Waarachtige en Aen-merkens-waardige Historie van Lapland en Finland
(1682)–Johannes Scheffer– AuteursrechtvrijXVI. Hooft-stuk.
| |
[pagina 131]
| |
maken, als ook van hare Familien, welke in gansch Lapland sijn) datse zoo zeer vermeerdert sijn, dat 'er liever meer aan gebreken, als aan gewassen sijn. Dat blijkt nog onder de Lappen die hier en ginder door Sweden swerven, want men vind 'er geen, die een groot getal van kinderen hebben. De quade hoedanigheden der spyse en d'uytstekende koude van dat klimaat,Ga naar margenoot+ sijn buiten twyfel d'oorzaken van hare onvrugtbaarheid. Zy sijn ook niet minder nieuwsgierig en kurieus ontrent de geboorte van hare kinderen, als ontrent ale andere zaken. Zy pogen het toekomende t'ontdekken, en die kennisse meinen zy door hare overgelovige plechtigheden te vinden. D'eerste sorg van hare opmerkingen is agt te slaan op de sexe, zoo ras zy gewaar werden dat hare vrouwen swanger sijn, beelden zy haar in te konnen weten, of 't een jongetjen of een meisjen zal wesen;Ga naar margenoot+ 't welk door dit middel geschied; zy observeren terstond de Maan (want zy sijn van gevoelen dat de swangere vrouw haar gelijk is, en datse met elkanderen een sympathie hebben) zy merken dan een Sterre aan die boven de Maan staat, hier uyt besluiten zy dat het kind een mannetjen zal wesen; maar ist dat de Ster daar onder is, verzekeren zy dat 'er een meisjen zal komen. Ik verwonder my datse de vrouw by de Maan vergelijken;Ga naar margenoot+ want wat gelijkenis heeftse daar mede? 't is misschien dat haar vrugt allenxkens aanwast op die wyse als de Maan, en dat haar moeder allenxkens wederom vermindert en afgaat wanneer zy van haar vrugt verlost is. Maar ik mein veel liever dat dit nog godloose overblyfsels van 't heydendom sijn, welke stelden dat de Maan gelijk als een bescherm-godinne van de swangere vrouwen was. Want dit was een der aldergemeenste gevoelens van d'Heydenen, welke allenxkens t'eenemaal in 't vergeet geraakt sijn: dese dan zeg ik hadden een ingebeelde gelijkenis tussen de Maan en een swangere vrouw. De derde kurieusheid diese gade slaan,Ga naar margenoot+ is ontrent de gezondheid oft siekten die het kind toekomende sijn; dese kennisse meinen zy ook uyt de Maan te bekomen. Want indien der by de Maan eenig gesternt verschijnt, en dat het na voren toe gaat, dat agten zy een onfeylbaar teiken te sijn, van dat het kind gezond zal wesen, en voorts groeyen en zonder eenige siekte voorspoedig sijn; maar indien dese Ster agter de Maan gaat, dat houden zy voor een ongelukkig teiken, dat het kind namelijk zal siek werden en niet lang zal leven. | |
[pagina 132]
| |
Na alle waarschijnlijkheid komt dese vrouw in hare tente in de kraam;Ga naar margenoot+ men hoeft geen swarigheid te hebben om te geloven, dat de plaats in de winter te koud is, want het vuur is ten halven in de tente altijd aangestoken en brandende, zoo dat de heele tente daar door kan verwarmt werden. D'eerste hulp en gelijk als het eerste verkwik-middel dat men de kraam-vrouw geeft, is een sop met vet van Wal-vissen, 't welk men veel in Noorwegen verkoopt, want de smaak is weinig verschelend van de Zee-kalvers, als men die kookt. Wanneer het onvolmaaktelijk ter wereld komt, wyten zy dat op de quade en boose hoedanigheden van de aarde daar de tente op staat, diese dan daarna van plaatse veranderen. Het kind dat eerst geboren is,Ga naar margenoot+ wassen zy af in koud water oft snee-water, tot datse sien dat het begint te ademen, en by na niet meer ademen kan, daarna wassen zy zulkx met warm water af. Zy observeren nog dit, wanneer zy het water in een ketel warm maken, dan steken zy het tot de hals toe in 't water, soodanig dat'er niet een droppel op het hooft valt, tot dat het de Priester heeft gedoopt. Dan wentelen zy terstont het kind in een hasen-vel, in plaats van luiren en andere windsels. De kraam-vrouw heeft haar besondere plaats in de tent,Ga naar margenoot+ digte by de poort aan de linker zyde, alwaar zy op het bedde leid, tot dat de kraam over is: dese plaats is daartoe bereid; wijl het daar alderstilst is; aldaar brengt men haar alles watse van noden heeft: om dese reden gaatmen daar weinig, op dat de kraam-vrouw door al het gewoel niet en mogte verontrust nog verswakt werden. De Laplandse vrouwen blyven gemeenlijk weinig dagen na het kramen te bedde leggen,Ga naar margenoot+ in 't gemeen maar vier of vijf dagen of wat meer, na welke zy wederom allenxkens haar oude kragten krygen, dan staan zy op en doen wederom haar vorig werk. Dan zoo schikken zy haar kind op om te laten doopen; want na datmen zorgvuldiglijk haar in de Christelijke Religie heeft beginnen te onderwysen, zoo dragen zy groote zorg om haar kinderen ten eerste ten doop te brengen. Want voor dese dede men heel anders, elk stelde het doe soo lange uyt als zy konden, maar nu doense dat niet meer gelijk als de Koning Gustavus d'eerste zulx in sijn patenten getuigt waar van wy reeds gesproken hebben. D'andere wagten langer,Ga naar margenoot+ en men heeft die gewoonte allenxkens doen inkruipen van de kinderen niet te doopen, ten zy die ouder wa- | |
[pagina t.o. 132]
| |
Doopen der Laplanders
| |
[pagina 133]
| |
ren; 't geen Gustavus Adolphus in sijn brieven heeft aangemerkt, en in der zelver voorreden, in't jaar zestien hondert, vier-en-dertig gepubliceert, alwaar hy van de stand der Relige in Lapland verhandeld. Men doet haar het Sacrament van den doop gebruiken, maar alleenig tweemaals des jaars en dat in de winter; d'eerste reis geschied het ontrent het Feest der besnydinge in 't begin van 't jaar; maar de tweede ontrent de Boodschapping van de H. Maget Maria; want dan predikte men, en men bediende haar de Sacramenten voor. Indien de kinderen zoo lange tot die tijd toe leefden, was alles wel, zoo niet, stierven zy zonder het Heilige Sacrament van den Doop t'ontfangen. Een yder van hare kinderen wagte wel een rond jaar lang, en dan is het by haar qualijk de pyne waart om te laten dopen. Dit pleeg men voor die tyden niet in 't werk te stellen; want de Lappen sijn nu verpligt eens of tweemaals des jaars tot de naastgelegen sweedse kerken te komen, sijnde gelegen in Angermannia of in Bothnia om daar de kinderen, welke nog aan de borsten leggen te doen doopen, sijnde in korven geleid, diese agter op de rugge dragen. Maar op die tijd, indien de vrouwen sterk ofte gezond sijn, en weinig siekte hebben, geven zy sig al vroeg op de weg, dikwils wel de veertiende dag na datse in de kraam gelegen hebben; zy klimmen op de toppen van de hoogste bergen; gaan langs de Meeren de ruime vlakte heen; loopen door de dikste Bosschagien en Foreesten, om haar kinderen by de Priester ten Doop te brengen. De kerken die in Lapland gebouwt sijn, en de predicatien die men daar in 't Laplands doet, heeft daar geen kleine werkingen voortgebragt.Ga naar margenoot+ Neemt ook waar, dat de meeste zorg van het kind ten doop te brengen op de vrouw bestaat, en dat zy haar best doen, om die de kinderen te doen ontfangen, zoo ras zy tot het werken maar bequaam sijn, dan zijnse zeer geduldig om menigerley moeyelikheid uyt te staan, zonder sig daar grimmig over te toonen: en al is 't datse niet veel anders dan slegte kost gebruiken, en niet dan water drinken geduurende dese moeyelijkheid, zoo is 't evenwel dat de siekte oft swakheid van haar kraam-leggen wel haast genesen werd, en dat zy binnen korte dagen weder te voet sijn, om haar werk te verrigten. Des winters hebben zy een andere wyse om de kinderen ten Doop te brengen als wel 's zomers.Ga naar margenoot+ Des winters maken zy haar kind vast aan de slede daarse op sitten; maar des somers maken zy het aan de zadel van de Rhee vast, aan welke hy sijn lasten draagt, niet op de | |
[pagina 134]
| |
rug van het beest, maar aan de zyden van de zadel, zeg ik, daar hangen sy het kindjen aan in een wiegjen van berken-basten gemaakt, hebbende de gelijkenisse van een schuitjen, even als men in de Figuur sien kan. Olaus Magnus vertoont dese kinders in een zoort van manden, die op de rug van hare ouders gebonden sijn;Ga naar margenoot+ dese sijn Figuur vertoont niet alleen een vrouwe, maar ook een man die op de zelfde wijs geladen is, elk met twee kinders, even op die wyse, als die het leger volgen, vier kinders op de rugge dragen, hebbende houte klompen aan haar voeten. Maar ik ben van gevoelen dat de Schilder op die plaats sijn eygen gedagten gevolgt heeft: want de korven die hy daar aan maakt, hebben geen gelijkenisse met die, welke men in Lapland maakt: ook konnen de Lappen sulke soort van manden niet, ook sijn hare korven niet gemaakt met stokken die door een houte plank heen gaan, welke de bodem is, en naar om hoog gaande als een plank sig toont, maar hare manden en korven maken zy van hoepels, die d'een boven d'ander geschikt sijn. Vorders soo doense haar best om in den Doop hare kinders met de naam van hare ouders oft bloed-vrienden te noemen:Ga naar margenoot+ sy gevense geern heidense namen, als daar is Thor, Guttarm, Finne, Pagge, maar de Priesters doen haar best om haar zulke namen af te raden. De namen diese dikwils de kinderen geven sijn Andries, Matthijs, Kanut, Ionas, en Nicolaus; maar de dogters noemense Margriet, Elsa, Katrijn, oft Sigride. Dit hebben zy nog besonder,Ga naar margenoot+ datse haer kinderen namen dikwils veranderen, en andere namen geven, en noemen die van hare ouders of bloet-vrienden, diese meest beminne, om als zy komen te sterven een gedenk-naam door dit middel te behouden. Dit doense meest wanneer het kint nog seer jong is, en tot eenige siekte komt te vervallen, want op die tijd, geven zy 't een andere naam, behoudende die mede, welke het kind in den doop ontfangen heeft, die dan voor een toenaam verstrekt. Na het kramen sijn de Laplandse vrouwen zoo sterk, datse wanneer se op de reis sijn, wel agt of veertien dagen konnen de moeyelijkheden der reis uytharden;Ga naar margenoot+ wanneerse ter kerken hebben geweest, en de Priester, na dat hy de gewoone plegtelijkheden heeft afgelegt, haar weder na huis toe heeft laten trekken; soo werden zy voor het verloopen van zes weken voor onsuiver van hare mannen gehouden, in welke tijd zy haar niet en naderen. Dese tijd dan verstreken sijnde, zoo brengen zy haar tente op een andere plaats, agtende dat de vorige plaats door het kramen van haar vrouw besmet is. Dit is dan belangende de geboorte van de Laplandse kinderen: ik | |
[pagina 135]
| |
trede dan over tot hare opvoedinge.Ga naar margenoot+ De Laplandse vrouwen weten daar van geen minnemoers,Ga naar margenoot+ gevende zelfs de kinderen te suigen, gedurende de tijd van twee, drie en zomwijls vier jaren. Is 't dat het gebuert datse siek werden, of datse om eenige andere oorzaak haar kind niet konnen suigen, zoo geven sy dat Rheen-melk te nuttigen met een lepel; maar als se seer dik is, kan men die de kinderen niet geven, door een hooren, nog men kanse niet door een suigkan, laten suigen, gelijk men elders doet. Behalven de melk van haar eigen borsten,Ga naar margenoot+ hebben zy nog veeltijds de gewoonte van de kinderen allenxkens tot de spyse te gewennen, stekende haar een weinig Rheen-vlees in 'er mond, op dat, als se zulx zuigen, zy daar ook een weinig voedsel konnen uyt trekken. Om d'order van ons werk te houden,Ga naar margenoot+ sullen wy een weinig spreken wegens de wyse van de kinderen te wiegen. De wiegen sijn gemaakt van een groot uytgeholt stuk houts, hebbende de gelijkenisse by na van de vaten daar men in Duitsland de druiven in verkoopt. Van binnen voeren zy dat met leer, en aan het hooft-einde maken zy daar een huive over, rond, gelykende een weinig na onse wiegen. Zy leggen daar haar kind t'eenemaal blood in, en in plaats van luiren, leggen zy daar een zoort van rode mosch onder, sijnde seer sagt, diese in de somer wel doen drogen, welke sy gedurig omschudden, soo dikwils men het kind daar in legt. Langs de syden voeren sy het met tenger jong Rheen-leer, daar zy ook de kindertjes boven op mede bedekken. Dese wiegen sijn korven genaamt,Ga naar margenoot+ soo dat ik geloof dat de Schilder van Olaus Magnus, of misschien hy selver, gelegentheid gegeven heeft om sulke manden te verbeelden; hebbende horen seggen dat de Lappen hare kinderen in korven dragen, derhalven hebben sy sig niet konnen inbeelden, datse anders gemaakt sijn geweest, als wy hier in dit kapittel beschryven. En boven dat segt hy nog dat de Lappen haar kinderen op de rugge in manden dragen: 't is waar datse hare kinderen dragen, dog niet op de rug, nog in een mand, maar in een wiegje, even eens als in een sak; en dat op soo een wyse dat het hoofje van het kind, wat hoger leid als d'andere delen, waar van wy elders een Figuur hebben getoont. Vorders wijl het kind niet altijd kan gedragen werden,Ga naar margenoot+ maar somtijds het wiegen van doen heeft, soo hangen sy de wieg aan het dak van de tent, en dus in de logt hangende, weten zy het van d'eene zyde tot d'andere te bewegen, terwijl het kindjen slaapt. Zy weten ook met het kind te spelen en 't selve met rinkels te vermaken, dese doense aan de wieg, bestaande uyt verscheide Latoene ringen, met welke zy geluid maken, dit dient in plaats van een ratel, rinkel oft | |
[pagina 136]
| |
belletjes,Ga naar margenoot+ hier doense eenige teikenen oft merken op, sijnde tot goeder geluk dienende van het kind, als ook op desselfs conditie en toekomende bediening. Indien 't een jongetjen is, maken zy een klein boogjen aan sijn wiegjen vast, als ook kleyne pijltjes, en een klein hellebaartjen, die alle netjes gewerkt sijn, gemaakt van tin oft Rhee-hoorn, op dat de kinderen van jongs aan bequaam en moedig zouden werden op datse in haar oudere jaren met de boog en hellebaart mogten omgaan en haar kost zoeken. Maar zoo 't een dogtertje is, dan zoo hangt men aan de wieg vleugels, poten, en de kop van een zeer witte vogel, sijnde een zoort van vogels die hair aan de poten hebben, om haar daar door t'onderrigten datse seer zuiver zijn, als ook datse zeer vlug en agijl sijn als een vogel en zeer veerdig om alles uyt te werken, daar zy verstand van hebben. De Laplandse kinderen groeyen niet ras,Ga naar margenoot+ maar zeer traag, en niet dan van langerhand, 't welk men aan d'uytstekende koude wyten moet en de quade spyse, ook sijn de Vaders en Moeders gemeenlijk van korte statuur. Soo ras hare kinderen groot worden, leren zy haar die konsten welke haar noodzakelijk sijn;Ga naar margenoot+ de Vaders nemen de last op sig om de jongetjes te leren, en de Moeders wederom de dogters; want zy hebben noyt andere meesters als hare ouders, voornamentlijk ontrent die dingen welke alleenig by haar luiden in 't gebruik sijn. De Vaders leren voornamelijk de jongens met pijl en boog na eenig doel-wit te konnen schieten,Ga naar margenoot+ waar toe zy van ouds gedwongen sijn, gelijk als de volkeren van de Balealrische Eylanden, als ook van Majorque en Minorque, welke al haar leeftogt door middel van pylen moeten hebben; want het meeste gedeelte van de Lappen heeft geen andere kost als van de jagt. Derhalven sijnse gedwongen groote sorg te dragen dat hare kinderen zulx leren, en schieten alle daag na het doel van eenige berken-boomen-bast, diese elders aan op hangen, sijnde gemeenlijk het wit daarse na schieten: men dreigt de kinderen dikwils geen eten te geven, voor en al eer zy eens geraakt hebben; dese strengigheid maakt haar dan zeer vaardig om met de boog te schieten. Olaus Magnus verhaalt van de zorg die de Vaders hebben om haar jongetjes met de boog te leren schieten,Ga naar margenoot+ om het doel-wit te raken, hy zegt datse haar een witte gordel tot prijs stellen, waar van de kinderen groot werk maken, en behalven dit zomtijds nieuwe bogen. | |
[pagina 137]
| |
Hy zegt dat hy zulke vaardige schieters in 't jaar vijftien hondert en agtien heeft gesien,Ga naar margenoot+ zonders eens te missen: konnende van verre een deuyt, spelt oft naald raken, die zoo verre van de schieter is, datmense nauwelijks met het oog kan sien. De zelfde Autheur schrijft dat men ook de dogters leert boog-schieten,Ga naar margenoot+ daarom vertoont hy in sijn platen eenige vrouwluiden die met pijl en boog toegerust sijn. Maar zulx is hedendaags niet meer in 't gebruik. Men leert de Laplandse meisjes leersen nayen, als ook schoenen, hand-schoenen, kleden, en al de toetakeling die men tot een Rhee met een slede uyt te rusten van noden heeft. Gelijk als de Lappen dese voorsienigheid hebben om hare kinderen te leren,Ga naar margenoot+ in de tijd wanneer zy die leren konnen tot onderhoud van 't leven, zoo sijnse egter nog zorgvuldig om haar van nog andere dingen te voorsien. Zy geven, als boven gezegt is, aan yder dogter altijd na d'ontfangenis van den Doop, een wijfjes Rhee, en graveren of snyden op de zelfde tijd op de hoorns het teyken van de dogter, op datmen daar niet meer over twisten zouw. Zy geven nog aan yder dogter een andere Rhee, wanneer de zelve begint tanden te krygen.Ga naar margenoot+ Soo ras de Vader, Moeder of ymand van d'andere vrienden gewaar werd datse tanden krygt, die is dan gehouden de selve een wijfjes Rhee te geven, die by haar Pannikeis genoemt werd, dat is te zeggen de Rhee van de tanden. Johannes Tornaus zegt dat het vrouwen sijn, welke een Rhee moeten geven. Dese gewoonte schijnt sijn oorsprong gekregen te hebben van dat,Ga naar margenoot+ na dat de kinderen tanden hebben beginnen te krygen, zy een vaster spyse van noden hebben, sijnde het vlees der Rheen daar toe meest gebruikelijk. Men bewaart dan de Rhee zeer zorgvuldig; en al de jongen die daar uyt voort komen werden tot profijten van het kind bewaart.Ga naar margenoot+ Zulx doetmen ook met d'andere wijfjes-Rhee, die d'ouders altijd daar na geven, 't zy aan haar dogter ofte zoon, 't welk zy Waddom hieten, dat is zoo veel te zeggen als een gegeven Rhee. Alle de jongen nu die van dese Rheen voort komen behoren tot het kind; welke indien zy die ruilen voor geld van zilver, koper, Latoen oft kleden, verstrekt allemaal ten dienste van het kindjen; en dit doet geloven dat dese Rhee de twede niet en is, maar de derde, ten zy men misschien zulx op verscheide plaatsen verscheidentlijk in 't werk stelde: want de Lappen van Torna geven d'eerste Rhee even na den Doop, maar d'andere geven zy zoo ras het kind sijn eerste tandjes heeft gekregen. | |
[pagina 138]
| |
Soo komt het te gebeuren dat d'ouders ondertussen komen te sterven,Ga naar margenoot+ zoo geeft men aan de kinderen behoorlijke voogden, gelijk andere Natien doen, die de zorge op sig nemen van de kinderen op te voeden, waar toe men gemeenlijk de naaste vrienden verkiest. |
|