Waarachtige en Aen-merkens-waardige Historie van Lapland en Finland
(1682)–Johannes Scheffer– AuteursrechtvrijVIII. Hooftstuk.
| |||||||
[pagina 29]
| |||||||
het Evangelie daar te doen Prediken en voort te planten, en werks genoeg gedaan hebben om haar te temmen, maar niet willende luisteren, haar hebben laten leven sonder in 't Geloof t'onderregten. Wy hebben in tegendeel Brieven van Errik van Pomeren,Ga naar margenoot+ Koning van Deenemarken, Noorwegen en Sweden, in welke hy bevestigt het Capittel van de Kerk te Upsal en Priesters in Lapland te senden. Wat sal men daar op antwoorden? Sy hebben tot hare gebuuren gehad de Birkarlen, de Finnen of Sweden, welke al over lange Christenen zijn geweest, met welke sy handelden; en ten tijde van Koning Magnus Ladulaos, aan deselve Schattinge betaalden, die al over vier Eeuwen geleeft heeft: Soo datse, door te verkeeren met de Birkarlen, ten minsten de naam van Christen geweten hebben; en men niet kan staande houden, datse eerst verleden Eeuw 't Christendom souden om-ermt hebben. Ik geloof in tegendeel, dat ten tijden van Koning Magnus Ladulaos,Ga naar margenoot+ eenige Lappen Christen zijn geweest, of ten minsten die veinsden soodanig te wesen. Want als Lapland verovert was, en tot Provinçien onder 't Koninkrijk van Sweden gemaakt, is'er geen twijfel aan te slaan, of Sweden heeft de kennisse van 't Christendom daar bekent gemaakt, en dat ten tijde wanneer hy het Rijk vast stelde. Indien onse gissing mag waar bevonden werden, dat de Lappen van de Finnen, door den Oorlog van Errik de Heilige, zijn uitgegaan; om dat hy daar het Christendom wilde inbrengen: soo hebbense doe wel van den Naam Iesu Christi, en sijn Leere, hooren spreken; veragtende die doe ter tijd, en niet willende aannemen. Hebbende, van d'andere sijde, de Finnen altijd tot hare gebuuren gehad, soo sal men sig niet laten wys maken, dat de Finnen soo veel Eeuwen gebuuren van de Lappen geweest zyn, sonder haar oit iets het minste te hebben gesegt van Christus en het Evangelium. Dit schijnt my onwrikbaar te zijn, dat de Lappen kennisse van Iesus Christus hebben gehad ten tijde van Errik de Heilige,Ga naar margenoot+ dat is, over vyf hondert Jaar; wanneer sy de Godvrugtigheid en de Christelijke Leere geduurig hebben verworpen, en dat soo lange totse in vryigheid woonden, en van niemand afhangende waren; maar na datse onder de magt van Sweden waren gebragt, hebben sy het Christendom aangenomen, of door haar eigen drift, of om de Koningen te believen, of om eenige andere Staatkundige redenen. Dit is dan geschied onder de Regering van Koning Magnus Ladu- | |||||||
[pagina 30]
| |||||||
laos, welke leefde in 't Jaar M.CC.LXXVII. na de Geboorte onses Saligmakers; het schijnt dan dat sulx omtrent die tijden is, dat men kan seggen dat het Christendom onder de Lappen begonnen heeft. Dit zy dan voor eerst: Laat ons ten tweeden sien, hoe sy sig aanstellen ontrent het gene tot die Religie behoort. Men segt datse niet schijnen een grooten yver nog begeerte tot de Christelijke Religie te hebben;Ga naar margenoot+ want sy zijn in 't vooroordeel dat 'er geen beter is, dan die der ouden, welke absoluit noodig was tot haar behoud. Maar verwerpen die niet opentlijk, en nemen die aan voor 't oog, als een goed middel om de gunste des Konings te hebben, en alle quaad af te kaatsen, met welke sy gedreigt waren, indien sy die hartnekkig tegen stonden. Hierom ontbieden sy een Priester, in welkers tegenwoordigheid sy Trouwen, haar Kinders in de Kerk laten Doopen. Het Prediken van Gods Woord, en 't Onderwys over de voornaamste stukken der Religie, is t'eenemaal aan de Lappen onbekend. Men bespeurd hier in dat de Prelaten onagtsaam moeten geweest zijn,Ga naar margenoot+ om het Volk t'onderwysen; want indiense haar best gedaan hadden, sou Errik van Pomeren niet gehouden zijn geweest door Brieven vast te stellen, datmen Priesters na Lapland sou senden. D'oude gedagten der Bisdommen, en de Volkeren die haar genegen waren, toonen deselve saak; want men vind niet een Bisdom in Lapland, ja selfs de naam niet van een Kerk; nog in 't generaal niet een naam van Lappen, die met eenig Bisdom gemeenschap heeft. 't Is waar dat Olaus Magnus dit alles poogt om verr' te smijten, als ook d'andere dingen, welke Zieglerus van de Christelijke Religie heeft gesegt, en dat die in Lapland sou veronagtsaamt zijn; Sy zijn geduurig gedwongen geweest selfs toe te staan, dat de verr' gelegene Noordse Volkeren, niet volkomentlijk, zedert soo veel Eeuwen, na het Katholijke geloof zyn genoemd, dat is, datse niet verstaan hebben het Prediken des Evangeliums.Ga naar margenoot+ 't Is daarom te wenschen dat sy het Prediken van het Woord Gods mogten verstaan, soo souden sy niet opgeschort vverden van in de gemeenschap der Geloovigen te treden. Dit is dan de stand der Christelijke Religie onder de Lappen,Ga naar margenoot+ tot de Regering van Gustavus, welke weinig scheelt van die der Heidenen, als in naam, en eenige uiterlijke Ceremonien; van welke de Lappen sig bedienen, om een uiterlijken zwier van genaamde Christenen te | |||||||
[pagina 31]
| |||||||
zijn. D. van Goes, heeft reden gehad te klagen, dat'er geen kennisse Gods was, nog van Iesus Christus, onder de Lappen. Alles 't geen wy nu komen te seggen, doet genoeg verstaan, wat een agting wy moeten hebben, en in wat voor een sin dat wy moeten nemen, 't gene Olaus Magnus heeft voort-gebragt: Dat een groot gedeelte der Lappen, door het aanraden van de Catholijke Priesters daar toe zyn gebragt; en 't is meer en meer te hoopen, datse dagelijks in het Catholijke geloof sullen toenemen. Na dat de Koning Gustavus was op den Throon geseten,Ga naar margenoot+ heeftmen met meerder sorg gearbeid ontrent de Religie, door sijn gansch Koninkrijk, en dat ook onder alle de Laplandse Provinçien. Eene saak begunstigde desen aanslag seer: dat de Lappen geduurig de Schatting aan de Birkarlen hebben betaalt, liever dan aan de Koningen; derhalven vielen de Koningen haar daar niet moeyelijk over. Gustavus begonse onder sijn gelei te brengen, en die na het goed dunken des Konings te schikken: men maakte dan een vast besluit, om op een seker tijd des Jaars t'samen te komen, 't welk 's Winters was op een bestemde plaats; alwaar sy dan te samen vergaderden, om aan d'Officiers des Konings de Schatting te betalen. En gebieden datse de Priesters hare Kinderen souden brengen om te Doopen; die haar wederom d'Articulen des Geloofs souden uitleggen, haar leeren alles wat tot de Oeffeningen van de Christelijke Godsdienst noodig is; en haar het volgende Jaar examineren, om rekenschap te geven van de wijse van leven in 't Christendom. 't Is dan seker dat dese ordonnantie gemaakt is ten tijde van Koning Gustavus, want sijn Voorsaten hebben noit Schattingen van haar ontfangen; sy vergaderden doe soo niet om de Contributie te betalen. Olaus maakt daar ook weinig gewag af; het soude soo dikwils in 't vergeet niet geraakt zijn, by aldien men haar daar toe hadde gewend: in tegendeel segt hy, dat het meer dan twee-honderd Italiaanse mijlen daar van daan gelegen was; en dat dit d'oorsaak is, datse tot de Christen Kerken niet konden naderen, dan seer zelden: Alle die met dankbaarheid Christenen wierden, gaven teikenen van seer groote gehoorsaamheid; de Kerken een reis of twee jaarlijks versoekende, alwaar de Fontein was om te Doopen:Ga naar margenoot+ Sy doen hare Kinderen, die aan de Borsten leggen, in een Bak als een korf gemaakt: sy ontkleedense tot aan de schouders, en brengense soo ten Doop. Op die tijd was'er geen vergadering by de Lappen. Sy hebben ook geen Priester, | |||||||
[pagina 32]
| |||||||
die haar gaat besoeken, of haar Kinderen Doopt;Ga naar margenoot+ maar gaan in de Kerken, welke digt by Sweden zijn. Soose dan niet uit eigen drift dese Kerken naderen, is'er niemand die haar bestraft. Men kan dat weten uit de Brieven van Gustavus de eerste, die sig daar over beklaagt, dat'er soo veel onder de Lappen waren, die sig niet en hadden willen laten Doopen. D'oorsaak is,Ga naar margenoot+ dat de Lappen sig inbeelden, dat de persoonen die tot hooger jaren gekomen waren, op de sevende of agtste dag, na datse gedoopt waren, stierven. Maar jegenwoordig en ook ten tijde van Gustavus, wanneer de Officiers na Lapland gingen, om daar haar Regt te halen, gingen de Priesters met haar,Ga naar margenoot+ die Doopten de Kinderen, en onderwesen haar in de Christelijke Religie. 't Was niet genoeg datse een enkele Predikatie deden, maar sy verbonden haar toe te luisteren, t'onthouden, en te seggen, 't geen gepredikt was, daar reden van te geven; om haar te doen kennen de nuttigheid diese daar uit hadden. Op dese tijd begonden sy aandagtelijk op het Woord Gods te letten, en met ernst in 't werk te stellen, om als een waare Christen te leven. Derhalven kan men niet seggen, dat haar het Evangelie niet eerder dan verleden Eeuw soude gepredikt zijn. Zedert die tijd heeft men haar Priesters beginnen te senden, om haar te onderrigten; gelijk wy uit de Brieven van Gustavus bemerken, die dit bevel gaf aan M. Michel,Ga naar margenoot+ met order dat de Lappen wel souden toeluisteren, om te komen tot de regte kennisse van den waren God, Doop, en Godsdienst der Christenen. Ik geloof dat die d'eerste Priester is, die zedert de veranderinge in Sweden, gesonden is, aangaande de Religie. Dit is in de volgende jaren beter uitgevoert, onder de Regering van Karel, Gustavus Adolphus, en Christine; doe zijnder Kerken en Scholen voor d'eerstemaal in Lapland opgeregt.Ga naar margenoot+ Karel de negende, is d'eerste geweest, welke in yder Land, Kerken heeft laten bouwen; en tot yder Kerk, Priesters, op sijn eigen kosten t'onderhouden. Op 't laatste van sijn Regering begondmen twee Kerken te stigten, in Torna, op kosten van deselve Koning; d'eene in 't Jaar M D C. genoemd Tenotekis, en d'andere dry Jaren daar na, met de naam van Iukasjaerff. Dit exempel is door de Koninginne Christina nagevolgt,Ga naar margenoot+ welke (soo ras een Silver-mijne in die quartieren ontdekt wierd ) Patent-brieven gaf, ontrent het Jaar M. D C. XL. tot op-bouwing van | |||||||
[pagina 33]
| |||||||
vier andere Kerken, genaamd Alwitzjerf, Arieplog, Silbojoch, en Nasafiel. Na die tijd warender geduurig Christen Kerken in Lapland,Ga naar margenoot+ en men vind 'er daar van heden ten dage nog een in Lapland van Aongermannia, welke men noemd Aosala; men heeft 'er ook een in Lapland van Uma, die genoemd werd Lyksala. Men heeft 'er vier gebouwd in Lapland van Pitha, genaamt Graatraesk, Arwitzierfs, Storaswawijks, en Arieplogs. Daar was ook nog een vijfde, Silbojochs gehieten, welke over eenige Jaren verbrand is, en t'eenemaal door de Deenen verdelgt. Nog is 'er een met namen Iochmoch, in Lapland van Lula; En nog een ander diemen Nafrilocht noemd; maar 't is niet lang geleden, dat'er 't vuur in quam, en datse tot asschen toe verbrand is. Men telt 'er dry in Lapland van Torna: Iukkochserfs, Iournala, en Enotaches; En een in Lapland Kimi, met namen Enare. Alle dese Kerken, uitgenomen Silbojochs en Nafrilochs, zijn nog in goede stand, en werden geduurig door de Lappen besogt. De Koningen van Sweden hebben die Kerken gebouwd:Ga naar margenoot+ Karel de negende is d'eerste geweest, die daar toe geld uit de gemeene beurs, als ook uit sijn eigen gegeven heeft. Sy hebben niet gehad als eene Kerk, in 't Land van Rounala, in het Mark van Torna, gelegen tusschen de Bergen, welke Sweden van Noorwegen scheiden: Sy hebben geen gehad seg ik, als die eene, welke gebouwd is op kosten van dry Laplandse Gebroeders, die op die plaats woonden; zijnde daar toe Rijk genoeg.Ga naar margenoot+ Dese dry Persoonen sagen wel, dat men door het Bouwen van Kerken in Lapland, den yver tot de Godsdienst soude aanmoedigen; hebben daar toe eene op haar eigen kosten laten bouwen in haar Land. Haar Godsdienstigheid bleek daar uit te meer, en verdiende groote lof; 't welk haar ook over de Bergen van Noorwegen dede gaan, door hulpe van hare Rheën, zijnde een seer lange en moeielijke weg te reisen; brengende met haar allerlei Hout dat noodsakelijk was tot het Bouwen; koopende voor haar eigen geld, een Klokke, ten dienste van deselve Kerk. De Kerken waren seer eenvoudig, maar wederom seer eigen.Ga naar margenoot+ De stoffe was tronken van Boomen, van welke men in Sweden gemeinlijk Huisen bouwd. Men heeft daar nog een Klok-huis by gemaakt; met Kamers voor de Priesters; en om het Volk onder te vergaderen, die van verre quamen, en sig by het vuur in de Winter te verwermen. | |||||||
[pagina 34]
| |||||||
De Scholen zijn in Lapland eerst door Koning Gustavus Adolphus gebouwd,Ga naar margenoot+ in de Stad Pitha, voor het 19. jaar van dese Eeuw. Nicolaas Andriessen, Prochiaan van dese Stad, had de gunst van sijn dienst in dese Stad te doen. Men heeft aan hem het Boek gegeven, op dat alle de Orders van Sweden met de gansche Aarde, alwaar het Christendom aangenomen is, souden verstaan, de groote goedheden die sijn Majesteit aan de Lappen, soo wel als aan alle d'andere Volkeren, die onder sijn Gebied zijn, heeft doen blijken. Want hy heeft door een gansch Koninklijke Magnificentie, Scholen laten oprigten, en de Kinderen der Lappen daar in laten vergaderen, om die in de Religie, en andere Letteren te onderrigten. Het grootste insigt dat Gustavus Adolphus daar Schoolen liet bouwen,Ga naar margenoot+ was, dat hy merkte, dat de vreemde Predicanten, dat is, die in de Sweedse Taal spraken, weinig vrugt onder de Lappen dede, wijlse tot nog toe geen andere gehad hadden. Want ten tijde van sijn Vader Karel, sondmen door desselfs bevel, de Kinderen der Lappen, na Upsal, alwaar sy meest stierven; konnende niet verdragen een Land dat soo tegenstrijdig het hare was, soo in logt als voedsel. Even als die gene, welke een sagter en milder leven gewend zijn, als dat van Lapland, daar niet heen souden willen; want de verandering van logt en voedsel sou haar doen sterven. Dese Schoole dan te Pitha,Ga naar margenoot+ was d'eerste in gansch Lapland; soo om de Godsdienst te leeren, als andere dingen. De Parochiaan was Voorganger van dese School. Koning Gustavus Adolphus, gaf hem last, om alle Boeken uit het Sweeds in 't Laplands over te setten, die hy nootsakelijk voor de Jonkheid agtede, op datse in de Christelijke Religie wel souden onderwesen werden. De Lappen hadden te vooren nog konnen Lesen nog Schrijven; nog noit was 'er een Boek in haar Taal geweest. Doe ter tijd dan begonmen in 't Laplands te Schrijven.Ga naar margenoot+ En 't eerste Boek was (mein ik) het A. B. boek,Ga naar margenoot+ 't geen men de Kinderen eerst geeft; met de voornaamste stucken der Religie: als, de tien Geboden Gods, d'Articulen des Geloofs, 't Vader onse; en eenige andere, die door den selven Nicolaas Andriesse t'zaêm-gevoegt wierden. Hy heeft ook eerst in 't Laplands gemeen gemaakt, de manier der Godsdienst, een klein Boekjen met gesangen, de wijse om de Misse te houden, te bidden en te singen. Dit zijn dan d'eerste boeken die in 't Laplands gedrukt zijn, op dat | |||||||
[pagina 35]
| |||||||
die Natie sig daar van mogte bedienen, om d'eerste beginselen der Christelijke Religie te leeren. Hier op zijn verscheidene gevolgt, door andere Autheuren beschreven: Een Boek genaamd het Handboek, overgeset uit het Sweeds in 't Laplands, door Johan Tornaeus, Pastoor en Prevoost tot Torna. Hier waren in begrepen de Psalmen Davids, de Spreuken Salomons, den Prediker; de Catechismus van Luther, Heilige Liederen; de Evangelien, en Brieven; met eenige gewoone Gebeden: Historie van Christi Lijden; Verwoesting van Jerusalem; de Rituële Dienst, en allerlei Gebeden. Dit Boek was in Octavo, gedrukt tot Stokholm, by Hendrik Keiser, in 't Jaar 1648. En opgedragen aan de Koninginne Christina. Olaus Stephani Graan,Ga naar margenoot+ Laplander, Meester van de Schoolen, en Pastoor by de Lappen te Lykzala, heeft diergelijken Boek uitgegeven, onder d'eigenste Tytel; gedrukt in 't Jaar 1669. tot Stokholm by Nicolaas Wankiif. Dit Boek heeft inhoudende de Evangelien, Brieven; de Sondagen, met de Collecten, en een kleine Kerkelijke Ordonnantie, welk is de Kerken-dienst; de Historie van 't Lijden Christi, en eenige Gebeden. Het is van 't eerste verschelende, om dat dit nader met de Dialect der Lappen van Lapmark, van Uma en Pitha over een komt. Den selfden Olaus heeft twee jaren te vooren 1667. tot Stokholm, by Georgius Hautsch laten Drukken, de Catechismus met de Vragen en Antwoorden, in 't Sweeds, met het Laplands daar tegen over. En in 't Jaar 1668. by desselfs Weduwe, de Vragen en Antwoorden, getrokken uit het Vraag-Tresoor van Paulin. Het derde, 't welk aanmerkens-waardig is, is, dat Koning Gustavus Adolphus een stuk Lands gaf, soo om de Kinderen op te voeden, te kleden en te reden, als tot andere nootsakelijkheden, om de Meesters t'onderhouden, die een groote gagie hadden, om haar best te doen; op dat de Lappen des te gewilliger en te grager hare Kinderen na die Schoole souden senden. Want sy geloofden te vooren, dat dese kosten vergeefs waren;Ga naar margenoot+ zijnde ook voor d'Ouders seer swaar, hare Kinderen soo verre van haar af te senden: Dese moeyelijkheid geduurt nog, alhoewel sy haar Ouders niets en kosten, tot opvoeding en kleding. D'een voor en d'ander na zijn tegenstrevig met tranen, diese uitstorten, wanneerse | |||||||
[pagina 36]
| |||||||
vertrekken; de Kinderen gaan dikwils ter sluips al heimelijk weg, en komen niet meer t'huis by d'Ouders. De Lappen dan hebben hier groote hulp door gekregen;Ga naar margenoot+ en by gevolg met grooten ernst de Christelijke Godsdienst beginnen t'overdenken, om die met grooten yver in 't werk te stellen; want sy hebben dese verborgentheden nu niet meer in een vreemde Taal, maar in haar eigen. Die haar te vooren onderrigteden hadden geen kennisse van de Laplandse Taal, sy spraken in 't Sweeds, 't welk dese Volkeren nauwlijks konden verstaan, niet anders wetende dan haar Moeder Taal: En soose al iets van buiten hadden geleerd, wisten sy niet wat de woorden beduiden. De Priester stond geduurig op een stoel, en voor hem stond een ander op een lager plaats,Ga naar margenoot+ welke de Priesters woorden uitleide op 't Laplands, soo goed als hy kon. Al dese sorg was niet genoegsaam: want den Vertolker was maar een gemeen eenvoudig Man, onwetende, en by-na sonder geest of oordeel; konnende niet wel uitdrukken na behooren, 't geen de Priester hadde gesegt; en de Priester kon ook niet wel weten, of sijn woorden getrouwelijk na gesegt wierden. Maar dese Boeken deden haar groot voordeel, want doe begonden sy de bediedenis der woorden, en andere Christelijke Onderwysingen volkomentlijk te verstaan; derhalven behoefdemen niet meer in 't Sweeds, maar in haar eigen Taal te Prediken. Dit soo zijnde voorgegaan, heeftmend'er sommige onder de Jeugt der Laplandse Kinderen gevonden, die in de Wetenschappen grootelijks voorderden,Ga naar margenoot+ als ook in de kennisse der Religie: Na datmense van dese School hadden overgebragt tot de Universiteit te Upsal, en daar volmaaktelijk hebbende geleerd, de Liberale Konsten, en de verborgentheden van ons Geloof; zijnse bequaam geagt, om haar mede Landsluiden in haar eigen Taal t'onderrigten. Olaus Petri noemt'er drie,Ga naar margenoot+ die tot dese weerde zijn verheven, welke allenxkens de Logt gewennende, zijn na d'Academie gegaan, en na hare gedane Studiën bequaam geagt om Priesters te werden. Dit waren de drie eerste, die elk na een Mark gesonden zijn; Prekende onder de Lappen in haar eigen Taal; krijgende de waardigheid om de Sacramenten uit te deelen. Dese goede wijse is nog in haar goede fleur; wijlse nu Priesters heb- | |||||||
[pagina 37]
| |||||||
ben van haar eigen Natie, die de Godsdienst waar-nemen, en openbaarlijk leeren in de Taal van haar Land: Derhalven is de Heer Christiaen Kortholt hier in bedrogen, wanneer hy segt, datmen den Dienst en Predicatiën binnen Lapland in de Sweedse Tale doet. Doe lieten sy haar Kinderen Doopen; en men sondse om het Evangelie te hooren Prediken, en kregen verstand van Jesus Christus. Tot soo verre zijn d'eerste sorgen van Gustavus Adolphus gegaan, tot vervoorderinge van de Christelijke Religie in Lapland. Maar gelijk de beginselen van alle dingen altijd eenige tegenstrevingen hebben,Ga naar margenoot+ alsoo was het ook in 't Prediken van 't Evangelium. Men overwoog te vooren een andere gewigtige saak, eer datmen dit begon, want men had in 't eerst groot werk om een Schoole buiten Lapland op te rigten, en daar buiten de Jeugt te laten komen leeren. Soo dat de Heer Skytt, Baron van Duderhoff, en Raads-Heer van 't Rijk, sig verpligt vond, den Koning Gustavus Adolphus te gaan spreken; en dese verworf soo veel door sijn lang aanhouden, dat hy daar door een onsterfelijke naam heeft gekregen; soo dat'er op nieuws verordent is, dat men dese Schoole soude houden, maar selfs in Lapland overbrengen,Ga naar margenoot+ in het Mark van Uma, by de Kerk van Lyksala; van welke de Kerk de naam van Lyksa gekregen had. De Koning oordeelden het ook seer noodig en voordeelig, wijl de jonge Kinderen der Lappen geduurig gewend waren haar eigen Logt te ademen, en waren ook niet gewoon haar natuurlijke spijs te veranderen; en 't was verdrietig een leven te leiden, datse ongewoon waren. Dese tweede Schoole der Lappen is gebouwt en vast gestelt door Patent-brieven van sijn Sweedse Majesteit,Ga naar margenoot+ in 't Jaar M DC XXXII. 't welk de Heer Baron van Duderhoff dank te wijten is. Al is 't dat dese groote Monarch in Duitsland met een swaren Oorlog geringeloort wierd, heeft hy sig egter niet minder bekommert met de saken die Lapland raakten, en de Christelijke Godsdienst voor te staan: Dit is dan de Patent-Brief van Gustavus: Wy, Gustavus Adolphus, door Gods genaden Koning van Sweden, Gotland, Wandalen, &c. verklaren, Ga naar margenoot+ wijl onse seer lieve Vader Zaliger Karel IX. voor desen Koning van Sweden, sig heeft bekommert, gelijk wy jegenwoordig nog doen, na dat wy door Gods voorsienigheid, op den Throon zijn geseten; wijl, seg ik, dat wy ons hebben begeven om sorg te dragen, dat onse Onderdanen, die in de verre gelegene | |||||||
[pagina 38]
| |||||||
Provinçien van 't Noorden woonen, gemeenelijk Lappen genoemd, in de Letteren en liberale Konsten tot haar behoudenis sullen Onderwesen werden; de menigte moeyelijkheden, Tumulten van Oorlogen, en Troebelen, hebben geduurig ons goed voornemen tot de Liberale Konsten om ver gestooten. Uit vreese dan dat ons goed oogmerk niet en soude sonder werking zijn; Ordonneren Wy en consticuëren Wy daer toe onsen getrouwen Raeds-Heer van het Rijk van Sweden, en Gouverneur Generael van Livoniën, Ingrien en Carelien, onsen dapperen Heer Johan Skytt, Vrij-Heer van Duderhoff, Directeur van de Schoole der Lappen die te Uma is; welke sig selven heeft aengediend om dese sake uit te voeren, en onder de zegen Gods te voltrekken. De Bestieringe van dese Schoole sal altijd in de Familie van de Skytten wesen. Om dan dese Schoole met sijn Meester te onderhouden, geven Wy haer de Inkomende Tienden, welke de Parochie van Uma van 't Koorn heeft, na dat de ordinare Subtractie van geseide Tienden gedaen is: Dit sullen dan de Tienden zijn van 't Grein soo wel als van andere giften, welke den boven-gemelden Johan Skytt kan effectuëren door sijn neerstigheid te krijgen; hebbende de volle Magt om die t'imployeren tot profijt en onderhoud der geseide School, soo als het den selven sal oordeelen noodig te zijn. Wy dragen niet te min sorg voor de Kroon en onse Successeurs, het Souvereine Reglement en volkomene Dispositie van 't gene in 't toekomende noodig is. Tot confirmatie van 't boven-geseide, onderteikenen Wy dit met Onse eigene Hand, en doen Ons Koninklijk Zegel daer aen hangen. Gegeven in Oud Stetin in Pomeren, den twintigsten Junii, Anno Christi M DC XXXI.
Door dese Brieven dan is 'er een School in Lapland,Ga naar margenoot+ en in 't besonder te Uma, opgerigt; 't welk genoeg bewyst dat'er te vooren noit geen geweest is. Behalven dese School, was'er nog de oude te Pitha buiten Lapland; op welke alleen een Pastoor het opsigt had; maar hier was een Directeur en Raadsheer van 't Rijk van Sweden, welke vry grooter gesag had. In de tweede plaats vergenoegde men niet met de gagie en inkomsten des Meesters en der Scholieren; maar hier waren vaste Goederen, de Tienden van Uma, alwaar sy haar Penningen en betaling uitkregen. Maar gelijk men voorsag dat dese Inkomsten nog niet genoeg en waren, soo quam men over een met de Heer Skytt, wegens de volkome- | |||||||
[pagina 39]
| |||||||
ne dispositie of schikking van d'andere goederen, welke hy door andere wysen tot sijn effect kon brengen. De Godsdienstigheid deses Heers jegens sijn God, en den yver tot de goede Letteren voort te setten, stonden niet stil; doende daar geduurig soo veel weers toe, dat hy 'er nog by kreeg de somme van vyf duisent Daalders,Ga naar margenoot+ dat is, meer als drie duisent Kroonen van een Onçe, of drie duisent Rijksdaalders; zijnde een gedeelte van sijn eigen goed, en een gedeelte van sijn Vrienden. Hy aanbood dese Somme aan de Koninginne Christina, om gebruikt te werden tot het werk van de Kooper-mijnen, op voorwaarde, dat de Schoole te Uma daar Jaarlijks haar Renten sou van hebben, diemen anders gewoon was aan de Kroon te betalen, door eenig Landgoed van die Parochie. De Koninginne en toefde niet lang om dit door Patent-brieven vast te stellen, gegeven twee Jaren daar na, en uitgevoert door de Voogden van 't Rijk. Hier volgt de Brief.
WY, Christina, Ga naar margenoot+ by der gratie Gods verkooren Koninginne, en Erf-Princes van Sweden, Gotten en Wandalen, Groot-Princes van Finland, Estonie en Karelien, Vrouw van Ingria: verklaren, gelijk te vooren den Hoog-verheven en Magtigen Koning van Sweden, Onse seer lieve Vader, welke door een groote liefde van Godsdienstigheid ingenomen was om Gods Kerke te vermeerderen, en de barbarische Volkeren, welke op de ver af gelegen Frontieren van het Noorden woonden, te bekeeren, en te brengen tot de volle kennisse Gods en Christi; soo heeft Hy geordonneert een Schoole binnen Lapland, in 't Mark van Uma; waar toe hy gesteld heeft tot Directeur, onsen getrouwen Raedsheer van 't Koninkrijk Sweden, President van 't Koninklijk Vonnis in Gotland van Junecopi, Cancelier van d'Universiteit te Upsal, en Wet-gever van aen dees sijde gelegene Finland, onse Vriend en Voordeftige Heer Johan Skytt, Vrij-Heer te Duderhoff, Heer van Groenci, Stroemstum, en Skytteholm, Ridder van de Gulde Ketting: Na welkers dood heeft hy geaccordeert met sijn Heeren van 't Regt en d'Authoriteit der Bedieningen van de geseide School; soo heeft hy door sijn mildigheid daer by gedaen de Tienden der Koorn-solder van Uma, welke jaerlijks aen de Kroon betaelt wierden. Derhalven bevestigen Wy niet alleen 't geen Onse voornoemde Vader door Godsdienstigheid vast gesteld heeft; maer doen ook ten desen tijden weten, dat den | |||||||
[pagina 40]
| |||||||
voor-gemelden Uitmuntenden Heer Johan Skytt, tot profijt der Schoolen in Lapland heeft opgebragt; en van de Sijne, met eenige andere devote Persoonen heeft vergaderd, de Zomme van vijf-duisend Daelders, gemunt geld, die hy aen de Compangie van 't Kooper heeft aengeteld: Soo versoeken Wy beleefdelijk, dat de voorseide Zomme, voor Ons en voor de Kroon, in dese Compangie des Koopers bewaerd werde, en dat Wy tot een Jaerlijkse Rente van dit geld, tegen agt ten honderd aen de voorseide Schoole der Lappen, van d'Inkomsten van Norland geven; op Conditie dat de Mayers der selve, aen deselve School haer Contributien betalen; 't welk Wy Approberen; haer gevende tot Hypotheek, de geseide Land-goederen, die Ons en de Kroon toebehooren, gelegen in de meer-gemelde Parochie van Uma, en West-Botnia; namelijk van
Dese Pagt-goederen sullen alle Jaren aen de Laplandse School, de ordinare en Extraordinare Taxen betalen, die haer tot nog toe zijn opgeleid; en dat door de handen van de Mayers, of die de Landen bewoonen: 't Welke on-op-houdelijk en geduurende al den tijd, dat Wy by Ons de voornoemde Zomme van vijf-duisend Daelders, in handen van die Compagnie hebben; en tot deselve weder aen de Schoole der Lappen, tot haer onderhoud als anders mogt gegeven werden. Om deser oorsaken, verbieden Wy alle onse Officiers, en alle de gene welke op-gemelde Hypotheek dier Schoole mogt komen te pretenderen, voor dat die geseide Penningen haer mogten zijn gerestitueert, niets te doen of toe te laten dat eenig molest aen die Schoole gedaen werden, tegen 't Verbod van dit tegenwoordig Edict. Tot Confirmatie van dese Acte, hebben de Voogden en Administrateurs van dit Koninkrijk, die met Haer eigen Hand Onderteikend, en het Koninklijke Zegel daer aen doen hangen. Actum in Stokholm den vijfden November, M DC XXXIV. | |||||||
[pagina 41]
| |||||||
Dit zijn de Namen van de Administrateurs:
Dese School heeft reeds louter toegenomen,Ga naar margenoot+ krijgende Luiden van een goeden geest; die haar gelijk onse Natie, seer Christelijk aanstellen. Men vind 'er zedert die tijd een menigte van jong Volk, daar men groote moeite mede gehad heeft, omse tot dese Godvreesendheid te brengen; soo dat 'er nu dit Jaar M DC XXXIV. al verscheidene door het Examen zijn gepasseert. De Kinderen doetmen daar eerst te samen singen de Psalmen Davids,Ga naar margenoot+ in 't Sweeds overgeset, gelijk men die al eenige Jaren in die Kerke in 't gebruik gehad heeft. Sy singen seer wel; daar na seggense een voor een in 't A. B. boek haar Lesse op;Ga naar margenoot+ in welke niet alleen de Letters zijn, maar ook de Vragen van de Catechismus,Ga naar margenoot+ 't Gebed des Heeren, de twaalf Articulen des Geloofs, de tien Geboden, met het Formulier van den Doop, en 't Heilig Avondmaal; het voor- en na-Gebed aan de Tafel, met d'Ogtent en Avond Gebeden. De Kinderen lesen dat Boek volgens de gewoonte diese in de Schoolen van dat Land hebben;Ga naar margenoot+ die van grooter Geest zijn, seggen bescheidentlijk van buiten de Vragen op, sonder te haperen; lesen de Evangeliën 's Sondaags en op de Feest-dagen, in 't Sweeds overgeset. De Examinateurs hebben bevonden, dat dese barbarise Kinderen soo wel leeren, en toenemen in soo korten tijd, de Fondamenten van 't Geloof, en andere Letteren, datse d'Onse niet hoeven te wijken; in soo korten tijd (seg ik) dat de Kinderen dikwils langer doende zijn om te leeren lesen. Dese Schoole te Liksa of liever Liksala, werd door een aansienlijk getal van Jonge Lappen dagelijks besogt,Ga naar margenoot+ welke vry bequaam zijn om verder te leeren, waar toe men zijn best doet om tot hooger dingen te Oefenen; alhoewel men veel moeiten aangewend heeft, met haar te doen leeren 't geen noodig is, om als een goed Christen te leven. Men kan jegenwoordig sien, met wat een brandende yver d'Ouders hare Kinderen na de Schoole van Liksala stuuren:Ga naar margenoot+ Waar uit men genoegsame blijken siet, dat de Christen Kerke nu in een ander | |||||||
[pagina 42]
| |||||||
fatsoen geraakt is als te vooren; alwaar het Geloof doe ter tijd, maar als gedwongen en om de Koning te behagen, aangenomen wierd. 't Heeft ook den Koningen niet weinig moeiten gekost,Ga naar margenoot+ om de Kerken en Schoolen daar te stigten, en die te versorgen met Priesters, Leer-meesters, Boeken en andere nootsakelijkheden, om haar t'onderwijsen. Dese Priesters en Meesters verrigten nu al haar dingen in de Laplandse Taal. Het Mark van Uma heeft een Kerk met een School, en een Laplandse Priester, die alle Jaren de seer verre gelegene Huisgesinnen in alles volkomelijk onderwijst. 't Lapland van Pitha heeft dry Laplandse Priesters,Ga naar margenoot+ welke op dry verscheide plaatsen woonen; en van de Koning onderhouden werden: De Lappen zijn in die hoek, seer na by haar Priesters, en daarom konnen sy van deselve dikwilder in 't Jaar besogt werden. In Lapland van Luhla heeft men niet meer dan een Laplandse Priester, die veel moeite heeft, om dat de Huisgesinnen verre af gelegen zijn; soo dat hy genoodsaakt is sig dikwils moede te maken, indien hy sijn Bediening wel wil waarnemen. De twee overige van Torna en Kimi, welke grooter zijn als d'andere, hebben elk een Laplandse en een Sweedse Priester; die eens Jaarlijks haar Volk gaan besoeken, als het Jaarmarkt is, dat gemeenlijk in de Maand van Februarius komt: Wanneerse daar komen, Doopen sy de Kinderen, en onderwysen het Volk in de Christelijke Leere. Dit doet ons dan gelooven, dat de Priesters in haar Dienst niet sloffig zyn,Ga naar margenoot+ en haar Leere van God gezegend werd, ontrent het Onderwysen der Lappen. Sy hebben voor haar moeiten een sekere betaling, welke genoegsaam is om haar Huis op te houden. Men geeft haar een derde van de Rheën,Ga naar margenoot+ die de Lappen anders aan de Kroon moesten geven; met het derde van alle Tienden, welke zyn, of een paar Schoenen, of een witte Vos, of de helft van een Snoek. De Priesters werden van de Lappen seer bemind,Ga naar margenoot+ en in groote waarde gehouden, diese de naam van Hersai geven, dat is in onse Taal Heeren gesegt: Wanneer 't gebeurt datse de Priesters van verre sien, om hare Rheën te halen; soo brengen sy de Priesters in haar Tenten, die gemaakt zijn van Berken-boomen Takken, in d'aarde gesteken, en met Vellen van Rheën overtrokken. Dan komen al de Lappen van die Familie aanloopen, en na datse | |||||||
[pagina 43]
| |||||||
haar hebben gegroet met een groote Eerbiedigheid,Ga naar margenoot+ seggen sy, Saatervue tulemast Lapinmaa, dat is te seggen: wy zijn seer verblijd over uwe komste hier in Lapland. Haar Tafel is een Berd dat op d'aarde neder legt;Ga naar margenoot+ en dienen eenige drooge Visch voor, met gedroogt Rheën vleis, gebraden Tongen, met eenige Beenen daar sy het Vet uit braden; welke van haar Wild-vangts is. Sy Eten hare spijs sonder Brood of Zout.Ga naar margenoot+ Maar de Priesters nemen met haar Brood, Zout, en Wyn, (Bier is daar om de groote Koude niet in 't gebruik) en de Lappen geven haar dan eenige Napjes, uit welke sy gewoon zijn water te drinken, zynde uit basten van Bomen gemaakt. Sy hebben over het gansche Land niet de selfde wyse;Ga naar margenoot+ want (volgens het berigt van Lundius) de Lappen van het Mark de Uma, dragen hare Priesters grooter Eerbiedigheid toe, haar meer ontsiende, ten minsten voor het uiterlijke oog. Sy gaan ook meer te Kerken, als wel de Lappen van Lula doen; die soo veel agtings voor haar Priesters niet hebben; sprekende haar trotselijk aan, voornamentlijk dronken zijnde: Niet jegenstaande dit, zijnse mild op haar plaatsen, en vriendelijker als andere; haar dikwils opschaffende een groot hart, en menigmaal kaas, drooge visch, en vleis. De Lappen vyeren de Sondag seer Godsdienstig,Ga naar margenoot+ ja sullen het minste werk niet doen, soo sy het maar verby konnen; want sy agten dat God op die dag meerder moet ge-eert werden als iets anders, dat minder is. Des Saterdags breken sy af van haar werk te doen; sy laten hare Kudde rusten, als ook de Paarden; sy sullen selfs op die dag niet Melken; hare Rheën latense door het Veld gins en weêr loopen, zonder te doen werken. Wanneermen in de Kerke Predikt, zijnse seer nauw toeluisterende; singen de Psalmen Davids met malkander:Ga naar margenoot+ De Laplanders van Torna singen met soo een hevigheid, datse daar op roemen, wie de beste singt. Sy maken groot werk van de Heilige Sacramenten,Ga naar margenoot+ diese met een groote Eerbiedinge gebruiken, boven al dat van den Doop; Om dat de Vrouwen, na datse tien of twaalf dagen oud Kraams zijn, een lange reise, over Berg en Dal, Bossen en Meiren, aanvaarden, om haar Kinderen selfs in de Kerk ten Doop te brengen. Sy Communiceren met een groote Eerbiedigheid, en eer sy de | |||||||
[pagina 44]
| |||||||
Tafel des Heeren naderen, belijden sy hare sonden, en gaan daar aan sitten, na datse vergiffenisse gekregen hebben. Sy veronagtsamen ook d'andere Christelijke Godsdienstigheden niet; sy sullen niet Sweren nog ymand Vervloeken, of Lasteringe spreken: Zijn seer liefdadig tegens d'Arme;Ga naar margenoot+ Sy verkeeren onder elkander met groote beleefdheid, malkander Eerbiedigheid bewysende, en somtijds besoekende; onderhoudende groote vriendschap, voornamentlijk wanneerse van een Landschap zijn, of van eender Familie. Hoe meer sy in de Christelijke Religie geoeffend zijn, soo veel te liefdadiger werdense bevonden. Maar gelijk sy seer nauwkeurig alle dese dingen waarnemen,'t welk door de submissie of gebod der Kerkelijke Wetten herkomstig is; soo verbreken en slaan sy nog onstukken hare Trommels, en verbranden d'Afgoden,Ga naar margenoot+ de tronken van Bomen, vermorselende de Steenen, diese voor Goden plegen te houden. 't Is gebeurd dat sekeren Laplander, genaamd Pieter, woonende in 't Landschap van 't Lapmark van Torna, op een tijd, den Afgod Seitan had aangebeden:Ga naar margenoot+ Hier mede vorderde hy soo veel, dat sijn Rheën binnen seer weinig tijds quamen te sterven. Dese toeval verpligte hem, om na sijn Seitan weder te keeren, en hem te bidden, dat dese Plaag mogte afgeweert werden: maar sijn Gebeden waren vergeefs, want sijn Rheën stierven als te vooren. Hy begeeft sig met sijn gansche Familie op de weg; brengende op die plaats, daar sijn Afgod Seitan was, een groote menigte van droog Hout: hy sette rondom den Afgod eenige groene tacken van Mastboomen, uit welke sy Hars trecken; en dede hem Offerhande; bragt hem vellen, hoorns en hoofden van Rheën: Hy viel ter Aarde neder met sijn gansche Huisgesin, en bad met lang aanhouden, hulpe van sijn God Seitan; en begeerde door een Teiken te weten, of hy een ware God was. Geen Teiken konnende krijgen, alhoewel hy met een ernstigen yver den ganschen dag Gebeden had; soo rees hy met al sijn Volk op, en leide het drooge Hout rondom den Afgod; 't welk in brand gesteken zijnde,Ga naar margenoot+ brande hy de God Seitan van dat Landschap. Sijn Gebuuren wilden hem hier over doodslaan; maar stelde haar te vreden, door dese Antwoord: Seggende, waarom laat gy-lieden niet toe, dat dese God hem selven wreeke? Dese Laplander wierd daar na seer vast en volstandig in de Christelijke Religie;Ga naar margenoot+ want, wan- | |||||||
[pagina 45]
| |||||||
neer 't gebeurde dat d'andere hem dreigde, door hare Toveryën om hals te brengen; Song hy Liederen, met een groot vertrouwen op den waren God, die Hemel, Aarde en alles wat daar in is, gemaakt heeft; want hier door wierden hare voornemens onkragtig en onnut: Hy sprak het Symbolum der Apostelen, 't Gebed des Heeren, en andere Gebeden meer. Hy verbrande van doe ter tijd af alle de Seitans die hy maar kon besetten. Hy sond sijn oudste Soon na Enareby,Ga naar margenoot+ met order om alle Afgoden te vernielen die hy vinden kon. Maar dese Soon, genaamd Wuolloba, was om dit doen gedwongen na Noorwegen te vlugten; vreesende voor de lagen en verspiedingen, met welke die van Tnare hem vervolgden. Gelijk als desen den Seitan verbryselde, even soo dede een Laplander van Tenobie, met sijn Trommel: welke te vooren na de verbiddinge van den Priester niet en wilde luisteren. Sijn Moeder quam eens in een seer sware Siekte te vervallen: Hy dede veel moeite om eenig middel door sijn Trommel aan te brengen; maar na veel moeite gedaan te hebben, quam sijn Moeder evenwel te sterven; Waar door hy een afkeer van sijn Trommel kreeg, en bryselde hem in duisend stucken;Ga naar margenoot+ Belydende, door ervarendheid bevonden te hebben, dat sijn Trommel nergens toe en diende. 't Gene wy dan hier boven gesegt hebben, doet genoegsaam blijken, dat de Lappen heden ten dage, de Christelijke Religie toegedaan zijn; die nu veel beter en nauwkeuriger geoeffend werd, als in de voorige Eeuwen. |
|