 49. de bark des Duivels. 50. de geheiligde Boom der Lappen. 51. een Borger man. 52. een Borgers vrouw. 53. een Boer. 54. Boerinne. 55. een Laplander of sijn Vrouw. 56. de Gouverneur der Lappen. 57. een Ruiter van de Gouverneur. 58. een Boog-schieter. 59. de Kerk der Lappen. 60. de Kerk van de stad Torna. 61. de Kerk der Boeren van 't Mark Torna. 62. een geheiligde steen der Lappen. 63. een geheiligde Tronk van een Boom der Lappen. 64. een Beer. 65. een Koe. 66. een stier. 67. een Wolf. 68. een Rheê. 69. een Schaap. 70. een Verken. 71. een Paard met een slede. 72. een Kraan-vogel. 73. een Zwaan. 74. een Oijevaar. 75. een groote wilde Haan. 76. een Laplander met sijn slede reisende. 77. de Bergen van Lapland, die tot het Offer geschikt zijn. 78. een Laplandse Tent. 79. de gevaarlijkste Tovernaars, die 't meeste quaad doen. 80. een Priester. 81. een Man. 82. een Eekhoorentjen. 83. een Mast-boom. 84. een Pijnboom. 85. een Haas. 86. een Vos. 87. een jonge Rheê. 88. een Berkenboom. 89. een Kat. 90. een Geit. 91. een Moras, en in dat Moras Vißen met een schuit. 92. een Bever. 93. een dier genaamt Jerf oft Geulu. 94. wilde Geit. 95. een Hond. 96. een Orneskre oft ornskre, zijnde een gebroken woord, 't welk misschien te seggen is, de huid van een serpent. 97. een serpent. 98. een Kikvorsch. 99. de God Nao. 100. de Kuil der Duivelen. 101. de Berg-geest. 102. een heuveltjen van de Helle. 103. de Dood. 104. een Otter. 105. Lucifer. 106. Asmodea. 107. een Tyrus, dat is een Tover-bal. 108. Tover-pijlen. 109. de wille van de Duivel is geschied. 110. de wille van de Duivel is niet geschied. 111. de selfde Duivel. 112. sijn Oppasser, die hem seer na by is. 113. de groote Ketel van de Hel. 114. de Spooken. 115. Weêrwolven. 116. de Helsche Rave. 117. d'Eerste Overste van de Vergadering der Tovenaars. 118. de tweede Opperste van de selfde Vergadering. 119. de derde van de selfde. 120. de vierde. 121. de Toveressen, die tot haar Vergaderinge naderen, met haar Kinderen, om de Toverkonst te leeren. 122. de Plaats alwaar de Toveressen vergaderen; haar Opper-meester. 123. de Hoek van Tronthem. 124. de Galg. 125. de Beul of scherp-regter. 126. de Regter van't Vonnis. 127. het schavot ofte de Wet. 128. de twaalf Regters. 129. de Kamer alwaar de Regters 't Vonnis wijsen. 130. den Oppersten der Regters van't viertal. 131. den Regtvaardigen. 132. den onregtvaardigen. 133. het Feest van de geboorte Jesu Christi of 't Kerstijd. 134. het Paas-feest. 135. het Pinxster-feest. 136. het Feest van Epiphanius. 137. den dag | |
[pagina 81]
| |
van de H. Maget Maria. 138. de Zondag. 139. den dag van St. Erik. 140. den dag van St. Jan. 141. den dag van St. Pieter. 142. St. Jacobs-dag. 143. St. Michiels-dag. 144. Dat men sonder uitneming moet Sacrificie doen. 145. Die de waerheid spreekt. 146. Die gene welke d'Aerde en de Zee schade aenbrengt. 147. De gesondheid. 148. de Ziekte. 149. de doodelijke slag van de Tover-pijl. 150. Datmen geen Sacrificie aen een Berg-God moet doen, nog aen eenigen Tronk van een Boom, nog aen eenige steen; want dit teiken beduid, dat sulks onnut en sonder gevolg is. Dit is dan d'Uitlegging van dese Trommel, welke men uit de Figuure kan besigtigen. Twee saken zijnder noodig om sig van dese Trommels te bedienen:Ga naar margenoot+ het Teiken, en den Hamer. Het Teiken beduid, datse eenige begeerde saken vertoond door de Figuuren die op de Trommel staan: Den Hamer is om daar op te slaan.Ga naar margenoot+ Ik noem alhier het teiken of het Merk, het bos met koopere Ringen; want sy nemen hier een groote koopere Ring toe, aan welke sy alle d'andere kleine Ringen hangen, die met malkanderen een bos uit maken. Alhoewelse niet altijd de selve gedaante hebben; want d'eene deser Teikenen is gemaakt van seer vast Koper, en van groote in den omtrek als een Rijcxdaalder, met een vierkant gat in 't midden; als ook kleine Kopere kettingjes, welke aan de Ringen hangen, en sig in't rond te samen voegen. D'Andere is dikwils van Speauter gemaakt,Ga naar margenoot+ aan welke een klein rond Koper plaatjen is gehangen, aan seer dunne Kettingjes. 'K hebber een van Been gemaakt gesien, hebbende de Figuure van een Griecxse driekantige Δ, met d'aanhangende Ringen; andere zijn weder van een ander maaksel. 'K heb mijne Trommels onder de Letters A. en B. afgeschetst, en d'andere heb ik met de Letter G. geteikent. Maar dewyl men seer dikwils de Ringen gebruikt,Ga naar margenoot+ en dat selfs die seer eenvoudig zijn, (want de teikenen der Trommels van den Cancelier van Sweden zijn geen andere,) soo is'er een Handschrift van sekere Autheur sonder naam, die ik dikwils hebbe aangehaalt; dese noemdse simpelijk maar, Ringen. Olaus Magnus noemt die Serpenten of Kopere Padden;Ga naar margenoot+ niet om dat dese Ringen Padden of Serpenten in der daad zijn, of daar van de figuure hebben; maar om datse Padden of Slangen verbeelden, of in plaats van de selvige zijn: welke Beesten van de Duivel seer bemind | |
[pagina 82]
| |
zyn; en om dat men gewoon is sulke Beelden te gebruiken, om te doen dat gene,'t welk men aan hem vraagt. Peucerus geeft'er de naam van Kikvorschen;Ga naar margenoot+ want 'er weinig onderscheid tusschen een Kikvorsch en een Padde is. De Lappen noemen die Arpa: Dese Teikenen zijn niet alle van Koper; want men vindse ook van yser, speauter, silver, en ander Metaal. Het Instrument met welke sy gewoon zijn op de Trommel te slaan, noemen sy een Hamer. De voorbeelden en exempelen die ik uit de Schrijvers hebbe te berde gebragt, bevestigen dese naam; alwaar aangemerkt is, dat de Lappen hare familiare Geesten versoeken,Ga naar margenoot+ al slaande met een houte Hamertjen op een vel. Het en is geen Smits hamer, gelijk de Teikenaar in 't Boek van Olaus Magnus sig schijnt ingebeeld te hebben; maar een besonder Instrument, ook een Hamer van de Lappen genoemt,Ga naar margenoot+ gemaakt van het Rhe'en hout; invougen dat beide einden van d'agterste Tacken de gedaante van een Vork hebben; vertoonende de Figuur van een yser eenes hamers: het overige van het hout diend tot het handvatsel. Ik heb de gedaante van dit Instrument onder de Trommels A. en B. geteikent, gemerkt met Letter H. De Lappen dan kloppen met dit klein Hamertjen op de Trommel;Ga naar margenoot+ niet om een groot geluid te maken, maar alleen om de Ringen die boven het Leer gehangen zijn, te doen bewegen; om wanneer als sy door al de Beelden hebben geloopen, te weten, 't gene sy begeerden. Siet dan hoe de Trommel der Lappen, welke Schattingen aan Sweden betalen, gemaakt is. De Finnen die digt by Noorwegen zijn,Ga naar margenoot+ en onder het Rijk van Denemarken, die hebben een andere wyse van Trommels, welke van onse voorgestelde verschelende is; volgens het oogmerk van den Geleerden Olaus Wormius, 't geen hy daar van heeft uitgegeven. Alhoewel ik niet geloof dat dit onderscheid komt van dat dese Finnen een ander soort van Trommels hebben, als de Lappen; maar om dat die van Wormius van een ander Volk is, en tot een ander gebruik gehouden wierd. Het soude te wenschen zijn, dat hy die hadde afgeschetst; maar siet dit is de Beschrijving die hy daar van doet: De Trommel van de Lappen,Ga naar margenoot+ waar door sy hare Toveryen oeffenen, en kennisse van veel dingen krijgen, slaan sy met de maat; S'is van een ovaal-rond hout gemaakt, dat geboogen is; hebbende de langte van een voet, en tien duim in de breedte; waar op ses gaten | |
[pagina 83]
| |
zyn, met een vuist-gat, door het welk men gemackelijk de linkerhand kan steken, soo lange als men met de regter daar boven op slaat. Boven op is'er een Vel gespannen, rondom met gedroogde darmen daar aan vast genaait; geteikend met verscheide monstreuse Gedierten, soo hier en daar in 't wild geschildert met bloed, of eenige andere roode Coleur. Daar op doense een stukjen Koper, in de gedaante van een vierkant, een weinig rondagtig; de middel-lijn of Diameter heeft de groote van twee duim, aan de hoeken en in 't midden is een klein Koper Kettingjen. Het Instrument, met het welk sy op de Trommel slaan, is des duim lang; van dikte als de kleinste vinger; vertoonende sig als een Latijnse T. Voorders gebruiken sy dese Trommels tot veele dingen,Ga naar margenoot+ en brengen veel te wege, van 't gene sy haar inbeelden, door dit middel: Dit is d'oorsaak waarom sy die in sulken grooten agtinge stellen:Ga naar margenoot+ Houdende die geduurig geslooten en bedekt met den Hamer en de Ringen, in een Schape vel. Mijn Boek segt het eigenste; ik vinde geduurig in een ander Boek het woord Loomskin, welk geen Schapen-vel te seggen is; maar van een sekere Vogel, die sig geduurig in 't water onthoud, welke in dat Land Loom genoemt werd. De Lappen gelooven ook dat dese Trommel een geheiligde sake is,Ga naar margenoot+ en tot de Religie behoort; daarom laten sy niemand van hare Huwbare Dogters die aanraken. En selfs wanneer sy die van d'eene plaats in d'andere brengen, dragen sy die alderlaats na d'andere dingen, en na dat alle de persoonen van dat Huisgesin zijn vertrocken; Dese overbrenging geschied dan met groote sorgvuldigheid, door het geleide van de Man, en niet van de Vrouw. Sy zijn in dese gelegentheid gewoon een weg te nemen die buiten gemeen is, seer verscheiden en afgelegen van de gemeene wegen, door welke sy niet gaan. Sy vreesen, dat indien drie dagen na dat de Trommel is vervoert, iemand, en in 't besonder een Vrouw of huwbare Dogter, haar op de selfde weg by geval tegen quam, sy op het Ved niet verblijven souden, of daar sou haar een groot gevaar over komen, 't geen sy seggen dikwils geschied te zijn. Maar dit niet tegenstaande, kan 't egter gebeuren, dat een Vrouw door eenige noodsakelijkheid verbonden is, dese selfde weg te gaan;Ga naar margenoot+ dan soo komt de Duivel seer sagt, en seid, datse een Speautere Ring sal geven, die tot het gebruik van dese Trommel sal gebruikt werden, tot teken van sijn dienst en onderwerping. | |
[pagina 84]
| |
Maar wijl d'inbeeldingen van hare saaken met dese Trommel veel zijn,Ga naar margenoot+ laat ons eens bespiegelen welke die zijn, en welke plegtigheden sy oeffenen, om sulcx te verrigten. Olaus Petri brengt'et tot drie Hooftstucken, tot de Jagt, Offeranden, en tot de kenninge van dingen welke in verre afgelegene Landen geschieden. Maar Samuel Rheen, teld 'er vier op: d'eerste om t'ontdecken 't geen in verre afgelegene Landen geschied: ten tweeden, om te weten het goed of quaad gevolg van't gene sy ondernemen sullen: ten derden, om de Siekten te genesen: ten vierden, om te weten wat Offer hare Goden best behagen mogt. Dog de wijse om sulcx uit te vinden is niet overal de selfde. D'Eerste wijse zijnse gewoon te oeffenen ontrent alle de soorten van plegtigheden,Ga naar margenoot+ dat is, rondom het perkement wel t'omwinden; toonende het opperdeel des Trommels aan het vuur, diese dan een weinig hoog houden. Onderwylen slaat de Laplander al rondom het teiken oft Merk; dog dit slaan geschied seer sagt, tot dat het Merk begint te springen, en sig te bewegen; 't welk geschied na de maat dat deselve sig veel van die plaatse afgeeft, alwaar die in 't eerste was; en waar die sig aan eenige zijde naderd, slaat hy seer hard, en dat al meer en meer, tot dat die gekomen is op de plaats, alwaar hy iets voor had te ramen. Sy nemen dit nog in agt,Ga naar margenoot+ dat wanneer sy op de Trommel slaan, niet over einde staan, maar op de Kniën neder vallen; 't welk ook alle die gene doen, die daar rondomme zyn. Aangaande dit, waarom sy op de Trommel slaan, daar van hebben wy elders gehandelt; derhalven is'er overig, voortgegaan, en tot d'andere over te stappen; van welke d'eerste is, te verklaren 't geen in verre gelegene Landen passeert. Die gene welke verlangen hebben of begerig zijn te weten,Ga naar margenoot+ in wat stand hare vrienden of vyanden zijn, vyf-honderd Mijlen of meer daar van daan woonende, en wat sy doen; soo behoeft men maar een Laplander op te soeken, of een Finlap van Noorwegen, zijnde in dese Konst wel afgerigt, en hem een linnen Kleed, of geld belooven te geven, soo sal hy uw alles openbaren, 't gene gy begeert. Petrus Claudius verhaald het eigenste,Ga naar margenoot+ bevestigende het door een exempel, dat in de Stad Berg gebeurd is, aan een van de grootste Koop-luiden van Noorwegen; 't geen hy daar van segt, staat in 't | |
[pagina 85]
| |
Boek dat hy uitgegeven heeft; alwaar hy aanteikend alle de saken, die desen Duitsen Koopman dede. Seker Finlander quam by eenen Johan Delling,Ga naar margenoot+ Commissionaris van een Hoogduits Koopman: desen Commissionaris was woonende binnen de Stad Berg; hy bad den Finlap hem te seggen soo hy kon, wat sijn Meester in Duitsland dede? de Finlap beloofde hem sulcx te seggen; en begon op staande voet te roepen, soo ras hy Dronken was, en op te springen van vreugde; na dat hy een reis of twee in 't rond had omgeloopen, viel hy op d'aarde neder, en bleef soo eenige tijd leggen, even als of hy gestorven waar. Daar na regte hy sig op, als een die uit den Dooden opstaat; en vertelde alles wat sijn Meester dede. 't Welk hy terstond in een publycq Koopmans Boek schreef; en naderhand wierd hy gewaar, dat sulx geschied was, op d'eigenste wyse gelijk de Finlap hem verteld hadde. Seker Laplander die nog in 't leven is,Ga naar margenoot+ vertelde Johan Tornaeus, door order en groote dwang, alles 't gene hem op den weg gebeurd was, wanneer hy voor d'eerstemaal in Lapland was gekomen: Tornaeus bevindende dat hy alles netjes wist te seggen, gelijk het gepasseert was; soo loochende hy het egter seer hertneckig: Willende quansuis desen Laplander voor een Leugenaar uitmaken, om hem niet te sterken in sijn ydele glorie; meinende dat de Duivel hem alles segt, en dat daar na niemand haar meer geloof sou geven. De Schrijvers komen niet over-een in de maniere oft wyse, hoe de Lappen komen te weten, die dingen welke van verre zijn. Olaus Magnus beschrijft het op dese wyse:Ga naar margenoot+ De Laplander sluit sig en sijn Vrouw, en nog een Man alleen (zijnde een Medemacker) in een Kamer; hy geeft met een Hamer, een seker getal van slagen, op een Kikvorsch of een Kopere Serpent, geleid op een Aanbeeld; dan soo mompeld hy eenige Versen tusschen sijn Tanden, draajende die van d'eene sijde des Monds tot d'andere; dan vallen sy ter selver tijd op d'aarde neder, zijnde soo bly, dat hy gelijk als van sijn selver neder valt; dan soo verblijft hy soo eenige tijd als of hy dood was.Ga naar margenoot+ Sijn Medemacker neemt onderwylen sorgvuldig agt op seker levendig ding, 't zy een Vlieg of mugjen, of iets anders hem niet aan en raake. Sijn Geest maakt door sijn deugt dese wormen, hebbende tot Geleids-man de Duivel; hy brengt van 't seer verre gelegene Land eenige teikenen ('t zy een ring of mes) tot bevestiging dat hy Com- | |
[pagina 86]
| |
missie heeft; terstond dan opstaande, toond hy aan sijn Leider de selfde teikenen, en verklaard hem alle d'omstandigheden van sijn affairen. Petrus Claudius spreekt op dese wyse,Ga naar margenoot+ hoedanig de Lappen konnen ontdecken, die dingen, welke in verre Landen gebeuren: De Laplander, segt hy, werpt sig ter aarde neder, en werd gelijk een dood Mensch, hebbende een aansigt soo blauw als Loot. Hy verblijft een ure of twee in die staat, na dat het Land, waar van hy iets weten wil, verre of na by gelegen is: Wanneer hy dan komt op te staan, verteld hy alles 't gene op die plaatsen is geschied; en alle andere dingen, waar van men wetenschap soekt te hebben. Desen Autheur spreekt van geen Trommel, nog van Gesang, nog van Mede-mackers, nog van teikenen van sijn Reise, en de dingen welke hy daar deed. Derhalven moetmen hier in agt nemen,Ga naar margenoot+ dat d'eene Schrijver het eene, en d'andere iets anders heeft aangeteikent; na dat een yder gedagt heeft, dat dit of dat waardig was aan te merken, en in 't Gedenkboek te setten; daarom hoeft men niet voor-oordeelig van d'Autheuren te gevoelen, datse souden eenige leugens gestoffeert hebben. Want alle die dingen, welke wy voor tegenwoordig van den Trommel hebben te berde gebragt, behoeft men niet te twijfelen of sy zijn by de Lappen in 't gebruik. Hy heeft anders niet bysonders, als het gene, hoe men weet de saken die in verre Landen zijn; 't welk op gemeene Trommels geschied,Ga naar margenoot+ hebbende van agter een Handvat als een Kruis, 't geen dit deel gelijk als in vieren verdeelt; werdende gehouden van die gene, die de Toveryën in 't werk stellen. Sulcx siet men op de Trommel die my de Heer Baron Flemming, Colonel van een Regiment Ruitery, heeft gemeen gemaakt. Siet hier de Figuure van de Trommel. De Lappen hebben nog voor een gewoonte,Ga naar margenoot+ de Klauwen en Beenders van verscheide gedierten diese gevangen hebben, aan hare Trommels vast te hegten en te hangen. Wanneer sy willen weten wat'er in andere vreemde Landen omme gaat; een onder haar slaat de Trommel, in deser manieren: Hy doet boven op de plaats, alwaar het beeld van de Sonne is geteikent, een quantiteit Speautere Ringen, met een Kettingtjen van 't eigenste Metaal aan malkander gebonden: Hy slaat dan op soodanigen wyse op de Trommel, met een gevorkte Hamer; en maakt dat door een been, dese Ringen sig be- | |
[pagina t.o. 87]
| |
Postuur van een Laplander zoo als hij met de Tover-trommel ter aarde legt
| |
[pagina 87]
| |
wegen. Hy Singt op de selfde tijd seer distinctelijk seker Lied oft gesang,Ga naar margenoot+ dat de Lappen gemeenlijk Jouke noemen; Alle de gene die daar by zijn, soo wel de Vrouwen als de Mans van hare Natie, die doen yder haar gesangen daar by; aan welke sy geven de naam van Duvra; De Mannen gebruiken een seer hooge Toon, maar de Vrouwen een seer laage. De woorden diese spreken zijn seer distinct, wanneerse de naam van de plaatse uitdrucken, waar van sy begeerig zijn iets te weten. Na dat'er eenige tijd op de Trommel geslagen is,Ga naar margenoot+ leid hy die op sijn hooft, en valt ter aarden neder, even of hy in de slaap viel, of als of hy in swijm of qualijkte viel;Ga naar margenoot+ dan blijft hy leggen als een dood Mensche, van welke de ziele uit het lighaam is gegaan; want men vind daar geen beweging, gevoelen, pols-slag, of eenig ander teiken van leven in. Dit geeft gelegentheid en reden aan een yder om te gelooven en te versekeren,Ga naar margenoot+ dat de ziele van dese Man waarlijk uit sijn lighaam gaat; zijnde geleid van de Duivel: dese gaat dan in 't verre gelegen Land, van 't welk hy de nieuwe tijdinge wil weten; en die weder komende, zijn daar eenige teikenen, tot bewys dat hy sijn Reise afgeleid heeft. Maar dit geloof is een belagchelijke saak. Dese Man blijft op d'aarde leggen in de selfde gedaante,Ga naar margenoot+ zijnde van den quaden Geest soo beknevelt, dat de behoorlijke bedieningen in 't Lighaam hun voortgang niet konnen hebben; derhalven gelijkt hy wel te slapen, of van sijn selven te leggen; zijnde het aansigt soo blauw als een stuk loots. Hy lijd dan op die tijd in soodaniger manieren, dat hem het zweet by het Hooft neder loopt, en niet minder uit alle d'andere deelen des Lighaams, blijvende op die tijd soo stijf als een steen. Siet in de Figuur op hoedanigen wijse sy leggen na dat sy neêrgevallen zijn. Alle de Mannen en de Vrouwen, die omtrent dese daad tegenwoordig zijn,Ga naar margenoot+ zijn gehouden geduurig te singen, en daar in te volharden, tot dat die, welke de Trommel geslagen heeft, van sijn slaap is opgestaan; om hem te doen herdenken 't gene men begeerde te weten: want hy mogt vergeten de saken, waarom hy henen gesonden was. Soo sy ophouden van singen, sterft dese Man, en komt noit weder tot sijn selven. Dit eigenste geschied ook, wanneer ymand onder den hoop hem wil opwecken, rakende hem met de hand of voet | |
[pagina 88]
| |
aan, soo lange hy in dese stand is: Dit is misschien om d'eigenste reden, dat d'Omstanders groot werk maken om de Vlieg,Ga naar margenoot+ die rondom hem vliegt, af te keeren; 't vvelk ook wel andere soorten van beesjes zijn: Sy lijden nog dulden dat hy het minste aangeraakt werd. Peucerus segt dat het noodig is,Ga naar margenoot+ dat daar geduurig ymand is, om het lighaam sonder ziel gade te slaan; want indienmen hem afweerd sonder agt te geven, brengt de Duivel daar geduurig in 't geen niet waar en is; maar dit gebeurt alleen, soo'er eenig Dier hem aanraakt, dat hy dan niet meer wacker werd. Alle dese Ceremoniën zijnde in seer korten tijd aldus geobserveert,Ga naar margenoot+ soo staat de Laplander, die de Trommel geslagen heeft, weder op uit sijn slaap, hy schijnt dan het leven en de Geest weder gekregen te hebben: Dan soo begint hy te antwoorden, op al het gene hem gevraagt werd, brengende alles te berde, 't geen hy door het middel van de Trommel heeft geleert; verklarende de stand van alle de saken en affairen, die in het vreemde afgelegene Land geschieden. Peucerus segt: datse eerst opstaan, ten einde van vier-en-twintig uren;Ga naar margenoot+ maar dit is niet seker, want dit geschied wel rasser en wel trager, na dat de weg lang of kort is, diese heben heen te reisen. Vier-en-twintig uren is wel het langste van de tijd, diese noodig hebben, om te weten 't gene sy begeren; en op alle de vraag-stucken te antwoorden, die men haar voorstelt, van het verre gelegen Land. Eindelijk om alle twijfelingen weg te doen, diemen aan de waarheid mogt hebben welke hy verteld; soo brengt hy uit dat Land een teiken, 't welk men hem had belast mede te brengen: gelijk als een Mes, een Schoen, Ring, of eenig ander ding. Dit is dan tot bevestiging dat hy sijn reise in dat Land gedaan heeft.Ga naar margenoot+ Dit is dan 't eerste gebruik van haar Trommel, zijnde de voornaamste ende grootste dienst diese daar van hebben. Daar werden ook wel Lappen gevonden,Ga naar margenoot+ welke sonder het gebruik des Trommels weten, 't geen in verre afgelegene plaatsen geschied; sulcx hebben sy door de groote familiariteit van hare Geesten, (gelijk ons een Laplander van Torna heeft gesegt) sendende die heen in plaats van haar, op de plaatsen of Markten daarse moeten wesen; met order om haar weder te seggen, of de Sweden of andere Koopluiden daar zijn gekomen: Zijnde seer verre van hare Tenten,Ga naar margenoot+ soo senden sy hare Geesten henen om te sien wat'er passeert; hoe haar Vrouwe, Kinderen en Rheën al vaaren: welke Geesten in't weder komen, | |
[pagina 89]
| |
haar, daar van Kondschap doen. De Lappen die Meesterlijk in dese Konst afgeregt zijn, is aldaar in meerder agting, Eer en gesag, als d'andere; men geeft hem den Eer-tytel van Heer oft Koning der Fellicen, (dat is: der Bergen, die tusschen Lapland en Noorwegen zyn) desen heeft dan d'authoriteit en Heerschappye over haar, verpligtende haren Geest sijn Commande t'onderwerpen. 't Tweede gebruik haares Trommels is,Ga naar margenoot+ wanneer sy begeeren te weten d'uitkomste van hare saken; dat is: hoe, het gene sy voornemen te verrigten, goed of qualijk sal uitvallen: of hare Jagt geluckig sal zijn; of, het gene sy vangen sullen, hare wensch sal voldoen? Want sy gelooven, datse alle dese dingen door gonste des Trommels konnen weten, op welke sy haare Ringen leggen; namelijk, op die plaats alwaar de Son geteikent staat: dan slaanse daar op, singende op de selfde tijd eenig gesang.Ga naar margenoot+ Indien dan het bos met Ringen sig beweegt, en van de linker na de regter zijde gaat, volgens de loop der Sonne; soo hebben sy daar een Teiken aan, dat alles wel sal beslaan: En dat die Siek is, sijn gesondheid weder sal krijgen; of haar Huishouding sal vermeerdert werden; of haar Familie in Kinderen sal vergroot werden, en of sy rijkdom sullen krijgen door hare Beesten. Maar indien dan dit bos met Ringen,Ga naar margenoot+ van de regter zijde na de linker gaat, tegens de loop der Sonne; soo voorseggen sy het tegendeel, van Siekten en menigte andere dingen. De reden van dese gissinge is klaar genoeg. Want sy gelooven, dat de Son den Autheur en uitwerker van de vermeerdering en voortsetting aller dingen is; Alsoo ook, wanneer de Ringen (die de bedieningen deser Teikenen doen) zijn, hun loop volgen; willen sy d'aanwas voorseggen, die haar groote vreugde veroorsaakt; volgende de voetstappen van dese Planeet, welke is de Fonteine daar alle vreugde van sijn oorsprong heeft. In deser voegen bedienen sy haar in alle hare saken,Ga naar margenoot+ welke van eenig belang zijn: By voorbeeld, wanneer sy eenige reise te Lande willen ondernemen: op de Jagt gaan, verhuisen, of eenige andere diergelijke saken verrigten. Wanneer sy dese Trommel gebruiken,Ga naar margenoot+ om te weten, wat order sy moeten observeren in't Jagen; soo letten sy voornamelijk meest aan wat zijde de Ring sig draait, of hy na het Oosten, Westen, Zuiden of Noorden gaat, of tusschen eenige Liniën, welke tussen dese generale winden in zijn, en met wat Beest te vangen sy sullen | |
[pagina 90]
| |
ophouden. Dit ramen en de Jager, krijgen sy door hare onderwysinge, om te sien aan wat zijde sy die dag sullen uit Jagen gaan; of wat gediert of Vogel, Visch, of eenig ander vvild gediert sy moeten naspeuren, soose begeeren dat hare Jagt geluckig zy. Het derde gebruik des Trommels is,Ga naar margenoot+ agt te geven op de Siekten: Daar van zijn tvveederlei soorten; vvant soo ras sy sig bevinden met eenige Siekte beladen te zijn, soo ondersoeken sy eerst d'oorsaken; Derhalven die op de Trommel slaat, vveet dan te seggen, of dese Siekte uit een natuurlijke oorsake komt, of by eenig geval. Sy appliceren daar op het middel, poogende te ramen, met vvat Offerhande sy haaren vertoornden God vvederom sullen versoenen; en in't bysonder welke Stoorjunkare, sonder goed vermaak te hebben, gelooven sy dat de Sieke sijn gesondheid niet weder kan krijgen. Eindelijk de Sieke moet belooven aan sekeren Stoorjunkare die op dees of gene Klip gestelt is, te Offeren, 't zy een Rhee, Stier, Bok, Ram, of eenig ander ding: dog dit en staat niet in de verkiesinge van de Sieke; maar dit is een expresse order en bevel van die gene welke de Trommel slaat; toonende door sijn Trommel slaan, wat'er te doen is; waar op terstond prompte executie komt te geschieden: Die gene welke met sijn Trommel ramen sal, aan wat God men sal offeren en Sacrificie doen, wat Slagt-offer men sal verkiesen, is haar niet even veel; sulx werd ook niet dagelijks nog ten allen tijden gedaan: die dit dan doet is een persoon daar toe gestelt en geordineert; en de Sieke moet sig onderwerpen aan die gene, welke hy daar toe stelt. Dit is dan de methode oft wyse diese in't gemeen in sekere voorvallen waarnemen.Ga naar margenoot+ De Sieke moet eerst aan die gene welke de Trommel sal slaan, een Ring van Speauter geven, en een andere van Silver; bindende die beide aan de regter arm; welke by hem verblyven tot recompense oft betaling van sijn gedane werk: Hy hangtse dan, na dat hy sijn dingen heeft verrigt, aan het Bos ringen, die hy te vooren tot het slaan des Trommels altijd gebruikt heeft. Hy slaat dan daar terstond boven op, doende daar by een klein solemneel gesangetjen; alle de Mannen en Vrouwen die dan daar by zijn, singen alle op d'eigenste wyse; de Mannen met een hooge en sware toon, maar de Vrouwtjes met een stem die wat swacker en lager is. Dese persoon weet dan, door het bewegen, plaatsing en stilhouding der Ringen op het vel des Trommels, de saken, van welke wy komen te spreken. | |
[pagina 91]
| |
Want, wanneer een Laplander uit Lapmark van Uma, in een Siekte komt te vervallen, soo laat men een van sijn naaste Volk komen, diemen agt dat ervarents is, op het gebruik des Trommels; welke terstond de grootste Rhee van den hoop,Ga naar margenoot+ 't zy van de Sieke of sijn voornaamste vrienden, doet kelen; en aan sijn Afgod doet opofferen: hy slaat sijn Trommel,Ga naar margenoot+ en valt ter neder als dood; werdende het lighaam soo hart als een steen. In dese stand verblijft hy omtrent de tijd van een uur;Ga naar margenoot+ d'omstanders beginnen dan eenig Gesang of Lied, daar toe bequaam te singen, 't welke sy te vooren geleert hebben: Tot sijn selven komende, staat hy op, neemt sijn Trommel, hy doetse digt aan sijn oor, en slaat daar sagtjes op. Hebbende dit een weinig tijds gedaan, sit hy heel in gedagten, en begint te seggen, hoe het hem op die tijd gegaan is:Ga naar margenoot+ Hoe hy onder de aarde is geweest by de Antipodes, oft by de Volkeren die met hare voeten tegen d'onse aangaan; welke seer schoon en een groote Eere waardig zijn: dat sijn Geest daar gebragt is door sijn Spiritus familiaris; datse alle de poorten hadden toegeslooten, om te beletten dat'er niemand soude inkomen; maar dat hy door hulpe van sijn familiaren Geest een gat hadde gevonden om door te komen; hier drong hy sig door: Item, dat dese Luiden of Inwoonders seker ding hadden, 't welk aan de Sieke toebehoorden; 't zy sijn Hoed, of eenig ander ding: en segt dat hy het daar heeft konnen vinden, of niet. D'Omstanders krijgen dan goeden moed, wanneer, het gene de Sieke mist, van den Trommel-slager, weder kan gekregen werden; maar indien 't gebeurd, dat hy sulx niet weeder kan krijgen, sal de Sieke sterven, na dat hy veele pijne en miserie heeft uitgestaan. Alhoewel datse gelooven,Ga naar margenoot+ dat de Geest van desen Laplander waarlijk uit sijn lighaam gaat, en geweest is, daar hy segt geweest te zijn: Soo seggense ook, dat in 't wederom komen, desen familiaren Geest dese ziele heeft wederom gebragt, over de Klippen en Bergen; met soo een snelligheid, dat het zand, de steenen, en alles vvat'er op de vveg ontmoet, sig oplicht en mede vvil vliegen. M. Paulus, Venetiaan, verhaalt iets diergelijcx van de Tartaren in de provincie van Arkladam. Dit zijn dan de gebruiken en diensten, die men gemeenlijk van de Trommels heeft. | |
[pagina 92]
| |
Daar is nog een manier diese gebruiken, om hare Toverye in 't vverk te stellen,Ga naar margenoot+ en om ander Siek te maken, of om 't leven te brengen. Dog dit gebruik werd weinig onder haar uitgevoert, en daarom niet seer gemeen; vvant sulx niet is toegelaten, en niet dan quaad kan aanbrengen; en dat alleen d'andere gebruiken zijn toegelaaten, die geen schade konnen by brengen: soo datse gehouden zijn die te tellen onder die dingen, welke tot de Trommel niet dienen dan om te schaden. Lundius segt dikwils, dat de Lappen, welke de Trommel gebruiken, geen quaad-doende Geest hebben; en datse niet anders konnen gebruiken dan tot de Jagt, en te weten waarmen Vogels sal vangen, en om hare kurieusheid te voldoen; Maar soo'er gebeurd datse ymand beleedigen,Ga naar margenoot+ dat is door woorden of eenige Toverye, diese van andere Lappen hebben geleerd, vvelke een quade Geest hadden. En alhoewel sy alle dit gebruik niet en weten, soo weten s'er wel tevinden, die sig daar al te dikwils van bedienen. Johan Tornaeus teikend aan, dat in 't Jaar MDCLXXI. een seer groot getal van Lappen van Kimi, waaren met een menigte Trommels versien;Ga naar margenoot+ datse waren genoodsaakt die op die plaats te verbranden, wylse niet wel anders verdelgt konden werden. Hy doet daar by een exempel van een vier-en-twintig jarige Laplander,Ga naar margenoot+ welke beleed van sijn selven: in sijn Kindsheid de Toverye geleerd te hebben van sijn Vader; En dat hy in 't Jaar 1670. voor een paar Mouwen, door sijn Toveryen, een Boer van Kimi, in een Val-vvater had doen verdrinken. Dese wierd met de dood gestraft; maar alsmen hem geleide van Lapland, in de naast gelegen Stad van Bothnia, Toverde hy al sittende op de slede (vvant hy vvas van goede gesondheid en sterk van kragten) en deed sig selven in een oogenblik door de Toverye sterven; volgens het gene hy had voorsegd, namelijk, dat hy sterven sou eer hy in de Beuls handen quam. D'Autheuren, vvelke van d'andere gebruiken des Trommels gesprooken hebben, en seggen niets van haare Ceremoniën, nog van woorden, nog van haar gebaren, nog teikenen, diese ten dien einde in 't werk stellen. Ik geloof dat dese Volkeren,Ga naar margenoot+ alle die quade Konsten seer verborgen houden, en niet wel mogelijk is daar agter te komen; en men die niet vvel leeren kan, sonder grootelijcx met | |
[pagina 93]
| |
Toverye besmet te zijn, en te passeren voor een Duivels kind. Wy hebben in 't particulier van dese Laplandse Trommels genoeg gesprooken. Laat ons verder gaan tot het gene sy door sekere Instrumenten uitvinden. 't Eerste dat sig opdoet, is een Instrument, om alle quade dingen mede uit te werken, diese begeeren; 't zy Sneeuw, om het na hare wil koud te maken,Ga naar margenoot+ en de koude te vermeerderen; 't welk meest van de Vrouwen gedaan werd, en alleen door die, welke om de Winter gebooren zijn; want d'andere konnen sulcx niet verrigten. Sy maken dan een kleine menschelijke gedaante in de Sneeuw, dan knauwen sy de Bast van Elsen-boom,Ga naar margenoot+ en besmeren het Hooft met dit roode speeksel, diese op het aansigt spuwen, op de handen en voeten. Sy knauwen dese Elsen schorse nog anders, want sy spuwen die op de weg door welke sy gaan, of wel aan de kant van de linker of regter zijde des wegs. Wanneer de Lappen dese groote Koude willen matigen, nemen sy de Huid van een Beir,Ga naar margenoot+ welke sy heel blood in de Koude leggen; en de Laplander, soo ras hy opstaat, neemt eenige teenen, met welke hy seer lange dese Huid slaat, en meind dat dan de Koude door dit slaan versoet werd: Maar ik ben van gevoelen datse daar eenige Toverwoorden by doen, diese alleenig binnen's monds, tusschen de tanden spreken. Sy hebben nog een heimelijke maniere om het selfde uit te werken:Ga naar margenoot+ Sy nemen de Huid van een seer groot jong Dier, soo jong als sy konnen bekomen: dit slaan sy in stucken, soo groot als een hand, en dit smijten sy in 't vuur, terwijl sy een seker lang Gebed daar over spreken. Sy bedienen haar van meer andere dingen;Ga naar margenoot+ maar het voornaamste is een Koorde met eenige Knoopen, welke sy gebruiken om Wind in de Zee te doen komen: dit is een saak die men onder de Superstitien van de Heidenen houd. Sy verkoopen op hare wyse de Wind,Ga naar margenoot+ en leveren die aan de Koop-luiden, welke door onweder aan hare Kusten moeten landen, of door stilte en contrarie wind. Sy bedingen eerst soo veel als sy konnen, en 't geld of ander goed ontfangen hebbende,Ga naar margenoot+ geven sy hem tot een geschenk, een Riem met drie Toverknoopen versien: met dese conditie, dat, soo ras sy d'eerste Knoop hebben ontknoopt, een voorspoedige Wind komen sal, | |
[pagina 94]
| |
die seer soet en aangenaam sal zijn; En wanneer sy de tweede Knoop los doen, sal de Wind nog harder waayen; maar soo ras sy de derde openen, hebben sy een vreeslijk Tempeest, soo hevig datse op het voor-Schip niet konnen passen, dat het van Klippen bevrijd is om niet stucken te stooten; ja konnen op den overloop van 't Schip niet gaan, om de zeilen in te trecken; op het agter-Schip kan men niet duuren om iets uit te regten, of het Roer te stuuren. Olaus Magnus verhaald sulx van de Finnen, 't welk Zieglerus de Lappen toeschrijft;Ga naar margenoot+ waar van Samuel Rheen, en Johan Tornaeus nog jonge Schrijvers zijn, maar maken daar het minste gewag niet van: 't Schijnt dan dat de Lappen sulx niet en oeffenen, want sy in 't midden-Land gelegen zijn, en aan geen Zee en komen. Soo dat ik geloof, dat, die de Wind in de Zee konnen verwecken, de Finlapse Noorwegers zijn;Ga naar margenoot+ alwaar een yder 't gesag, en als een volkomene magt heeft, over die Wind welke waait, op die stond wanneerse gebooren werden; d'eene over dese Wind, en gene over een andere: Het schijnt wel dat dese Duivelse kragt eenige band oft verbintenisse met hare geboorte heeft, en daar van alle haar uitwerkinge van ontleend. Sy hebben de selfde soort van Winden, segt Pieter Claudius, even als wy boven hebben aangemerkt. By aldien het gebeurd, seid hy, dat een Koopman een Wind heeft gekogt,Ga naar margenoot+ en d'eerste Knoop van de koord oft geknoopte Lind komt los te doen, krijgt hy een Wind die middelmatig waaid; maar soo ras hy de tweede Knoop ontdoet, word de Wind veel sterker, maar is egter niet tegen wensch van de Scheep-luiden; is't dan dat men de derde Knoop opend, is de wind soo sterk blaasende en woeden; dat'er gevaar is om met Schip en al te vergaan. Ik stap dan tot het derde over,Ga naar margenoot+ welke bestaat in kleine Tover-pijlen, van Loot gemaakt, seer kort, hebbende de langte van een vinger. Sy werpen dese Pijlen na verre gelegen plaatsen, tegens hare vyanden, willende sig wreken. Door dese Toverye senden sy haar eenige Siekten toe, die soo gevaarlijk zijn, en van soo een jammerlijken pijne,Ga naar margenoot+ datse haar wel drie dagen by blijven, niet konnende deselve verdragen, dese verandert dan in vreetende Siekte, Kanker oft iets anders aan Armen oft Beenen. Ik geloof seker dat Zieglerus, welke dese dingen verhaalt, en | |
[pagina 95]
| |
Olaus Magnus, die sulx seer vast daar van versekert, sig t'eenemaal hebben bedroogen; en dat de beschrijvinge van dese loode Pijlen, diese op 't goed geloof hebben gegeven, soo schadelijk niet en is. Want men vind niemand, die daar de minste kennisse van heeft;Ga naar margenoot+ Samuel Rheen maakt daar het geringste gewag niet af, nog ook eenige andere Autheuren: 't Is ook noit door 't gemeene gerugt tot onse ooren gekomen, welker mond dog vol is van Toveryen. Maar waarom ofse dog dese Pijlen van Lood gieten? Voor my, ik geloof dat het woord Skott, 't welk de Lappen hedensdaags in 't gebruik hebben, om dit Tovervolk uit te drucken; soo is Zieglerus dan in doolinge gevallen: Want als dit Volk een mensch siet, of eenig ander gediert, welke te vooren alle de teikenen van gesondheid had, en in sijn volle kragt was; op een stond Siek ter neder valt, al sijn wackerheid verliest, en dikwils op het Veld dood blijft; Dit Volk, seg ik, schrijven dit dan de Toveryen toe,Ga naar margenoot+ en geven het de naam van Skott, dat is soo veel als pijl oft Toverye, met welke hy meind dat die mensch of het beest geslagen is. En wijl Zieglerus van Skott heeft hooren spreken, heeft hy gelegentheid gekregen om sig Tover-pijlen in te beelden, en te gelooven datse van Lood gemaakt waren; maar sulcx is aan onse Schrijvers onbekend, en meinen dat dese Toverye op een andere wyse in 't werk gestelt werd. Pieter Claudius noemt het Gan, 't geen de Tovenaars laten gaan;Ga naar margenoot+ en segt dat het na een Vlieg gelijkt, dat is, de Duivel oft Demon: en dat onder de Noorweegse Finnen, de gauwste van die Konst, veel van dese Gans bewaren, en een yder alle dagen uitsenden. Hy verhaald een aanmerkelijke Historie hier van; welke ten sijnen tijde geschied is, aan een Man die nog binnen het Helieland woond; hebbende op sekere dag ondernomen op de Jagt te gaan, om Beiren te vangen, en dat op de Bergen van Noorwegen; en komende by geval by een Hol onder een Klip, vond hy daar een seer rouwe Figuur, zijnde een Afgod van d'een of d'andere Finlander. De Tover-beurs van dese Finlander, welke sy Ganeska noemen,Ga naar margenoot+ was vlak regt tegen over de Figuur; die open doende, vond hyse vol van blauwe Vliegen, welke gaan; en waren de Gans van dese Finlander, dat is te seggen, de Geesten; welke sy gebruiken, om alle quaad voort te brengen 't geense begeeren, sendende die alle dagen uit. | |
[pagina 96]
| |
Dese Schrijver geeft dan door het vvoord Gan niet anders te kennen, als dat het een saak is,Ga naar margenoot+ vvaar mede de Finnen het leven en gesondheid van andere konnen berooven. Hy doet hier nog by, dat dese Finlander niet in vrede kan leven,Ga naar margenoot+ soo hy dagelijcx niet een Gan uitsend; dat is te verstaan, eenVlieg oft Demon, die hy uit sijn Ganeske oft Ganhiid, oft sijn leere Beurse,Ga naar margenoot+ vvaar in hy die bevvaard, laat uitgaan. Hy send elke reis sijn Gan op de naastgelegen Bergen: alwaar hy de Klippen op een vervaarlijke wijse doet splijten. Een Tovenaar send gemeenlijk sijn Gan om seer geringe saken tegen de Menschen uit, die hy dan doet omkomen. Men siet dan door dese woorden,Ga naar margenoot+ dat dese Gan de Menschen vry wat schade kan toebrengen, en ook niet weinig aan het Vee en andere dieren, tot welken einde sy die uitsenden. Daar is dan geen twijfel aan of is de selfde saak welke Zieglerus een Pijl noemd;Ga naar margenoot+ wijl hy spreekt van werpen gelijk men de pijlen doet: en het woord Skiuta by die Volkeren die selfde daad bedied. Siet dan alhier het derde Hooftstuk van hare Tover-konst, diese niet alleen in 't werk stellen tegens andere menschen,Ga naar margenoot+ maar selfs d'een tegen d'ander; ja ook tegen die gene welke soo kundig in de selve zijn als sy selver. Dezen Autheur verhaald een voorbeeld, 't geen ten sijnen tijde geschied is: Sekere Finlander, segt hy, om dat hy seer ervaren en doorslepen in dese Konst wilde zijn, en boven andere uitsteken,Ga naar margenoot+ (zijnde genoemd Asbioern Gankonge) willende een ander om hals brengen, aangaande eenig geschil datse met elkander uitstaande hadden, sonder sijn voor-nemen te kennen te geven, want Asbiaern sig de sterkste bevond; gebeuren 't op een tijd dat Asbioern onder een Rotze sig te slapen ging leggen: sijn vyand dese schoone gelegentheid waarnemende, sond'er sijn Gan na toe, die de Rotze in stucken liet vallen, en vermorselde den geen, welke daar onder te slapen lag. Den selfden Petrus Claudius verhaald nog,Ga naar margenoot+ datse hare dingen konnen tot hier toe uit rigten, namelijk om haar Gan uit te senden, en met gewelt den Gan te verjagen, die een andere Tovenaar heeft uitgesonden. Sy vegten dikwils genoeg in deser maniere d'een tegen d'ander,Ga naar margenoot+ | |
[pagina 97]
| |
selfs tot groot gevaar van die de swakste is; 't geen gemeenlijk op de Markten gebeurd, vvanneer sy dronken zijn, of vvanneer sy maar de minste oneenigheid met elkander hebben. Sy sitten op d'eigenste plaats,Ga naar margenoot+ zijnde rug tegen rug; en dit noemen sy in haar Tale Killodt, dat is soo veel te seggen, als te beproeven de Konst van sijn Mede-macker: yder doet soo veel boosheid tegen sijn tegen-party als hy kan; en dese, van welke sijn Duivel de sterkste bevonden werd, verdelgd sijn vyand volkomentlijk: hy doet hem al sijn Rheën sterven, hy belet hem 'er geen te konnen vangen, of iets te konnen Visschen; somma dat hem niets wel gelukt, 't zy wat hy by de hand mag nemen; ja komt hem soo verre, dat hy hem het leven sou konnen benemen. 't Welk d'ondervinding ons heeft doen leeren:Ga naar margenoot+ want twee Lappen, zijnde geseten rug aan rug in hare Tente, soo stelde d'eene sijn Tover-konst tegen d'andere in 't werk; vveinig tijds daar na, viel die gene dood ter aarden, wiens Duivel de swakste was geweest; loopende het Bloed hem ten monde, ooren, oogen en neuse uit. Alhier komt ons een sake voor,Ga naar margenoot+ die wel verdiend aangemerkt te werden, namelijk, datse gemeenlijk seggen, dat de Tovenaars met haar Gan niets uitrigten konnen, of eenig Mensch schade aanbrengen, welkers Vaders naam sy te vooren niet en weten: dog ik weet niet of sulcx plaats heeft onder d'andere Toveryen; maar 't is seker (volgens haar eigen getuigenisse) dat een Laplander die een Tovenaar is, een ander niets beledigen kan, soo hy hem te vooren geen quaad heeft gedaan. Eindelijk men segt,Ga naar margenoot+ dat d'andere Lappen doen met haren Tyre, alles wat de Finnen van Noorwegen met haren Gan doen. Dese Tyre is niet anders als een ronde Bol, hebbende de groote van een Noot, of van een kleine Appel;Ga naar margenoot+ gemaakt van de fijnste Dons oft hairtjen van een ҫivet Kat, of van eenig ander gediert; zijnde aan elkander geplakt en gebonden; gepolystert, en buiten op heel glad en sagt. Sy is van een gemengelde geele, groene en grauwe Koleur, maar is altijd een weinig geelder. Ik heb'er een gekregen van de Heer Otto Sylvester, die ik in mijn Kabïnet bewaar. Men segt dat de Lappen desen Tyre verkoopen;Ga naar margenoot+ welke door eeni- | |
[pagina 98]
| |
ge Konst bezield is, en sig beweegt, soodanig dat diese heeft gekogt, hem kan brengen daar het hem belieft. Sy hebben de gewoonte van sig in te beelden, en poogen dat ook andere wijs te maken, datse de magt hebben met dese Tyre uit te senden,Ga naar margenoot+ alles wat sy begeeren, als Serpenten, Padden, Muisen, en andere diergelijke gedierten; met welke sy pijnigen en tormenteren, die gene, welkense willen dat quaad sal overkomen. Sy seggen daar nog by,Ga naar margenoot+ dat dese Tyre soo snel gaat als een draay-wind, of soo ras als een pijl uit een boog: En sooder eenig levendig gediert van deselve op de weg ontmoet werd, soo ontfangt dit Dier dat quaad,Ga naar margenoot+ 't welk voor een ander bereid was: Soo dat'et dikmaals gebeurd, dat dese Tyre niet en komt ter plaatse daar hy gesonden is, en een onnoosele op den hals komt. De Lappen oeffenen een menigmaals hare Tover-konst alleenig door woorden,Ga naar margenoot+ mengende een seker getal voor den dag op een sonderlinge wijse, gelijk wy elders hebben aangemerkt omtrent de geschillen, diese mogen krijgen. Lundius verhaalt 'er een voorbeeld van, dat gebeurd is in 't Land van Suarthgu, by de Stad Lula, aan twee Boeren, die langen tijd groot quaad in den sin gehad hadden: Sekere oude Laplandse Vrouw,Ga naar margenoot+ vroeg op een tijd een ander van haar Natie, om een Aalmoesse; die daar om gevraagd wierde, seide, dat het haar wel rijkelijk weder soude geloond werden, soo sy door haar Konst kon uitwerken, dat de Slangen in het Lighaam van sijn vyand quamen; en maakte haar op de selfde tijd met Brandewijn dronken. Sy begon sulcx terstond in 't werk te stellen, mompelende en sprekende eenige vvoorden tusschen hare Tanden binnens monds.Ga naar margenoot+ D'andere Boer begon sig van stonden aan qualijk te gevoelen; en braakte ses Slangen ten monden uit: Ondervvylen had hy geen kleine pijn gehad, die hem dapper aantaste; vvant hy daar af storf. Doe kroopen uit het Lighaam van de doode, een groote menigte van Slangen, d'een door de mond, d'andere door de neus; hebbende verscheidene koleuren, grauvv, vvit, svvart en groen: het Lighaam svvol, en vvas opgespannen als een Trommel. Desen selven Lundius verteld ons nog een aanmerkelijke Historie,Ga naar margenoot+ vvelke ten sijnen tijde in de Stad Lula geschied sou zijn: | |
[pagina 99]
| |
Sekere vervaarlijke Laplandse Vrouvv, die afgrijselijk vvas om aan te sien, quam in de Kamer van een Invvoonder, vvelkers Vrouvv in de Kraam vvas, en alleenig in Huis; dese Toverhekse vroeg om Eten, en na Brandevvijn; de Sieke niet konnende opstaan, door hare swakheid, bid haar, datse wat wilde wagten, tot de Meid was t'huis gekomen, dat die haar soude helpen. 't Oude Wijf wierd over dit antwoord boos en toornig, om dat haar op staande voet juist niet gegeven wierd, 't geen sy eischte: Sy ligte sig op in de Logt, en nam ene gedeelte van het dak met haar, 't welk sy verbrak en tot stof maakte; soo dat men tot nog toe niet en weet, hoe het gedeelte van het dak soodanig gevvorden is.
Einde des eersten Boeks |
|