Waarachtige en Aen-merkens-waardige Historie van Lapland en Finland
(1682)–Johannes Scheffer– AuteursrechtvrijIII. Hooftstuck.
| |
[pagina 56]
| |
Hoewel dese gewesten seer koud sijn,Ga naar margenoot+ heeft men'er egter veel Donder, Blixem, en Weerligten, ja 't Dondert'er en Blixemt'er dickwils so afgrijselijk, dat men naeuwelijks weet waer men zich van angst sal versteeken; en hier door geschied aan Menschen en Vee geen kleine schade. Soo aldaar yts verhevens is van Toorens en Huisen, dat vliegt terstond in de Brand, wijl sy met pek besmeert sijn. De Bomen werden daar dikwils wonderlijk uit d'aarde gedrait, 't welk door geen menschen konst dus soude konnen geschieden. De Koude is in onse landen des Winter nauwlijks verdraaglijk,Ga naar margenoot+ maar dat men sig des Winters ter plaetsen, daer de koude, om de vergelentheid der Sonne, eigen is met geen huiden van Beesten behilp, seker sy souw niet uit te staan sijn: daarom hebben de Beesten sulken warmte by sich, dat wanneer men hare lighamen opend; sy soo heet sijn, dat men daar geen hand in kan verdragen. In dese Landen heeft men behalven de groote storm Winden, den Rijp, en overvloedige Sneeuw,Ga naar margenoot+ die valt soo dik en soo duister, dat de Luiden tegens malkander aanloopen, sonder dat d'een den anderen te voren gesien heeft: 't maakt de wegen ook seer ongebruikelijk, want men ligtelijk door de Sneuw daar van afgeleid werd. 't Gebeurt by wijlen, dat door de Wind de Sneeuw zich soo hoog stapelt als Bergen. Op het Ys door de Sneuw te reisen is soo gevaarlijk niet dan over land. Door de Bosschagien is het mede seer swaar te reisen, vermits, de Boomen swaar van Sneuw geladen ligtelijk seer groote takken afscheuren, en aldus de wegen onbruikbaar maken. Daar en boven als sy door de Bossen reisen, en de Boomen sig door de wind bewegen, vallen daar heele hoopen met Sneuw van boven neer, 't welk moijelijk is voor die daar onder sijn. Daar werden wel veertien of vijftienderley gedaante van Sneeuw gevonden.Ga naar margenoot+ Ook siet men aan de Glasen van de Badstoven wonderlijke Figuren van Boomtjes en Bloemen, die daar aan bevriesen, soo dat sommige liefhebbers die hebben afgeschest, en als een Rariteit in onse Landen gebragt. De Jongens hebben een Manier van heele Kasteelen en Sloten van dese Sneuw te maken,Ga naar margenoot+ vegtende aldus met elkanderen om strijd, voornamelijk des Sondaags als sy niet en werken: dese Kasteelen hebben haar vensters en deuren, met hare Schansen en Bolwerken rontom: zy begieten de Sneeuw met water, om de zelve des te harder te doen bevriesen: dan soo verdeelen sy elkander in Compagnien, en vegten | |
[pagina 57]
| |
met Sneeuwballen,Ga naar margenoot+ hebbende swarte Vaandels: als sy lang genoeg alsoo gevogten hebben, komen sy wel met vuisten aan malkanderen. Dese strijd gaat met sulken hevigheid, even of 'er leven en land by te verliesen was. Die nu als schelm uit 't Vaandel weg geloopen is, steken sy de hals vol Sneeuw by de rugge neer, hem by na met veel vuile woorden vervloekende. Op den 26 December plagten op het Ys van alle plaatsen een menigte volks by een te samelen,Ga naar margenoot+ welke alle te Paard saten: dese dan reden alle om het snelste, die overwinnaar was, kreeg de prijs, welke bestond in eenige maten Koorn oft nieuwe kleederen, als ook het Paard dat tot de Merk-paal niet en konde loopen. Sommige van dese Natie loopen menigmaals te voet op het Ys om het snelst:Ga naar margenoot+ en in plaats van dat, hebben sommige Schaatsen, gelijk als de Lappen, hier is mede een prijs toe gestelt van silvere Lepels, kopere Vaten, Degens, Kleeren, jonge Paerden, en diergelijke dingen. Als nu de Strijden soo op het Ys geschieden,Ga naar margenoot+ hebben somige soetelaars de gewoonte van eenige Tenten op het Ys op te slaan, die daar veel mede winnen, sijnde seer gerieflijk voor die aldaar te samen sijn gekomen. Wanneer sy over het Ys gaan,Ga naar margenoot+ hebben sy houte schoenen aan met scherpe ysere Tanden onder aangemaakt. Ook hebben sy driehoeken met ysere pinnen. Als ook ronde ysere reepen met ysere ringen rontom met scherpe tanden, aan welke voorseide werktuigen seer sterke riemen sijn, om aan de voet vast te maken en vast daar mede te gaan en staan. |
|