Waarachtige en Aen-merkens-waardige Historie van Lapland en Finland
(1682)–Johannes Scheffer– AuteursrechtvrijIV. Hooft-stuk.
| |
[pagina 19]
| |
Het is zeker dat de Koop-handel der Lappen alleenig door teikenen geschied, nog geen ware koop oft verkoop verrigt werd door dese wyse, maar dat'er een zoort van reuiling oft verwisselinge is,Ga naar margenoot+ Damius en Olaus verzekeren en zeggen datse dit zonder geld doen: dese woorden doen my gelooven dat Zieglerus misschien zonder geld heeft geschreven, in plaats van dese woorden met geld, gelyk als in myn editie staat. In d'eerste Eeuwen hebben zy niet wel anders konnen Koop-handel dryven,Ga naar margenoot+ dan door reuling, 't een voor het ander te geven, wijlse geen geld dat gemunt was in 't gebruik hadden, zoo by haar als by hare nagebuiren. Dit is ligt te weten uyt Sweden, alwaarmen by ouds geen gemunt geld en vond, en 't geen m'er vond quam uyt de naastgelegen Eilanden als Engeland en Schotland; want de Sweden hadden de wetenschap niet van geld te slaan. Men heeft zich dan niet zeer te verwonderen, datmen onder de Lappen zoo weinig geld vond, want in de volgende Eeuwen, na datse onder de magt van de Birkarlen waren gebragt, is de manier van met geld te handelen nog niet gebruikelyk geworden;Ga naar margenoot+ want de Birkarlen hebbende altyd behouden (als een byzonder regt) de magt om met de Lappen te handelen en Koopmanschap te dryven, gaven haar geen geld, maar ruilden 't een voor het ander,'t geense wisten dat haar noodzakelyk en tot gebruik strekten. Zoo dat de Lappen tegenwoordig nog geen kennisse van geld en hebben, want Ryksdaalders en halve Ryksdaalders sijn haar maar alleen een weinig bekent geweest, zy krygen ook geen ander geld tot betaling, niet het minste werk makende van andere munt, zoo van Gout als Zilver oft koper. De kennisse van dit geld is dan by de Lappen niet lang in swang geweest,Ga naar margenoot+ want de Ryksdaalders sijn een zeer nieuwe munt, hebbende nog niet lange gangbaar geweest, als zedert dat de Valei van Joachim ontdekt is geworden. Zy maken ook weinig werks van dese stukken, is 't dat men haar Zilver in klonten geeft van het zelfde gewigt, zoo rekenen zy elken Ryksdaalder tot twee oncen aan Zilver; om dat by haar een Ryksdaalder oft twee oncen Zilvers de zelve zaak is. Dit doet my dan gelooven dat de Ryksdaalder by outs haar onbekent sijn geweest, en dat zy die voor hare Koopwaren niet hebben ontfangen, tot dat zy jaarlyks voor haar hoofd een Ryksdaalder hebben moeten betalen, zoo dat ik hier uyt besluit datse maar over weinig jaren die uyt noodsakelykheid hebben leeren kennen. | |
[pagina 20]
| |
Dit oogmerk doet dat ik niet wel kan verstaan 't geen Damius Goës wil seggen:Ga naar margenoot+ Dat de Lappen hare Provisien niet vergaderen, dan door ruylen en gemunt geld. Maar wat ruyling of mangeling van geld of dit sal zyn? en waarom souden zy rijkdommen in geld op-garen, wijl zy sig daar niet van bedienen, ja selfs niet in haren Koop-handel met hare naastgelegene bueren? Desen Autheur sal men misschien leesen moeten: Sy vergaderen niet dan Provisie en niet door geld: Dit is de sin van de woorden, want de Lappen hebben nog weinig moeite gedaan om gemunt geld te krijgen, maar alleen om hare Provisien of voor-raad op te doen, en 't gene sy tot onderhoud van haar leven noodzakelijk hebben. Want 't gene hy segt van de Provisie en eet-waren, kan niet waar sijn. Maar om ons niet op te houden met het gevoelen van desen Autheur;Ga naar margenoot+ het is vast en seker dat de Lappen eertijds niet anders handeling gedreven hebben, dan door ruilen en vermangelen d'eene koopwaren voor d'andere. En dese gewoonte werd nog by haar onderhouden, want men siet haar seer selden met geld betalen, sy en konnen niet wel anders betalen dan met het eene goed voor het andere te geven: met een woord, de Lappen vragen noit na geld voor haar waren,Ga naar margenoot+ als alleen voor soo veel sy hare Hooft-schattingen daar mede betalen moeten. De Commertie oft Koophandel werd onder haar niet meer door teikenen verrigt, gelyk wel eertyds pleeg te geschieden,Ga naar margenoot+ maar door woorden gelyk onder ons geschied; want men vind 'er verscheidene jegenwoordig, die de taal van hare nabuiren verstaan, of zy gebruiken een tolk, die men onder haar in groot getal vind. Die gene welke met de Lappen Koopmanschap bedryven, sijn gemeenlyk hare gebueren,Ga naar margenoot+ van d'eene zyde de Sweden en de Noorwegers, en van d'ander zyde de Finnen en Russen of de Moscoviters. De Commertie is noyt zoo geweest, alsse wel was ten tyde wanneerse onder de magt van de Birkarlen waren, welke alle naarstigheid aanwenden om het regt van de Laplandze handel te houden en te bewaren, voornamentlyk met die, welke de naaste aan Sweden waren; ja botsten zoo veel alle andere vreemde Natie uyt, als zy konden. Dit heeft gebleken door de volmagt, welke Koning Magnus Ladulaus aan de Birkarlen over de Laplandze volkeren gaf,Ga naar margenoot+ te weten het regt van den handel, sijnde het grootste en voornaamste dat zy hadden; welk regt zy langen tyd hebben behouden, stervende van de Vader op de Soon als een erfregt, gelyk als Koning Gustavus de eerste daar van melt. | |
[pagina 21]
| |
Karel de negende raakt geduurig dese zaak aan in zijn brieven van het jaar zestien hondert en twee:Ga naar margenoot+ door welke hy in 't toekomende aan de Birkarlen de vryheid weigert om na Lapland te gaan handelen, 't zy met huiden oft andere dingen, gelijkse te voren altijd gedaan hadden. Voor dit jaar dan waren de Birkarlen of de eenigste, of de voornaamste die dese Koophandel met de Lappen dreven:Ga naar margenoot+ zy bragten hare waren door gansch Lapland heen, en maakten daar na groot geld van hare vellen. Ziet daar dan de uytkomste der Birkarlen over de Lappen ten tijde wanneer Koning Gustavus d'eerste regeerde. Dese Koning kon echter hare konst niet t'eenemaal tegengaan,Ga naar margenoot+ want na dat hy alle hare Authoriteiten ontnomen had, diese over de Lappen hadden, zoo lieten zy evenwel niet af met haar te handelen, want zy wisten beter de stand en hoedanigheden van dat Land, als ook de manieren en gewoonte van die Natie:Ga naar margenoot+ maar Karel de negende heeft door sijn Edikt van 't jaar zestienhondert twee, haar van dese magt ganschelyk berooft, als ook datse geen verlof en hadden door gansch Lapland te gaan, want die Koophandel van alle de velle voor de Kroon gehouden wierd, welke de Lappen te koop bragten; konnende die soo wel op prijs zetten als de koop-waren, die de Lappen tot keur nemen om te reulen. Dese Ordinantie is weder hernieuwt in 't jaar zestien hondert en tien.Ga naar margenoot+ By welke men alleen gedaan heeft een reglement, aangaande de Elanden welke in Lapland gevonden wierden, namelijk dat het vleis van yder gevangen Eland toequam aan die gene die het gevangen had, maar dat hy de huid moest uytkeeren en dat die bewaart moest werden voor de Koning en de Kroon. De Lappen hebben tegenwoordig zeer groote vryheid om met andere Natie te handelen en Koopmanschap te drijven;Ga naar margenoot+ die op de bergen woonen welke Noorwegen van Sweden scheyde; handelen met die van Noorwegen en Sweden; die nu haar wooning veel verder van dese bergen hebben, doen geen handel met de Sweden; maar die digt by het Noorden en het Oosten sijn, dryven den handel met de Russen en de Finnen. De waren die de Lappen verruilen sijn bestaande in Rheen, en Visch;Ga naar margenoot+ diese in zoo grooten menigte vangen, datse een heele vis-ben ophalen en die in haar schuitten smijten; welke zy dan na de nabuirige Proventien brengen, dese sijn North Bothnia en wit Rusland;Ga naar margenoot+ zy hebben ook geen kleine winsten van de wite vellen, diese Armelinen | |
[pagina 22]
| |
noemen, en andere vellen van Rheen, swarte, rosse, blaeuwe en witte Vossen; Otters; van Jaerffs oft Gulsigaarts; Martel-dieren, Bevers, Eekhoorentjes, Wolven en Beeren; Laplandse Rokken, Leersen, Schoenen, Handschoenen, gedroogde Snoek, Kaas en Melk van de Rheen. De Lappen van 't Mark van Vma doen koophandel in Boeken ofte schillen der Boeke-boomen (diese des somers van de boomen schillen) met de Noorwegers, die deselve niet en hebben;Ga naar margenoot+ sy maken daar pakketten af, en leggen twee in yder korf oft kas van hare Rheen, yder pakket geven sy voor een Rijksdaalder. Dit sijn dan de koop-waren,Ga naar margenoot+ die de Lappen reulen voor silver, rijksdaalders, Wolle stoffen, Linnen, Koper, Latoen, Sout, Meel, Buffels-vellen, Naalden, Messen, Brandewijn, en ('t geen meest te verwonderen is) Tabak diese besonderlijk beminnen, want dese is haar nog niet heel lange bekent geweest. De Koning Karel heeft, gelijk wy gesien hebben, alle dese Waren op prijs gestelt,Ga naar margenoot+ waar na sy sig reguleren konnen, om met de Kroon te reulen. Dit reglement is nog in stand by haar; want sy gaan geen contract in met ymand, dan op de gemeene prijs ofte waardy, soo van hare eygene koop-waren, als die van andere. Sy rekenen met rijksdaalders ofte twee oncen Silvers, 't welk een en de selfde saak by haar is. Een gemeene Rhee is by de Lappen op twee Rijksdaalders ofte vier oncen silvers gerekent;Ga naar margenoot+ Een Last-dragende Rhee, of die eigentlijk met een slede het goed overbrengt, is op drie Rijksdaalders of ses oncen Silvers geschat. De huyd van een wilde Rhee geld een Rijksdaalder en een half ofte drie oncen Silvers. De huyd van een Huis-rhee, is 't een mannetjen, kost een Rijksdaalder; soo hy gelubt is, waardeert mense op drie vierden van een Rijksdaalder; soo het van een wijfjes Rhee is, een halve Rijksdaalder. Het vel van een gemeene Vos, geld een Rijksdaalder; Veertig Eekhoorentjes-vellen, 't welk by haar een pakket of Timber maakt, werd op een Rijksdaalder gewaardeert. Drie vellen van zwarte Vossen, een Rijksdaalder. Een Beeren-huyd kost twee Rijksdaalders. Soo veel geld ook de huyd van een Wolf. | |
[pagina 23]
| |
Een Laplandse Rok, diese een gemeene Mudd noemen, schattense op drie Rijksdaalders. Een paar Laarsen na de wijse oft mode van het Land, is waardig een halve Rijksdaalder: zoo veel gelden ook vier paar schoenen oft handschoenen; als ook een groot pond van gedroogde Snoek. Wat belangt nu de Koopwaren, die men haar toebrengt, zy schatten een elle wolle stoffe gemeenlyk op een Ryksdaalder oft twee oncen Zilvers, sijnde als de Silesische wolle, of diese zeggen van Tangermijnden te komen. Sy schatten ook drie pond koper op de zelfde prijs, en een tonne meel op twee Ryksdaalders en een half oft vijf oncen Zilvers. Twee pond zout kost een halve Ryksdaalder. Tien ellen van slegter stoffe gelijk de boeren maken, en gemeenlijk Waldmar genoemt werd, belopen een Rijksdaalder. Samuel Rheen heeft alle dese prijsen zeer nauwkeurig aangeteikent.Ga naar margenoot+ By aldien eenige Koopwaren te laag van prijs sijn, zoo schatmen die na de waarde, als de grauwe Eekhorentjes vellen, met twee, drie oft meer, klimmende altijd op tot het getal van tien, welk tien getal van vellen by de Lappen genoemt is Artog en doet zoo veel als een vierde van een Rijksdaalder. Ook schat men in het bosachtige Lapland een witte hasen vel, zoo veel als twee Eekhorentjes vellen. Dit sijn dan de dingen welke de Lappen met de Sweden en andere Natien ruilen en vermangelen. Sy brengen tot de Noorweegse volkeren verscheijde dingen die van Reen vellen gemaakt sijn, ofwel hele Reen-vellen gedroogt, levende Rheen, kaas van Reen-melk gemaakt, als ook veeren van verscheijde vogels. Haar werden dan weder schepen met koper gebragt en Catoen, 't welk zy te voren van de Sweden ontfangen, item slechte stoffen gemaakt door de boeren van Sweden. In 't reuilen nemen zy ook Ossen en Koeyen,Ga naar margenoot+ waar van zy zomers melk hebben, en des winters slagten zy die om te eten: zy reuylen ook met Geyten en Schapen, want sy konnen hare Huyden tot verscheyde gebruyken seer nuttelijk aanveerden, en krijgen voor de zwarte Vosse-vellen en die van Otters verscheyde soorten van wolle kleeden, wolle en linne stoffen, niet alleen grove maar ook wel fijne; item Kennep, Meel, gebakken brood, yser-werk dat van vreemde plaatsen komt, en andere boere-gereedschap. Sy krijgen dan ook wederom van haar visch, diese daar na aan de Sweden van Bothnia verkoopen, als daar is Haring, en gedroogde Stokvis, diese in haar | |
[pagina 24]
| |
tale Tosfische noemen, als ook gedroogde Rogchen en andere diergelijke Visch. Sy dragen groote sorg,Ga naar margenoot+ om eenige beesten uyt Noorwegen te krijgen, diese in de Herfst gewoon zijn aan hare goden op te offeren. Ik en weet niet wel ofse by ouds vaste en bepaalde plaatsen gehad hebben om hare koop-handel te drijven.Ga naar margenoot+ Olaus Magnus spreekt na de waarschijnlijkheid, datse alle jaren vergaderden op zekere plaatsen, 't zy op het vlakke veld, of op eenige vaste bevrorene staande waters, om hare koopmanschappen daar met elkander te verrigten en markt te houden. Maar dese Autheur bepaalt geen plaats noch zekere tijd. De Koning Karel de negende heeft door sijn Edict in 't jaar sestien hondert en twee doen verkondigen,Ga naar margenoot+ dat de Birkarlen over al sonder tijd uyt te kiesen door gantsch Lapland konnen gaan; ondertusschen wil hy dat'er in yder Lapmark twee markten werden aangestelt,Ga naar margenoot+ een in de winter en een in de somer, en dat op zulk een plaats daarse het bequaamst oordeelden. Hy ordineert ook aan d'Oversten over de Lappen, datse eenige zekere plaatsen zullen vast stellen,Ga naar margenoot+ om markt te houden, en daartoe de bequaamste tijd en dag bestemmen, op welke de Lappen mogen vergaderen, als oock de Birkarlen, Moscoviten, en alle d'andere volkeren die daar hare Waren willen te koop brengen. Hy bepaalt ook een tijd, hoe lange dat dese markten mogen dueren,Ga naar margenoot+ namelijk, twee of drie weken, in welke zy na haar wel-gevallen de koop-handel met elkander komen drijven. Hy gebied ook aan de zelfde Oversten, daar soo veel kramen te doen setten, als het mogelijk is, op dat de Commercie des te beter en te vaster mogten gehandhaaft werden. Hier uyt blijkt dan, dat men te vooren in Lapland van dese dingen niet geweten heeft, tot dat Koning Karel zulx als yets nieuws heeft doen ordineren, want het geene hy gebood, was voor de toekomende tijd, gevende aan haar de vryigheid om tijd en plaatse, die daar toe de bequaamste was, te beramen. Andries Buraeus verhaalt datse in zoort van horden des wintert by elkanderen vergaderden,Ga naar margenoot+ en dat op zekere bestemde plaatsen, tijd en dagen, wanneerse de schattingen voor de Bikarlen moesten opbrengen, op welke tyd de Koop-luiden ook haren waren opende en te koop stelden; maar hy noemt geen tyd nog plaats; derhalven is het wel te gelooven, dat dese markten van zulken grooten belang niet sijn geweest, als die, welke daar na sijn ingestelt. | |
[pagina 25]
| |
De Koninginne Christina heeft nog laatstmaal door haar Edict in 't jaar zestien hondert en veertig, daar groote zorg voor gedragen,Ga naar margenoot+ stellende twee vermaarde markten alle jaren in Lapland vast, eene tot Arfuvisierf den vyf-en-twintigste dag van Januarius op St. Paulus-Feestdag, en d'andere tot Arieplog den twede dag van Februarius, sijnde de dag der zuiveringe van de heylige Maget Maria, gemeenlyk Asdag genoemt; dese geduurt drie volkomen dagen, in welke d'inwoonders van Pitba, en aan alle d'andere Lappen geoorlooft is, alles daar te brengen en te handelen met malkanderen: wederom wort'er geboden, dat dese markten alle jaren op de bestemde tyd en plaatse moesten gehouden werden, zoo dat alle jaren naderhand daar in vervolgd is, en werd dan voor tegenwoordig in 't Lapmark van Luhla op de bekeerings dag van St. Paulus nog gehouden, en in 't Lapmark van Pitha Torna en Kimi op het Feest der zuiveringe; sijnde dese beide door de Koningin Christina eerst in gestelt; de derde werd ook gehouden in 't Lapmark van Uma op den dag van Epiphanius, maar 't is waarschijnelyk dat die zeer naukeurig na den tijd van Koning Karel onderhouden is, en dat d'andere twee geviert sijn in een Lapmark, dat digte by Sweden is. De Laplandse Natie die de bergen bewoonen,Ga naar margenoot+ komen twee-maals des jaars hare handel in Noorwegen dryven, een in de zomer ontrent St. Jan, welke markt genoemt is Hansmoessa; maar d'andere is in de herfst op het Feest van St. Simon en Juda en 't Alderheiligen 't welk by ons in 't begin van November is; dit sijn dan de tyden wanneer de Lappen met andere Natien hare koop-manschappen dryven. Sy plegen by ouds met een groote getrouwigheid hare Negotie te dryven,Ga naar margenoot+ maar d'ervarentheid doet haar nu wat behendiger sijn. Want na dat de vreemden haar woord dikwils niet gehouden hebben, en datse dikwils van haar bedrogen sijn, zoo konnen zy haar nu wel wederom bedriegen, en sijn daar so slim en subtijl op geworden, dat men nauwelyks met haar handelen kan, of men is bedrogen: en hier op beleggen zy haar nu meest, want zy bevinden datse daar door prospereren. |
|