Waarachtige en Aen-merkens-waardige Historie van Lapland en Finland
(1682)–Johannes Scheffer– AuteursrechtvrijVII. Hooftstuk.
| |
[pagina 25]
| |
hadden, wijl men niet een tittel vind van 't geen iets van d'oudheid deser Natie gewaagt. Men moet dan soo eenige gissingen maken onder d'oude Biarmen en Skriidfinns. De gedenk-schriften van S. Olaus Koning van Noorwegen, en die van Herod, leeren ons,Ga naar margenoot+ dat de God der Biarmen genoemd wierd Jumala of Jomala. Dit woord is seer verschelend van 't gene de Historie-schrijvers gebruiken, om een God te seggen; want sy stellen dat als een woord dat de Biarmers eigen is, en datse selfs niet en kennen: En wyl dese Histori-schrijvers Gotthen, Noorwegers, of Yslanders zijn, soo is 't noodsakelijk, dat dit geen woord is van d'oude Gotthen, maar van eenige andere Natiën. Indien men dan ondersoekt, wat voor een Volk dit geweest is, bevind men dat 'et Finnen of Finlanders zijn; onder welke dit woord Jumala nog in 't gebruik is, en een God bedied: Ook soo kanmen niet twijfelen, of dit woord Jumala, is niet gekomen van de Finnen tot de Biarmers; En ook dat de Lappen 't selve onder haar niet souden behouden hebben: Zedert datse uit Finland zijn getrokken, zijnse met de Biarmers vermengt, en zyn niet dan een Volk geworden. De Lappen hebben nog voor haar God aangebeden,Ga naar margenoot+ welke de Sweden, Thor noemen; Dit is niet alleenlijk blijkbaar, om datse sekeren Torus eeren; maar sy hebben nog eenen Turrisas,Ga naar margenoot+ zijnde een God van de Oorlogen en Overwinningen; en is die gene welke men Torus noemd: Dese is een der Goden, die onder d'oude Finnen is aangebeden, besonderlijk van de Tarasten. 't Is meer als seker dat de Finnen by oude tijden een Koning gehad hebben, met name Torrus, die een is geweest van de Voor-ouders des Konings Nori,Ga naar margenoot+ van welke Norigen oft Noorwegen komt, en sijn naam bekomen heeft; welke is geheeten geweest Nori-Rige, even of men seide, 't Koninkrijk van Nori. 't Is een seer gemeene saak, dat d'oude Koningen de naam van hare Goden aannamen;Ga naar margenoot+ En hier van daan komt het dat men by d'oude Grieken veele Jupiters en veele Neptuins vind. De Koning Torrus heeft alsoo ook gebruikt de naam van den ouden Torrus of Turrus, die de Finnen aanbidden als een God. Op d'eigenste wyse is ook de God Thurris, Tor of Torus van de Finnen gevuurt; en dit is ook die der Lappen, welke van de Finnen geleert hebben, hoese hare Godsdienst moeten aanstellen. Onder hare Goden hebben de Lappen nog de Son,Ga naar margenoot+ en 't geen my | |
[pagina 26]
| |
sulks doet gelooven, is, datse onder de rang van hare Goden ook 't Gesternte stellen; want het is een ruimen tijd datse by-na een geduurige nagt hebben, met een seer bittere koude; derhalven is 't wel waarschijnlijk, datse de Son aanbidden, zijnde de Vader des Ligts. 't Is ook gelooflijk datse ook andere Goden hebben,Ga naar margenoot+ want de Finnen en de Volkeren van Carelien, hebben nog geëert de God Rongotheus, welke de Rogge bewaart; Pellonpeko die opsigt over de Gerst heeft; Wieracannos hebbende sorg over de Haver; Egres die over de Moes-kruiden gesteld is,Ga naar margenoot+ als Erwten, Rapen, Linen, en Kennip: Vko en sijn Vrouw Roune, die 't gesag hebben over 't Zaisoen van 't Jaar, Kakre die opsigt over de Kudde heeft, om van 't wild Gedierte te verhoeden; Hyse welke over de Wolven en Beiren gebied; Nyrcke begunstigt de Jagt van Eikhoorentjes; en Hyttavanes die van de Hasen. Ik en twijfel geensins of de Lappen hebben dese alle aangebeden, en meer andere diese tot haar behulp noodig dagten, en tot voordeel van hare besigheden dienden; gelijk als daar zijn de Goden van de Jagt, en die hare Kudde van de wilde Dieren beschermen. Men kan met weinig sekerheid spreken,Ga naar margenoot+ op wat wijse sy hare Goden eere bewysen; 't geen men seker weet, is van Jumala, welke vertoond werd onder de gedaante van een Mensch, sittende gelijk als op een Altaar, met een Kroone om sijn hooft, verçierd met twaalf kostelijke Gesteenten, met een gouden Halsband van drie hondert mark Gouds om den hals. Sommige seggen,Ga naar margenoot+ dat in plaats van een gouden Halsband, Jumala om sijn hals sou hebben, een Lint, aan het welk een soort van een Medalie (die gegraveert is) sou hangen, met kostelijke Gesteenten bezet. 't Is seker dat Jumala aangebeden is onder de gedaante van een Mensch, met een Kroone van kostelijke Steenen op sijn hooft; En op die wyse geleek Jumala seer wel,Ga naar margenoot+ de Thoron, God der Sweden; welke ook verbeeld was als een sittend Mensch, met een Kroon van twaalf Steenen op het Hooft, met de Gesternten; 't geen my doet gelooven dat de Biarmers en de Lappen na haar, een en de selfde God hebben aangebeden onder verscheide namen; waar doorse in beide Goddelijkheden verbijstert zyn geweest. Sy hebben haar Opperste God Jumala genoemd,Ga naar margenoot+ van welke sy eenige kennisse hebben gehad; eensdeels door het ligt van 't verstand, anderdeels door 't gemeen geroep, als ook door d'overlevering der Ouders; En zedert dat de naam van Torus is vermaard geworden, | |
[pagina t.o. 27]
| |
Laplantse Afgodt Jumala.
| |
[pagina 27]
| |
hebben sy die eigenste God ook Torus gehieten, of sy hebben liever het woord van Torus aan haren Jumala toe-ge-eigend. Ik neem dit besluit, om dat de Lappen jegenwoordig aan haren Torus toeschrijven, 't gene te vooren Jumala toequam: namelijk, 't gezag en 't gebied over de kleine Goden, en in 't besonder over de boos-en-quaad-doenders, over de Logt, blixem en Donder, 't Leven en de Dood, en andere dingen van die natuur Dit is dan d'Afbeelding van Jumala: maar 't is nog niet te seker waar die uit gemaakt is;Ga naar margenoot+ ik geloof dat die uit Hout was: want Karel willende het Snoer, aan welke de Medalie hing, afhouwen, gaf sulken grooten slag, dat hy het gansche Hooft afhiel. En in de Histori van Herrodi siet men dat het Goud en alle de kostelijkheden, uit den Tempel van Jumala zijn gedragen, en het Beeld des Gods, en alle d'andere Heilige dingen verbrand zijn,Ga naar margenoot+ en tot assche gebragt: Derhalven blijkt hier uit dat deselve Iumala van Hout geweest moet zyn. Die van het Goud in hare Boeken spreken, maken ook gewag van dese God.Ga naar margenoot+ 't Is 't goud dat dese Biarmers met groote Eer-bewijsing, als een geheiligt present, in soo grooten menigte als haar mogelijk is, in de Schoot van haren God Iumala werpen; welke op sijn knyën een Tasse hangende heeft van Goud gemaakt,Ga naar margenoot+ die soo swaar en groot is, dat vier menschen groote moeite souden hebben om die uit te drinken, indiense met eenige vogt gevult was. Olaus verhaald dat dese Tasse van Silver was, vervult met stukken van 't selfde Metaal;Ga naar margenoot+ 't welk doet gelooven dat de Lappen gemunt geld moeten gehad hebben. En dat dit Goud voor de tijden van Olaus met de goude Tasse verlooren is; om dat de Biarmers soo veel niet weder hebben konnen bekomen,Ga naar margenoot+ om deselve in sijn voorige stand te stellen; waar door sy genoodsaakt zyn geweest, haar God een Silvere Tasse te maken. De Biarmers hebben niet over-al de God Iumala aangebeden;Ga naar margenoot+ maar alleenig aan sommige plaatsen, en misschien dat'er maar een plaats is geweest in 't midden van het dikste Bosch, toebehoorende aan Koning Harker. Men siet in dat Bosch een soort van een Tempel gebouwt,Ga naar margenoot+ aan welke de Volkeren, die verre soo wel als die na-by woonen, die God met gebeden vereerden. Dese soort van Tempel was alleen met eenige Heggen afgeschut. Het woord Hoff,Ga naar margenoot+ van welke sy haar bedienden, is eigentlijk dat te seggen, en beduid heden ten dage nog een plaats | |
[pagina 28]
| |
die van alle sijden omringt, en altijd op een plaatjen open is. De God Iumala was dan in soo een soort van een Tempel, in een Bosschagie, alwaar een seer hooge Hage was, met een Poort toegeslooten, om af te weiren die gene, welken het niet toegelaten was, die God te naderen. Dit is dan het gene, dat de Histori-schrijvers van Iumala seggen, en van de Eer die de Biarmers hem bewijsen. |
|