Waarachtige en Aen-merkens-waardige Historie van Lapland en Finland
(1682)–Johannes Scheffer– AuteursrechtvrijXV. Hooft-stuk.
| |
[pagina 117]
| |
Wanneer dan een jongman wel heeft overlegt, en alles wel overdagt aangaande de Vryster die hy begeert, zoo komt hy by haar op de openbaare en gewoonlijke vergaderingen welke ingestelt sijn, eensdeels om de schattingen te betalen, anderdeels om hare waren te reulen en te verkopen;Ga naar margenoot+ hy gaat dan d'ouders besigtigen oft begroeten; 't zij Vader, Moeder, of de voogden deses Dogters, nemende met sig sijn eygen Vader, zoo hy nog in 't leven is, en een of twee van sijn naaste Bloedverwanten, onder dese is 'er gemeenlijk een die het woord doet als een middelaar, om de Vrienden en Ouder van de Dogter daar toe te bewegen. Dese goe-man oft middelaar legt haar voor het voornemen van de Jongman, zoekt de geest en gemoederen van d'ouders te winnen, stellende het Houwelijk voor. Hy neemt dan met sig eenige Botteltjes van de beste Brandewijn die hy kan vinden. Wanneerse dan tot de tente sijn gekomen, noodigt men haar alle in te komen, behalven de Vryer, welke moet buiten blyven staan,Ga naar margenoot+ gelijk als een deurwaarder oft liever een Hond, sig onderwylen met hout te hakken besig houdende, of doet wel eenig ander werk van klein belang, tot dat men hem binnen roept en by 't gezelschap noodigt. Want indien het quam te gebeuren, dat hy ongeroepen binnen quam, zoumen hem voor een onbeleeft en onbeschaamt persoon houden, 't welk niet verschoont zoude konnen werden, en sijn gansche werk in duigen zou doen vallen. De middelaar gaat dan binnen by de toekomende Schoon-vader en Schoon-moeder van dese Jongman, staande de Vader aan de deur met de Bottelje Brandewijns in sijn hand, welke de jonge man daar gebragt heeft om d'eer te doen van sijn voorstel voor te dragen.Ga naar margenoot+ De Vader presenteert haar de Brandewijn te drinken,Ga naar margenoot+ welke zy noemen Pouristovotin, dat is te zeggen, de Wijn van wellekomst, of de Wijn van geluk te wenschen aan de Schoon-vader en Schoon-moeder; of zy noemen het wel Soubouviin, dat is zoo veel te beduiden, als de Wijn van liefde oft Minne-wijn, diese aan de Vader en de Moeder moeten schenken om verlof te krygen datse van wegen haar Dogter mogen spreken, als ook om de goede gratie en genegentheid der ouders te gewinnen. Na datse dan een weinig gedronken hebben van dese Brandewijn, soo begint dese middel-man sijn last aan te vaarden; hy verhaalt dan de liefde en genegentheid van dese Jongman, verzoekende vriendelijk aan de Vader van de Dogter, of het Houwelijk tussen dese twee mogte voortgaan. | |
[pagina 118]
| |
En om des te beter sijn oogwit te bereiken,Ga naar margenoot+ geeft hy de Vader seer hooge en glorieuse namen, zoo goed als hy kan vinden, en vernedert sig zo seer, even of hy met een groot Prins te doen had. Hy noemt hem een Groot-vader, als of hy een Patriarg was, Eerwaardige Vader, goede en Opper-vader, Souvereine Vader, doende by elk woord een kny-buiging; zoo haar nog de titel van Koninklijke Majesteit bekend is, hiet men hem Vader van Majesteit en groot gezag. Johannes Tornaeus verhaalt alle die plechtigheden en die woorden, hebbende die zelfs bygewoont en gesien. Onderwylen werd de Dogter nog niet gesproken, maar men stelt het eerst de Ouders voor; ook spreekt de Vryer niets, tot dat hy verlof gekregen heeft om binnen te komen;Ga naar margenoot+ na dat hy haar allen heeft gegroet, komt hy tot haar in de tent, alwaar men hem te eten geeft. Men send de Dogter dikwils verre daar van daan, om de Rheen in het bosch te weiden, of men sendse wel in een andere tent, om dat de Vryer en het heele geselschap haar niet en zoude komen te sien. Indien zy, oft eenige ander getrouwde vrouw van de Ouders oft Bondgenoten verlof heeft gekregen om hem te spreken, gaat hy dadelijk na het middag-maal uyt de tente,Ga naar margenoot+ en haalt uyt sijn slede de wolle kleden, en meer andere dingen, welke men gewoon is op groote Feest-dagen oft Bruiloften aan te hebben; in dese stand dan sijnde, gaat hy sijn Matresse begroeten. Zy dragen goede zorge om nette schoenen te hebben,Ga naar margenoot+ diese van voren toesluiten, met banden, zijnde boven op met tinne plaatjes belegt, en tussen beide met verscheide koleuren benayt; even eens verçieren zy ook de mouwen: want diergelijken werk is zeer hoog by de Lappen geagt, voornamelijk wanneer het wat kostelijk opgepronkt is. De eerste t'zamen-komst geschied voor eerst met een kusjen,Ga naar margenoot+ maar zy vernoegen sig niet alleen met het aansigt te soenen, maar zy stoten de neusen ook zeer hart tegen malkanderen aan, want anders zouden sy niet geloven, dat malkanderen behoorlijk verwellekomt hadden. De minnaar brengt dan in sijn schoot eenige van de alderedelste spysen die men in Lapland kan vinden,Ga naar margenoot+ als een tonge van een Rhee, het vlees van een Kastoor oft Bever, en diergelijke spysen meer: dese dingen bied hy haar aan, na dat hyse gegroet heeft; maar zy weygert sulx opentlijk in de tegenwoordigheid van hare susters en't gansche gezelschap. | |
[pagina 119]
| |
Zy geeft hem op de selfde tijd een teiken om uyt de tente te vertrekken, sijnde dan beide buiten gegaan in 't byzonder oft alleen, zoo vraagt hy haar verlof om dezelfde dingen haar weder op te offeren, wanneer zy het toelaat en die van hem aanneemt;Ga naar margenoot+ dese Vryer bid haar dan op d'eigenste tijd verlof om by haar in de tent te mogen slapen: soo se niet en wil, smytse alle de presenten en vereeringen op d'aarde neder, 't welk een teiken is, datse zulx weigert; maar indiense dese giften houd, dat beteikent zoo veel als het ja-woort, en dat hy by haar mag onderkruipen. Zy weten te voren malkander met eenig liefde-kruid te betoveren,Ga naar margenoot+ op datse van hare Matresse mogten bemind werden; dit bestaat in een kleen rond en plat gesteente, sijnde een Oostindisch boontjen oft wik gelijk, van een bruin-groene koleur, van het welk de Figuur eenige over-een-komst heeft met het mannelijke deel; zy houden dan dit steentjen in de mond, zoo lange d'eerste by-een-komste geduurt. De toestemming van d'Ouders, als ook het houden van de Bruiloft,Ga naar margenoot+ is gemeenlijk een ruime tijd opgeschort, ja niet zelden tot twee a dry jaren toe. D'oorzake van zulk een lang vertoef, is, datse vernemen of haar dogter ook een rijk man mogt krygen, en dese is dan verbonden groote geschenken en vereeringen aan de Vader te geven, als ook aan de Moeder, en al d'andere vrienden,Ga naar margenoot+ om haar te gewinnen, zonder welker toestemming het onmogelijk is sijn Vryster te trouwen. Het geschenk ofte gift welke hy ter eeren doet, moet heerlijk sijn, na de kragten en middelen van hem konnen lyden. Zy sijn gewoon die Peck te noemen, 't welk te zeggen is, de deelen. Het minste van dese delen,Ga naar margenoot+ bestaat in twee mark zilvers, dat is zoo veel als ses oncen; men vind 'er die twintig oncen vereeren, item veertig en dikwils wel tot sestig toe. Sy geven dit silver niet in een klomp oft masse, maar het is bewerkt, of daar sijn eenige andere dingen van gemaakt; dit geduurt zoo lange tot de Vryer alle de delen heeft gegeven, 't welk hem vry wat tijd ophoud. Onderwylen als hy sijn Matresse gaat bezoeken,Ga naar margenoot+ houd hy sig besig met een minne-lietje te singen met welk hy sig onder wege vermaakt. Zy sijn gewoon gemeenlijk dese zangen te singen zoo lange zy onderwegen sijn, niet wel juist op een sekere maat van singen, maar op so een toon als't een yder lust en gelieft, dat is, soo als het hem maar in het hooft valt, en alder moyst geagt; dit geschied niet altijd op een en de selfde wyse, maar dan eens dus en dan eens soo, na datse dunken dat het haar aangenaamst is. | |
[pagina 120]
| |
Olaus Matthias geboren Laplander van Torna, heeft my een copye van diergelijke gezang gegeven, datse in de winter singen, waar van de sin aldus is. Kulnasatz,Ga naar margenoot+ mijn keine Rhee, wy moeten ons haasten, want wy konnen wel over weg, de waterige landen zijn vast en hard. Gy Zee oft Moras Kaige sult my niet verdrietig vallen; zulx zeg ik ook van uw gy Moras Kailwa by God. Menigte gedagten zullen in mijnen geest om en weder rollen en spelen, tot dat ik over het Moras Kaige ben getrokken. Mijn Rhee wy zijn vlug en ligt, aldus zullen wy haast het eynd van onsen arbeid zien, en wy zullen arriveren, of wy zijn geresolveert te gaan; ik zal daar mijn Matresse sien wandelen. Kulnasatz, mijn Rhee ziet toe en overweegt, zoo gy haar niet en vind elders wasschen. Dit is dan een zang van liefde, door welke de Lappen hare Rheen vermanen sig te haasten; want de minste vertoevinge valt de minnaar dan zeer lang. Zy sijn gewoon sig met eenige andere Gezangen te vermaken, wanneerse nog zeer verre van haar jonge Matresse sijn; door dese zang herdenken zy dikwils de minne-zaken, denkende op hare schoonigheid en goeden bevalligheden. Den zelfde Olaus heeft my weder een ander gegeven, waarvan ik alleen de sin zal verhalen. Gy zeer helder-schijnende Son,Ga naar margenoot+ werp uwe stralen op het Meir Orra, dan zal ik gelooven dat gy op de hooge takken van de Pijn-boomen zijt geklommen; dan kan ik het Meir Orra ontdekken, ik zal onder de bloemen sien, of mijn Matresse daar wandelt, ik zal de boomtjes af hakken die niet doen dan groeyen, ik zal al de takken af snyden, ja de groene takken. Ik volgde de loop van de wolken, welke hare weg na Meir Orra namen, kon ik met vleugels tot uw vliegen, met de vleugels van een Kray, maar die heb ik niet; met de vleugels van een Teling, en met de pooten, ja de pooten van een Gans, en met goede planten der voeten, die my konden tot uw brengen. Gy hebt wel een lange tijd gewagt, gedurende soo veel dagen, zoo veel goede dagen, met uwe zoete oogen en uw hert dat zoo doordrongen is van liefde. Dat indien gy wilt verre weg vlieden, zal ik uw ondertussen wel haast vinden. Alwaart gy nog zoo opgesloten, en met zeer sterke gedrayde senuwen gebonden, of met ysere kettingen, daar men de sterkste mede bind. Want de liefde doet ons het hooft omloopen, betovert onse gedagten en voornemens. De wille der kinderen, de wille winds, de gedagten van een jongen, de langduurige gedagten. Indien ik alles hoorden, alles, zeg ik, ik zouw my van de weg begeven, van | |
[pagina 121]
| |
de ware weg. Ik moet een raad aanvangen, en ik weet waar door ik de kortste weg zal vinden. De Lappen noemen dese zangen Morsae Faurog, 't welk zoo veel te zeggen is als Bruilofts-gezangen, diese op zulk een wyse beginnen, of op een andere, zijnde die by na gelijk; singende d'eene tijd veel, d'andere tijd weinig, na dat een yder van haar gelooft dat hy se wel zeggen oft 't samen stellen kan, daarom verhalen zy de zelfde dikwils agtereen. Maar zy hebben geen vaste toon oft maat daar zy na singen,Ga naar margenoot+ gelijk als wy; nog niet eene zang die bepaalt is, sig vergenoegende met die alleen te singen zoo het haar best gevalt en in de sin komt, alleenig volgense een zekere gewoonte oft gebruik, na dat het haar aangenaamst in d'ooren schijnt te klinken. Elke reise wanneer zy hare Vryster gaan bezoeken,Ga naar margenoot+ sijnse gehouden Brandewijn met haar te nemen, welke by haar lieden voor een deftig geschenk gaat; maar om nog aangenamer te maken, moet men daar toebak by doen: of de gedroogde Nieren van een Kastoor, die tot poeder geklopt sijn, daarse zeer veel van houden, en die se door de neus op snuyven, gelijk men by ons de snuif-tabak doet. Soo het komt te gebeuren, terwijl desen uytstel geduurt, dat d'ouders van de dogter eenige reden weten voort te brengen, om het trouwen te weren; dan heeft de Vryer terstond sijn toevlugt tot den regter,Ga naar margenoot+ die d'ouders sijn verbonden aan de jongman al de kosten te vergoeden die hy gedaan heeft terwyl hy vryde, behalven die van de Brandewijn, sijnde Pouristuviin genoemt, welke de Vryer geeft, wanneerse elkander eerst komen begroeten: Want het gebeurt zeer dikwils, dat de Vader geen gedagten heeft om sijn Dogter aan de Jongman te geven, sijnde alleen een middel om sig dronken te maken in Brandewijn, wanneer de Vryer sijn Dogter komt besoeken, houdende hem geduurig in hope, 't Houwelijk van 't eene jaar in 't ander uytstellende; dit geduurt zoo lange tot de Jongman bevind dat hy bedrogen is, en niets te hopen heeft als de betaling van sijn Brandewijn. Maar indien 't in tegedeel geschied dat de Ouders hem enkelijk met woorden hebben afgeslagen,Ga naar margenoot+ en dat hy niet te min dagelijks volhard en het bezoeken sig niet laat verdrieten; mitsgaders dat hy onderwylen sijn edelmoedigheid en mildigheid wil betoonen, groote kosten doende, sijn de Ouders niet schuldig hem een speld daar van te vergoeden. Maar de Lappen ontseggen gemeenlijk hare dogters niet, | |
[pagina 122]
| |
houdende de Vryers alleenlijk van jaar tot jaar op, eerse hem antwoord geven. Wanneer het nu gebeurt dat de zaak zoo wel na wensch uyt-valt als men begeert,Ga naar margenoot+ komt men alle by elkander, om een dag van de Bruiloft vast te stellen. Beide Ouders en de Vrienden zoo van de Bruigom als Bruid, komen op St. Martens avond in de tent van de Ouders der Dogter. Wanneer men dan tot accoort is gekomen, geeft de Bruidegom geschenken aan alle de Disgenoten des Bruilofts. Want hy is aan de Vader verpligt een zilveren kroes te vereeren,Ga naar margenoot+ en dit eerste geschenk noemen zy gemeenlijk Stijcke: de tweede gift is een groote kopere ketel: de derde, een bed, of alle kleding en ander stoffen die noodsakelijk sijn om een bed te behangen en te bekleeden. De geschenken die hy aan de Moeder doet,Ga naar margenoot+ sijn, voor eerst een zilvere gordel: ten tweeden een çierlijke pronk-rok, welke zy gewoon sijn Volpi te noemen; ten laatsten een hals-çieraad om den hals, gelijk de Vrouwen aldaar dragen, sijnde overal met zilvere knoopjes versien, 't welk zy krake hieten. Behalven dese giften, die men aan de Vader en Moeder vereert,Ga naar margenoot+ schenkt men ook eenige vereeringen aan de Broeders, Susters en aan de naaste Bloed-verwanten der Ouders, bestaande uyt hals-dragten van zilver gemaakt, met eenige andere dingen, welken men om den hals kan hangen: op dese wyse dan moet de Jongman de gunst van alle de Vrienden zoeken te gewinnen, indien hy het genot van sijn Matresse wil hebben; dit doet hy dan in de tente van de Schoon-vader in de tegenwoordigheid van de geheele vergadering. Des anderen daags houd men dan de Bruiloft,Ga naar margenoot+ en men begint de Ceremonie door de trouw, die de Priester in de kerke doet, en dese eindigt door een groot en deftig maal. Dan vertoonen zich de nieuw getrouwde Bruid en haar Bruidegom,Ga naar margenoot+ en gaan met de rijkste, kostelijkste en beste kleden, diese na hare middelen konnen koopen, gekleed. Want het zoude onder de Lappen een zeer veragtelijke zaak sijn, dat men de Bruilofts-kleden zouw gaan leenen, 't welk daar ook niet geschied: en dit moet men niet alleen verstaan van de kleden, maar zelfs ook van alle pronk-çieraden en kostelijkheden, waar van men sig in diergelijke gelegentheden gewoon is te bedienen; gelijk als wanneer men een Kroon met gesteenten op het hooft van de Bruid zet, een snoer met Paarlen om den hals doet, en Ringen aan de vingers geeft, 't welk haar Juweelen sijn. Dese en dier | |
[pagina t.o. 123]
| |
Trouwen der Laplanders.
| |
[pagina 123]
| |
gelijke kan men by ons voor een zekere zomme gelds te huer krygen. Dog dit werd by de Lappen niet gedaan, welke niet anders dragen dan haar eygen kleden, en niet en pronken dan met haar eygen Juwelen, sonder die elders van ymand te gaan leenen, want hier zouden anders verscheide bedriegerye uyt konnen ontstaan. De nieuw getrouwde Bruidegom is dan met zulken kostelijken gewaat van 't hooft tot de voeten bekleed en verçiert,Ga naar margenoot+ 't geen Olaus Magnus over dit onderwerp mede schijnt te willen aanmerken. Hy draagt dan kleden van een Los oft Lynx en van Martels-vellen, gaande met zulk een pompe of hy een groot Edelman van Venetien was, en dese dingen sijn daar in alsoo groote achting, indien met let op de rijkdom van sijn kleden; want de prijs, of 't waarde deser kleden gaat het vergulde zilver te boven, als ook alle andere kostelijke gesteente. Maar het moet sijn dat van Olaus by outs is geoeffent geweest, of ten minsten ten sijnen tijde. Want ik twyfel daar grootelijks aan, of de Lappen oyt met Los en Martel-vellen sijn bekleed geweest. Zeker alle de Schryvers die dese Volkeren afgeschets hebben, maken geen ander gewag, dan van Rhee-vellen: en de beste kleden die de Lappen heden ten dage op haar deftigste Feesten en grootste vergaderingen dragen, sijn niet van vellen gemaakt, maar van de beste wolle stoffen diemen vinden kan. De Bruidegom draagt dan over dese kleden een zilvere gordel. De Bruid ontvlegt eerst haar hair,Ga naar margenoot+ en geeft de hair-snoeren, met welke die tot nog toe waren gebonden geweest, aan een van de naaste Bloed-vrienden. Zy kamt dan het hooft-hair, 'tgeen se neder laat hangen, en doet op haar ontbloote hooft een of twee vergulde banden oft snoeren, van die zoort daar de vrouw-luiden gewoon sijn vrongen af te maken; in dier voegen, dat in dien de snoer te breed is voor het hooft, maakt men die tot strikken, en men doet de eynde naar agteren toe hangen;Ga naar margenoot+ dan gord zy sig om haar middel met een zilvere gordel; dit sijn dan zoo de çieraden van de nieuw-getrouwde Bruid. Zy doen wel eenig lint op het hooft in form van een sluyer oft huldsel,Ga naar margenoot+ 't welk de vrouwluiden in andere gelegentheden meer doen om haar zelven wat op te çieren en wel te monsteren. Aangaande nu de kleeding, zoo hebben wy reeds gesproken van die de Bruidegom en Bruid eygen sijn, en op de beste en grootste Maaltyden van haar gebruikt werden, sijnde van de vrouwen Volpi genaamt, wesende van de alderbeste wolle stoffen gemaakt, Waar uyt blijkt, dat Olaus | |
[pagina 124]
| |
Magnus sprekende dat de bruid met Hermine-kleden en Martel-Zibelline vellen zouden bekleed sijn,Ga naar margenoot+ verre van de weg is afgedwaalt, wijl zulx jegenwoordig niet gebruikt en werd, en of dit by outs is geweest, kan men uyt geen Schryvers bewaarheden. Beide dus toegetakelt sijnde,Ga naar margenoot+ gaat men heden-daags na een kerk oft Priester, om aldaar de zegeninge van haar trouw t'ontfangen. Maar by outs gebruikte men een andere wyse, indien men Olaus Magnus geloof mag geven; want dat trouwen geschiede binnens huis, volgens sijn zeggen, en niet door een Priester in de kerk, want dit werk wierde door d'ouders zelfs voltrokken, in tegenwoordigheid van alle de vrienden en bloedverwanten; 't welk geschiede door het vuur dat met yser uyt de kei-steen geslagen werd. Dit heeft hy zonder twyfel, zoo wel als d'andere dingen uyt Zieglerus genomen, die niets segt na alle waarheid van d'ouders, maar dat hy aldus d'oude maniere van trouwen verhaalt. Zy maken een verdrag (zegt hy) van trouwen door het vuur,Ga naar margenoot+ 't welk zy uit een kei-steen slaan, sijnde als een natuurlijke verbeelding van de verborgentheid des Houwelijks: welke, gelijk de vuur-steen het vuur in sig verbergt, sig niet openbaart, ten zy men de zelve slaat; aldus zeggen zy is het leven ook verborgen in beide zexen, sig niet openbarende, dan wanneerse by elkander kinderen gekregen hebben, die zulx ontfangen door d'omhelsinge haarder ouders. Olaus dan dit zelfde zeggende, doet genoegsame blyken, dat hy Zieglerus van woord tot woort heeft gevolgt, daar zomtijds by doende, dat men de getrouwde dogter alleenig op een Rhee zet, en vergezelschapt sijnde met de uytgelesenste van haar geslagte, geleid men haar in 'er verblyf-plaats oft tente, haar alle voorspoed en gesondheid, huppelende en springende tot teiken van vreugde. Ik ben van gevoelen dat zulx geschreven is op 't enkel geloof van een quaad gerugt; want de Lappen ryden noyt op Rheen, gelijk men wel elders op Paarden en Ezels doet. Behalven dat hy niet aan en teikend van wat plaats men de Bruid daar henen geleid: wijl het niet waaragtig is, dat men de zelve niet geleid van de tente der ouders, in welke men de plechtigheden van de Bruiloft begint en vol-eyndigt; en dat de kamer oft verblyfplaats des Bruids op de selve plaatse is. Men kan die niet elders brengen, want een yder van d'andere huysgesinnen hebben alle haar eygene tenten: derhalven kan men met geen waarschijnlijkheid de Bruid na haar verblyf-plaats geleiden, als met die uyt des ouders tente weg te brengen, en zoo 't gebeurt, dat | |
[pagina 125]
| |
haar verblyf-plaats in des ouders tente zy, ist maar een overvloedige en een ingebeeld geleid. Ondertussen zoo geleid men die gene welke men hedensdaags op de Bruiloft van de Bruidegom en Bruid als Speel-genoten gebruikt;Ga naar margenoot+ maar dit is in de kerk of by de Priester, of indien de weg te lang is om te gaan, en het in de winter mogt voorvallen, bedient men sig van een Rhee, niet om daar op te gaan sitten, maar sy laten sig met een slede trekken, gelijk het aldaar in 't reisen de wyse is. De reis dan te voet of met de slede by na afgeleid hebbende,Ga naar margenoot+ en digte by de kerk gekomen sijnde, let men op een zeker order in 't gaan; de Mannen hebben de voortogt, en de Vrouwluiden volgen agter aan. Een van de Lappen gaat voor uyt, sijnde geleider van 't heele gezelschap; die nu dese pligt bedient, noemen zy gemeenlijk Automolma, dat beduid zoo veel als geleider, ook hieten zy hem wel met een andere naam Automwatze, met welke zy een deurwaarder beteikenen, of een Pedel die voorgaat, gelijk by ons de Professoren hebben, wanneer zy na d'Academie geleid werden. Hier volgt de Bruidegom terstond na, en hem volgen wederom alle de mannen van 't geselschap. Eenige dogters geleiden d'andere troep, volgende de mannen;Ga naar margenoot+ de Bruid volgt, hebbede aan hare zyden een Man en een vrouw, waar op alle d'andere vrouwen agter aan komen. Dit moet wel aangemerkt werden,Ga naar margenoot+ dat de Bruid groote droefheid betoont, wijl zy weet, datse door verbond gehouden is haar Vader en Moeder te verlaten, werdende tegens hare wille door dese man en vrouw, welke haar verseldschappen, voortgesleept; sijnde niet wel gemoed datse haar door trouw verbonden heeft, gevende de teikenen van droefheid door haar droevig gesigt te kennen. Wanneer zy dan in de kerk gekomen sijn,Ga naar margenoot+ ontfangen zy de zegen over het Houwelijk, na dat 'er door de Priester eenige gebeden sijn uytgestort, gelijk men in de Christen-Kerken gemeenlijk gewoon is te doen. Het zelfde werd ook van Johannes Tornæus verhaalt, behalven, dat hy zegt, dat de Bruid van twee mannen geleid werd: namelijk door de Vader en de broeder, wanneer zy nog in 't leven sijn, of door twee andere van de naaste bloed-verwanten. Zy gaat dan met het hooft nederbukkende,Ga naar margenoot+ even als of men ymand by ons na den Scherp-regter leide, om geregt te worden; by aldien men haar vraagt of het met haar sin is, en of zy dese Jongman tegenwoordig | |
[pagina 126]
| |
wel tot haar man wil nemen, swygtse stil, even of se stom was, soo lange, tot dat d'ouders haar tot het spreken hebben aangeport en als gedwongen: zy bewilligt dan eyndelijk, maar spreekt seer zagt, dat het de Priester nauwelijks horen kan. Dese ingetrokkentheid is by de Laplanders een teiken van schaamte en eerbaarheid;Ga naar margenoot+ maar wanneer zy getrouwt sijn, doetse groote blyken van genegentheid en liefde tot haar man. Ziet hier van in de bygevoegde Figuur, hoe sy volgens Tornæus tussen twee mannen gaat. Na datse dan op dese wyse in de kerk door de Priester getrouwt sijn,Ga naar margenoot+ gaanse of rijdense met de slede na de tente der ouders van de Bruid, alwaar een yder die tot het Feest genodigt is, des avonds te voren sijn spyse gebragt heeft om daar t'eten; sijnde op de zelfde tijd, wanneer de Bruidegom sijn giften aan d'ouders en de Bruids vrienden omme deilt. Het grootste deel van dese spyse is gekomen zoo van des Bruidegoms als des Bruids ouders, diese alle rauw aan zekere Laplander geven, welke daartoe gestelt is, om de zelve van een yder t'ontfangen en te koken, die hy daar na de vrienden voorzet om te eten en vrolijk te maken. Wanneerse aan de tafel gaan zitten,Ga naar margenoot+ hebben zy haar order: de Bruid en de Bruidegom gaan eerst aan de tafel sitten, d'een na d'ander, daar na d'ouders en alle de vrienden. De Vader en de Moeder van de Bruidegom, en alle sijn Bloedverwanten, die daar genodigt sijn, sitten aan d'eene zyde, maar de Vader en Moeder van de Bruid met haar vrienden voegen sig aan een andere zyde. Niemand van haar neemt zelfs de spyse,Ga naar margenoot+ maar zy nemen het van een voordiender, die het dan sijn pligt is voor te dienen. Hy begint van de Bruidegom en Bruid gevende elk sijn deel, en zoo vervolgens aan alle d'andere. Wat aangaat die welke in de tente niet en konnen, sijnde te klein om elk een te konnen doen aansitten, gelijk als daar sijn de kinderen en meisjes, dese klimmen op het dak, en daar op sijnde, laten zy eenige touwtjes neder, aan de welken eenige haken oft kromtens vast gemaakt sijn, waar aan men stukjes vlees hangt en andere diergelijke dingen meerder, zoo datse op die wyse mede haar deel van het Feest krygen. Het Feest geëindigt sijnde dankt men God,Ga naar margenoot+ en zy geven malkanderen de regter-hand volgens de gemeene gewoonte. De laatste blydschap van het maal, besluiten zy met Brandewijn te drinken, soo se | |
[pagina 127]
| |
die maar te koop konnen vinden; de getrouwde koopen eerst, daar na d'ouders en zoo vervolgens alle d'andere, elk voor sig in 't bysonder, hier mede maken zy sig vrolijk. Voornamentlijk doen zulx de rijkste, en alle die de gelegentheid hebben om te koopen, door de tegenwoordigheid van de verkopers dier waren; d'andere vervrolijken sig alleen met onderling te praten, en sig met eenige vermakelijkheden t'onderhouden.
Wat aangaat het gene dat Olaus Magnus van de Violonnen en danssen segt,Ga naar margenoot+ het is een groote leuge, seggende: datse op hare aldervermaartste Feest-tyden, om de gasten te verheugen, dans-spelen aanrigten; waar mede zy een groote blydschap-maken, singende met eenen op de zelfde tijd de deftigste en groote daden der Helden en Reusen, sijnde gestelt in versen en rijmen, en dat in de talen diese selfs spreken, dat is te zeggen hare deugden, diese door groote lof en glorie verkregen hebben,Ga naar margenoot+ waar door zy sugten en haar de tranen over de wangen rollen, soo dat door dit groot gekrijt, menigte van haar ter aarden neder in swijm vallen. Maar is 't dat Olaus zulx van d'oude Sweden verhaalt heeft, is hy niet t'eenemaal van de waarheid afgedwaalt; want by de Lappen, sprekende daar van, weten zy nergens af te seggen, even of het een ongehoorde zaak was. Alle de Musicale instrumenten in 't algemeen, als Fiolen en alle diergelijke sijn in Lapland tot nog toe niet bekend geweest: zy dryven de spot met het danssen en springen, sijnde na haar begrijp dingen zonder oordeel en belaggelijk. Zy hebben d'alderminste gedagten niet van Helden en Reusen; ja weten zelfs het minste niet van het gene over hondert jaren gebeurt is: 't welk my Olaus Matthysse Student in Lapland menigmaals gezegt heeft. Ik kan niet bedenken hoe Olaus Magnus daar aan gekomen is, aangesien niet een van al d'Autheuren daar gewag van maakt, als hy alleen, die dit eerst op de baan brengt, daar d'andere alle swygen. De Lappen die nog Heidenen sijn,Ga naar margenoot+ hebben de gewoonte van op zulke Feest-dagen het overige der Kaas, Vleisch, Visch, Vet, Merg en andere dingen te bewaren, en in een toegedekte korf te doen, sijnde gemaakt uyt basten van boomen; dit brengen zy dan tot haren afgod, ontrent welke zy een kuil in d'aarde maken, daar zy dese korf in begraven, en dadelijk met aarde toe bedekken. De Bruiloft op dese wyse geëindigt sijnde, is het nog aan de nieuw- | |
[pagina 128]
| |
getrouwde man niet geoorloft sijn vrouwe weg te leiden met alle haar goederen,Ga naar margenoot+ die 'er toebehoren, want eer hy van d'ouders dit verlof krygt, is hy verpligt by sijn Schoon-vader te blyven woonen, en hem een volkomen jaar te dienen. Dit jaar geëindigt sijnde, zoo het de Regter is voorgedient, maakt hy dat beide Familien gescheiden werden, op dat elk op sijn zelfs ga woone. De Schoon-vader laat dan sijn dogter gaan en blyven in de magt van zijn Schoon-zoon, met alle de Rheen welke haar toebehoren. Indien het gebeurt dat een dogter hondert Rheen heeft oft meerder in eigen besitting.Ga naar margenoot+ Dan zoo geven d'ouders voor dese hondert Rheen een Houwlijks-goed van zilver oft geld, koper, Latoen, een tente, de bekleedzels tot een bed, en alle andere meubelen meer: met een woord alles wat tot een huys behoort. D'andere Swagers, als daar sijn de Broeders en Susters, en alle die een deftig geschenk van de Bruidegom gekregen hebben,Ga naar margenoot+ sijn gehouden elk na haar rang een ander geschenk daar voor te geven; gelijk als wanneer ymand van haar een of twee mark zilvers gekregen had, die geeft tot vergelding weder een of twee goede Rheen. Soo dat een Laplander, rijk sijnde, en als hy Bruidegom is, veel giften kan uytdeilen zoo aan d'ouders als vrienden, en hy kan op dese wyse menigte van goederen en Rheen vergaderen. Dit is dan de wyse en maniere ontrent het trouwen en Bruiloften der Lappen:Ga naar margenoot+ dog eer wy van dese materie afbreken, zoo dient hier ook wel aangemerkt te werden, dat 'et by haar niet is toegelaten, een van het naaste bloed te trouwen, daarom werd ook niemand, die soo na vermaagtschap is, gepretendeert. Ook is by haar verboden een tweede vrouw te nemen zoo lange d'eerste vrouwe nog in 't leven is, derhalven moeten zy haar, gelijk als wy, met een vrouw behelpen: Item diese eens getrouwt hebben, ist ongeoorloft de zelve te verlaten; waar van zy ook niet en weten, zelfs ook ten tyde niet van het Heydendom, nog ook jegenwoordig niet terwijl zy Christenen sijn, hebbende altijd zeer eerlijk en vreedzaam met elkander geleeft. Misschien dat by ouds de gemeenschap van vrouwen zoo zeer niet is verboden geweest, en voornamelijk dat die aan de vreemdelingen en buiten gasten was toegelaten. Tornæus verhaalt een voorbeeld dat niet zeer lange geleden is, in dese termen. Namelijk dat hem verhaalt was dat ten tyde van sijn voorzaat,Ga naar margenoot+ een zeer boosaardigen Laplander van 't Lap-mark de Luhla was, sijnde van | |
[pagina 129]
| |
een zeer rijk man van goederen in 't Lapland van Torna met sijn gansche Familie in sijn woon-plaats gelogeert geweest, welke lesen kon, en deftig wist te leven, sijnde om dese reden, uyt raillerye Zuan Biskop gehieten, 't welk zoo veel beduid als Bisschop oft opsiender van Zuan. Desen Laplander van Luhla hebbende sig met Brandewijn dronken gemaakt, wilde des nagts de huis-vrouw van sijn hospes beslapen; de man dede dadelijk sijn klagte aan twee oversten, welke op die plaatse waren, en daar Brandewijn deden verkopen. Desen Zuan Biskop onderrigten haar, dat desen vreemdeling sijn vrouwe wilde schenden, en bloed-schanden met haar bedryven, en indiense zulx niet toe en liet, haar zoude ombrengen; dese Officiers van de Kroon gestelt sijnde, die grepen hem aan, en zetten hem in 't gevangenis, alwaar hy verwesen wierd tot een gansche nagt aan een boom vast gebonden te werden, sijnde bitter kouwd, wijl het een harde winter was. Eyndelijk was hy gedwongen dit met geld af te kopen, zeggende tot sijn ontschuldiging, dat 'et een gemeen gebruik was gansch Lapmark van Luhla door, want, zeide hy, wanneer men een ander gaat besoeken zoo mag men daar vryelijk by een vrouw-mensch onder kruipen, die aan een ander getrout is. Dog Tornæus twyfelt niet zonder reden aan de waarheid, want desen schelmagtigen Laplander heeft na alle oogen schijnlijkheid dese versierde leugens tot zijn verschooning listiglijk weten by te brengen; want niemand heeft oyt gehoort, dat zulken disordre by de Lappen van Luhla in swang gaat. Aangaande d'andere,Ga naar margenoot+ ik weet dat dese gemeenschap by haar t'eenemaal onbekend is, ja zy konnen zelfs niet lyden dat hare vrouwen andere mannen aansien, en sijn zoo jaloers (onder allen die meest na Noorwegen woonen aan de Rivieren van Torna) dat, indien 't gebeurde dat een vrouw onder wege een man ontmoete, en dat zy een weinig stil stond met hem te spreken, zou de man terstond quaad genoegen hebben. Eyndelijk laten de Lappen niet toe dat de verloofde by elkander slapen,Ga naar margenoot+ voor en al eer de dag des Bruilofts gepasseert is; en zoo het al gebeurde, werd dat kind voor bastaart verklaart, zo dat de tijd van dragen genoegzaam openbaart, dat de by-een-komst na de belofte of trouw-giften geschied is.Ga naar margenoot+ Dit kind 't zy jongetjen oft meisjen, indien het een bastaart is, moet altijd onder d'andere broeders en susters de minste sijn en de veragste; wanneer het groot werd, en de Rheen door sijn toedoen veel vermeerderen, zoo jaagt men hem buitens huise weg. | |
[pagina 130]
| |
Indiense dan geen andere kinderen hebben, zoo is hy d'eerste en voornaamste, anders werd hy de minste geagt en gerekend; werdende zoo wel niet opgevoed als d'andere kinderen, ondertussen moet hy veel lyden en verdragen. |
|